De ondergang van de agenten van Herodes (5.6.1862)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 198 / 214 »»
[1] Na dat onderricht kwam Rafaƫl weer bij ons terug, en nu verklaarde hij de nog altijd voortdurende storm.
[2] In Tiberias hielden zich veel gezanten van Herodes op, die de opdracht hadden Mij en Mijn leerlingen op te sporen zodra ze zouden horen waar Ik verbleef en dat vernamen ze door de teruggekeerde schippers, die rond het middaguur de mensen uit Joppe naar Marcus hadden gebracht. Daarom hadden ze verscheidene schepen bemand en die tegen de avond van Tiberias laten afvaren in de richting van Marcus, om Mij te pakken te krijgen. Het Meer van Galilea heeft vanaf de meer heidense dan Joodse stad Tiberias tot aan het dorp van Marcus echter zeer steile en rotsachtige oevers, en tussen de twee bovengenoemde plaatsen, die toch tamelijk ver van elkaar verwijderd liggen, heeft men hoogstens drie plaatsen waar de vissers met hun boten amper kunnen aanleggen.
[3] Dat het de tamelijk grote schepen, die tegen de avond van Tiberias met de mensen van Herodes waren uitgevaren om Mij in handen te krijgen, bij de storm slecht verging, kan iedereen zich gemakkelijk indenken; want direct bij hun vertrek uit Tiberias woei er een zeer hevige noordwestenwind die de schepen met onweerstaanbaar geweld naar de oostkust dreef, waar ze met kracht tegen de oever botsten en al behoorlijk beschadigd raakten.
[4] De schippers waren nu druk bezig om enkele gebroken roeiriemen in een nog enigszins bruikbare staat te brengen, maar verklaarden tegelijkertijd tegenover de gezanten van Herodes dat ze deze nacht -als de wind niet zou draaien of helemaal zou gaan liggen -deze oever voor geen goud meer zouden verlaten.
[5] Als ze zelf hun leven wilden wagen, moesten ze maar in de drie beste schepen stappen, zelf de roeiriemen ter hand nemen en proberen om naar de overkant naar het kuuroord te varen, dat bij gunstige wind ruim drie uur varen verderop lag. Maar ook de gezanten van Herodes bleken daar geen zin in te hebben.
[6] Toen de noordwestenwind spoedig daarna naar het oosten draaide, zeiden de gezanten van Herodes: 'Welnu, moedeloze schippers, de wind is gunstig gedraaid! Durven jullie ook nu niet naar de overkant te varen?'
[7] De schippers zeiden: 'Overdag, als je de gevaren ziet, kun je bij deze wind gemakkelijk naar het kuuroord aan de overkant varen; maar 's nachts is dat ondanks de gunstige draaiing van de wind een waagstuk, en dan kun je erg gehavend raken. Bovendien is een oostenwind die 's avonds opsteekt niet te vertrouwen, omdat hij wellicht in een orkaan overgaat; en als die tekeer gaat, wee dan degene die zich op het water bevindt!'
[8] De schippers maakten twee schepen voor zichzelf stevig vast aan de oever en zeiden tegen de gezanten van Herodes: 'De andere en betere schepen daar zijn tot jullie beschikking! Vaar nu zelf maar waarheen jullie durven en willen; wij pakken vannacht geen roeispaan meer vast! De schepen die wij hier aan jullie overdragen zijn eigendom van de stad; als ze samen met jullie te gronde gaan, kan Herodes ze aan de burgers vergoeden. Maar deze twee schepen zijn ons eigendom, en wij zullen ze niet verder aan gevaar blootstellen, en onszelf nog minder.
[9] Bovendien hebben wij van alle kanten gehoord dat allen die geprobeerd hebben de Nazarener op te sporen, er slecht vanaf zijn gekomen - en wie weet of hij, die naar men zegt een verbond heeft met alle geheime machten en krachten, niet al precies van jullie voornemen op de hoogte is en onze reis naar het kuuroord, waar hij volgens degenen die wij vandaag naar het kuuroord hebben gebracht mogelijk zou verblijven -wat misschien wel en misschien niet zo is -al helemaal verijdeld heeft; dat hebben wij in Tiberias ook al tegen jullie gezegd, en daar hebben jullie ons om uitgelachen. En nu staan we hier en kunnen niet verder!'
[10] Daarop zei een overste van de gezanten van Herodes: 'Laat die twee lafaards hier toch zitten! Het is een maanlichte nacht en de wind is gunstig; met die windkracht zijn we binnen een uur aan de overkant, en in het kuuroord zullen we spoedig te weten komen waar de Nazarener zich met zijn aanhangers ophoudt.'
[11] Hierop stapten ze in de vijf schepen, die eigendom van de stad waren, en trokken krachtig aan de roeiriemen. Toen ze uit het moerassige water op het vrije, open meer kwamen, veranderde de oostenwind, die tevoren al hard woei, onmiddellijk in een zeer hevige orkaan, die het water weldra tot torenhoge golven opzweepte.
[12] Toen zeiden de schippers op de veilige oever: 'O, het zou wel een groot wonder zijn als ook maar een van die vijf schepen de overkant bereikt. Die dwazen krijgen hun verdiende loon, als ze allemaal te gronde gaan! Misschien dat het schip, waar de overste op vaart, de overkant haalt en daar te pletter slaat, omdat het stevig getimmerd en goed afgedekt is; maar de vier open schepen zinken reddeloos!'
[13] En zo gebeurde het ook: De vier open schepen met honderd dertig soldaten van Herodes werden al na een kwartier door het meer verzwolgen; alleen het schip van de overste bereikte na twee uur de overkant, en wel alleen omdat Ik dat zo wilde.
«« 198 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.