De gasten vertrekken naar hun eigen woonplaatsen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 214 / 214
[1] Hierop zei de overste: 'O Heer en Meester, dat zullen wij allen doen, omdat wij er nu allemaal maar al te duidelijk van doordrongen zijn, wie in U zo tot ons heeft gesproken, zoals nog nooit een mens tot zijn medemensen heeft gesproken. U alleen bent werkelijk de Heer Zelf en zult het ook eeuwig zijn en blijven!
[2] Maar sta mij nu genadig toe, o Heer, U te vragen wat wij met Herodes moeten doen! Is het juist en U welgevallig, als wij ons voornemen met hem ten uitvoer brengen voor het welzijn van zovele armen en noodlijdenden, die hij maar al te vaak overmatig en uiterst onbarmhartig heeft onderdrukt door middel van zijn gerechtsdienaren en gewetenloze soldaten, van het soort zoals die gisteren op de schepen verdronken zijn?'
[3] Ik zei: 'Wat terecht is, is ook goed! Maar als jullie wat tegen die sluwe vos ondernemen, wees dan heel voorzichtig en overleg alles goed in Mijn naam! Laat iedere hartstocht en toorn achterwege, en bereken iedere stap heel verstandig, opdat niemand jullie de weg verspert en jullie met je goede voornemen daarna zonder invloed op de achtergrond geplaatst worden!
[4] Als jullie in Mijn naam en volgens Mijn advies handelen, zullen jullie die vos gemakkelijk in het nauw drijven, en dan zal hij aan jullie gerechtvaardigde verlangen tegemoet moeten komen. Maak de zaak dus pas bekend als jullie alles zodanig voorbereid hebben, dat de vos niet meer kan ontsnappen uit de voor hem gelegde val; want een vos heeft heel goede oren, en men moet heel zachtjes en geruisloos naar zijn hol sluipen om daar met succes een val voor hem te kunnen neerzetten.
[5] Maak dus ook geen ophef over Mij en Mijn werken, en maak Mij niet nog bekender bij die vos dan Ik al ben, maar zeg wat jullie als gevolg van jullie blinde ijver overkomen is; vertel hem dat jullie Mij op beschermd Romeins gebied hebben aangetroffen, waar jullie ten eerste volgens de wet en ten tweede als gevolg van jullie geringe sterkte, die de storm jullie bezorgde, niets tegen Mij mochten en konden ondernemen, waarvan Mijn vriend Marcus hier en nog vele andere getuigen jullie een geldig getuigenis zullen geven, en vertel hem nog een ding, namelijk dat van de inwoners van Tiberias, aan wie hij dan de veroorzaakte schade wel zal vergoeden. Over verdere plannen tegen hem moeten jullie niets laten merken!
[6] En nu nog iets! Er zijn arme en zieke mensen uit Joppe ter wille van hun genezing hierheen gekomen en ook volkomen genezen; neem ze mee op jullie schip dat nu helemaal in orde is, nadat het ochtendmaal gegeten is, en breng ze naar Tiberias; van daaruit zullen ze dan op weg gaan naar hun huis! Van deze mensen uit Joppe zullen jullie veel over Mij horen wat jullie. hier niet te weten konden komen; dat zal jullie hart, jullie geloof en jullie liefde voor Mij grote kracht geven.
[7] In Tiberias kunnen jullie hun van jullie overvloed ook het nodige reisgeld geven, wat jullie niet onvergolden zal blijven. Doe, wat Ik jullie nu heb gezegd!
[8] En laten we nu naar het ochtendmaal gaan! In jullie slaaphut zullen jullie het reeds voor jullie klaargemaakte ochtendmaal, de wapens die jullie gisteren afgenomen zijn en de duidelijk geschreven getuigenissen voor Herodes aantreffen. En daarmee nemen wij in alle vrede, alle vriendschap en liefde afscheid van jullie!'
