De commandant Leander voor de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 204 / 214 »»
[1] Na deze woorden van de dienaar werd het iedereen lichter om het hart.
[2] De commandant ging direct met de dienaar mee naar het herenhuis, waar deze hem direct bij Mij bracht en tegen hem zei: 'Kijk, dat is de Heer!'
[3] Nu boog de commandant diep voor Mij en zei: 'Heer! Wees niet alleen mij, maar ook de andere zondaars genadig en barmhartig! Want wij waren immers alleen maar blinde en zwakke knechten van de boze Herodes omdat hij ons onder veel dwang in zijn dienst heeft genomen - alleen, vandaag hebben wij besloten hem nooit meer te dienen en we zullen u ook eeuwig nooit meer achtervolgen. Ja, als het mogelijk is, zouden wij u vanaf vandaag of morgen ten dienste willen staan, maar nooit meer de slechte en domme trotse Herodes!' ,
[4] Ik zei: 'Leander, Ik vergeef jullie je zonden! Wie in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft en handelt, zal niet verloren gaan!
[5] Mijn leer bestaat heel eenvoudig uit het volgende: Erken de ene, enig ware God en Heer, en dus ook Mij, omdat Ik vanuit Hem in deze wereld kom en Zijn geest in Mij draag, en heb de ene God boven alles lief en je naaste als jezelf, dan zul je het eeuwige leven ontvangen!
[6] Zoals jouw vertrouwen de weg naar Mij heeft geopend, zo zal ook jouw geloof in Mij de weg naar het eeuwige leven ontsluiten.
[7] Maar jij kent ook de wetten die God op de Sinaï door Mozes aan het volk Israël heeft gegeven; houd je daaraan en niet meer aan je vele valse, dode goden en andere zeden en gebruiken; dan kun je een goed instrument in Mijn rijk worden!'
[8] Vol van vreugde zei de commandant: 'O Heer, waar gaat u uw rijk vestigen? Waar is uw burcht, opdat ik daar morgen heenreis en u daar als dappere soldaat mijn diensten aanbiedt?'
[9] Ik zei: 'Luister! Mijn rijk, dat Ik nu weer opnieuw vestig onder de mensen op deze aarde, is geen aards rijk zoals dat van een koning, die jij "hebt gediend en waarvan er nog legio zijn op de hele aarde, maar Mijn rijk is een geestelijk rijk en is niet met allerlei pracht en praal zichtbaar voor de ogen van het lichaam; want het bestaat inwendig in de mens en de sterke burcht, die eeuwig nooit door een macht overwonnen kan worden, is het gelovige, liefdevolle hart dat vol vertrouwen is en zonder hoogmoed, zonder afgunst of jaloezie, zonder leugen en bedrog, maar in plaats daarvan vol deemoed, zachtmoedigheid, geduld en barmhartigheid; daarin zal Ik, de ene en enig ware Heer en Koning van alle bestaan en leven, Mijn intrek nemen bij ieder mens wiens hart en gemoed die genoemde eigenschappen zal bezitten.
[10] Als je bij Mij als soldaat in dienst wilt treden, moet je dus in de burcht die Ik je nu heb getoond, uit vrije wil en vol geloof, vertrouwen en volliefde voor God en je medemensen vertrouwd raken met Mijn leer!
[11] Dat begrijp je nu natuurlijk nog niet in het volle licht van de waarheid; geloof, leef en handel echter maar met alle ijver volgens wat jij gelooft, dan zal de geest van Gods eeuwige liefde in jou ontwaken en je in alle waarheid binnenleiden, en pas in het licht van die waarheid zul je Degene herkennen die dit nu tegen je heeft gezegd. En als je Hem geheelovereenkomstig de waarheid herkend hebt, zal alles wat je nu nog een diep verborgen geheim toeschijnt ook allemaal duidelijk en meer dan zonneklaar voor je worden. Verkondig dat ook aan je metgezellen!'
[12] Na deze woorden van Mij was de commandant Leander totaal verbluft en zei: 'O Heer en Meester! Zoals U heeft nog nooit een mens op deze aarde gesproken! Ik heb zeker niet alles ten volle begrepen; maar zoveel is mij uit Uw woorden wel duidelijk geworden, dat U geen kroon en scepter van deze wereld nastreeft, maar alleen dat alle mensen weer terugkeren naar de aloude, reeds sinds zeer lange tijd verloren gegane waarheid van het meest innerlijke geestelijke leven.
[13] onze oude wijzen hebben dit verloren gegane rijk van de volle, levende waarheid weliswaar met grote ijver gezocht en er hier en daar ook sporen van gevonden; maar zelfs de meest wijze onderzoeker heeft de omineuze sluier van onze Isis niet kunnen oplichten.
[14] Maar U, o Heer en Meester, bent de ware Isis Zelf en licht de dichte sluier nu voor ons mensen op, en dat is naar mijn mening het ware, geestelijke levensrijk, dat U nu onder ons mensen op deze aarde sticht en waarvan U de enig ware Heer en Koning bent, in Uw geest was en voortaan ook zult blijven. Want als de liefde, de waarheid en het leven een en dezelfde kracht is, dan is het leven even onvergankelijk en onvernietigbaar als de waarheid als zodanig eeuwig waarheid moet blijven.
[15] Tot zover heb ik de betekenis en geest van de woorden opgevat die U tot mij, onwaardig mens, hebt gericht; een verdergaand en dieper doordringend licht verwacht ik van de liefde en genade van Hem, die de enige echte en volkomen waarachtige Koning van het rijk van het innerlijke, geestelijke leven IS.
[16] Maar nu is het de vraag wat wij met die slechte en meer dan domme Herodes moeten doen! Hoe kan die wellusteling zelfs maar op het idee komen om de meest liefdevolle Wederbrenger van de waarheid des levens van alle mensen in zijn machteloosheid te vervolgen?! O, die stekeblinde schurk!'
[17] Ik zei: 'Laat Herodes maar met rust en bekommer je niet meer om hem; want zijn luister zal weldra volkomen ten einde zijn!
[18] Wat jouw overste echter heeft besloten ten aanzien van het vergoeden van de vier gezonken schepen van de burgers van Tiberias, dat moet hij ook ten uitvoer brengen, en Ik zal hem met de macht van Mijn wil ondersteunen; in de toekomst zal hij niet veel soldaten meer uitzenden, die de Waarheid met boeien moeten binden en tenslotte zelfs moeten doden en volkomen vernietigen!'
[19] Diep ontroerd bedankte de commandant Mij voor deze opdracht aan de overste, en hij beloofde Mij dat de uitvoering van Mijn wens niet achterwege zou blijven.
[20] Daarop vroeg hij Mij echter ook wat de overste gerechtigd was te ondernemen, en wel uit naam van de achtergebleven weduwen en wezen, in Verband met de honderd dertig in het meer verdronken soldaten, die toch ook mensen waren en zich onder dwang naar de wil van die woesteling moesten voegen en, zoals bekend, tegen de meest armzalige soldij; want de soldaten, die Herodes zeer toegewijd en trouw waren en zijn lijfwacht vormden, hadden van hem de begunstiging ontvangen om net als iedere andere staatsburger in het huwelijk te treden. En nu de soldaten er niet meer zijn, wie zal nu dan hun vrouwen en kinderen onderhouden en voeden?'
[21] Ik zei: 'De verdronken soldaten waren als afgerichte jachthonden, die geen liefde en erbarmen hadden tegenover mensen, die zij in naam van Herodes maar al te vaak zonder noodzaak of opdracht kwelden om zichzelf een aanzienlijke schadeloosstelling voor hun karige soldij te bezorgen; de laatste tijd zijn hun praktijken in het geheim al zo erg geworden, dat degenen die maar al te vaak door hen onder druk werden gezet echt vertwijfeld zijn geraakt.
[22] Door hun geheime praktijken, waarover niemand bij een rechtbank zijn beklag durfde te doen uit vrees naderhand nog erger door hen gekweld te worden, hebben ze veel schatten verkregen, en hun nabestaanden hebben meer te besteden dan jij en je overste. Wat ze hebben, hebben ze goed opgeborgen, en het zou voor een wereldse rechter nauwelijks mogelijk zijn om hen tot de bekentenis te brengen dat ze onrechtmatige goederen bezitten.
[23] Maar Herodes moet aan degenen die door zijn trouwe jachthonden vaak erg onderdrukt zijn, de schade vergoeden, omdat hij nagelaten heeft zijn jachthonden die strenge wetten te geven, volgens welke zij niet naar eigen willekeur met de arme onderdanen hadden mogen omgaan! Bovendien vond hij het zelfs ook wel goed, als hij soms iets hoorde over de geheime praktijken van zijn jachthonden; want daardoor hoefde hij immers geen betere soldij uit te betalen.
[24] Die vreselijke jachthonden hebben uiteindelijk hun verdiende loon gekregen, en Herodes moet alleen de door hen toegebrachte schade vergoeden, waar de overste heel goed voor zal kunnen zorgen. En nu kun je weer naar jullie hut gaan, waar je vol verlangen verwacht wordt. Morgen zullen we elkaar weerzien.'
[25] De commandant bedankte Mij heel uitbundig voor Mijn onderricht en geduld, en begaf zich toen geheel getroost naar zijn metgezellen en vertelde hun alles wat hij van Mij had gehoord.
«« 204 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.