[9] Na deze woorden van Mij bedankten de soldaten van Herodes Mij werkelijk uit het diepst van hun hart, vroegen Mij of Ik hen nooit meer met Mijn genade en liefde wilde verlaten en begaven zich toen onmiddellijk naar hun slaaphut.
[10] Ik en onze Marcus begaven ons echter naar ons huis, en al Mijn leerlingen en alle overige aanwezigen deden dat ook toen ze ons naar het huis zagen lopen. We gingen onmiddellijk aan onze tafel zitten en namen het welbereide ochtendmaal tot ons, en dat deden ook de mensen uit Joppe in de hun reeds bekende hoek.
[11] Na het ochtendmaal vroeg Marcus aan Mij: 'Heer en Meester, wie heeft eigenlijk in zo'n ongelooflijk korte tijd die getuigenissen voor de soldaten van Herodes opgesteld?'
[12] Ik zei, op onze Rafaël wijzend: 'Ken je Mijn snelschrijver dan niet?'
[13] Marcus zei: 'Ja, zo is het! Dan is de zaak natuurlijk gemakkelijk voor elkaar, waarvoor ik mij echt een beetje zorgen had gemaakt, omdat ik heel slecht kan schrijven. Ik ben dus heel blij dat dat nu zo goed gedaan is. Maar nu zal de mensen uit Joppe wel duidelijk gemaakt moeten worden wat hun nu te doen staat?'
[14] Ik zei:'Ook dat is niet nodig! Want Mijn Rafaël heeft hen al op de hoogte gebracht van wat ze overeenkomstig hun wens na het ochtendmaal moeten doen; ze staan al op van hun tafel en zullen weldra bij de soldaten van Herodes zijn.'
[15] Toen Marcus de mensen uit Joppe van hun tafel op zag staan en zich zonder enige uiterlijk zichtbare vorm van afscheid en zonder een hardop gesproken woord van dank meteen naar de deur zag gaan, zei hij: 'Het is toch wel een beetje vreemd van deze mensen dat ze ons zo heel onverschillig verlaten!'
[16] Ik zei: 'Heb je dan buiten op de oever niet gehoord welke les Ik hun heb gegeven met betrekking tot het uiten van dankbaarheid door middel van gebaren en over het bidden en vragen met de lippen, en welke gevolgen zulke dingen met zich meebrengen?
[17] Wat ze nu deden was heel juist in Mijn ogen, en jullie moeten je door hun slechts schijnbare onverschilligheid ten opzichte van ons niet van de wijs laten brengen, omdat ze in hun hart met des te meer eerbied afscheid van ons hebben genomen en ons niet lastig gevallen zijn.'
[18] Toen Marcus dat van Mij had gehoord, was hij het ook met alles eens.
[19] Nu kwamen ook alle andere aanwezigen naar Mij toe en vroegen Mij, of ook zij zich naar huis moesten begeven.
[20] Ik zei: 'Behalve Kisjonah, Philopold en de Romeinse rechter kunnen allen naar huis gaan; thuis moeten ze hun vrienden getrouw verslag doen van wat ze hier allemaal hebben gehoord en gezien, en op die manier Mijn rijk onder de mensen verbreiden. Aan gelegenheden om van hier naar alle richtingen te reizen is hier geen gebrek. Zelf zal Ik echter nog enkele dagen hier blijven en Mijzelf enige rust gunnen.'
[21] Toen Ik uitgesproken was, kwamen de arts, de overige genezen Grieken, de waard uit Jesaïra, de bekende visser bij hem uit de buurt en de vissers uit de baai met het riet, die vroeger cynici waren geweest en tot hier meegereisd waren, en bedankten voor.alles wat ze fysiek en geestelijk hadden ontvangen en genoten, en begaven zich vervolgens naar hun eigen woonplaatsen. Een deel reisde over land naar het westen, de anderen werden over het water verder vervoerd.Wij bleven echter nog een uur lang in het huis en spraken met elkaar over veel nuttige, goede en ware dingen.
«« 214 / 214
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.