Het opwekken van de dode jongeman in Nahim

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 33 / 214 »»
[1] Toen Ik Mijn onderricht aan hen had beëindigd, gingen wij direct weer op weg omdat het langzamerhand al avond begon te worden. Binnen een uur bereikten wij Nahim. En het spreekt natuurlijk vanzelf dat de Grieken, die over alles heel verwonderd waren en volledig tot Mijn leer bekeerd waren, ons tot Nahim begeleidden, zodat wij een tamelijk grote karavaan vormden.
[2] NOTA BENE: Hier komt een gebeurtenis voor, die grote overeenkomst vertoont met die, welke zich in het eerste jaar van Mijn onderricht in Naïn in Galilea heeft afgespeeld. De nu volgende vond echter plaats in Nahim in Judea - en deze twee gebeurtenissen, die erg veel op elkaar lijken, moeten dus niet met elkaar verwisseld worden.
[3] Toen wij dus met een grote groep bij de poort van het stadje kwamen, droegen lijkdragers begeleid door de treurenden een gestorven jongeman, die de enige zoon van een weduwe was, naar zijn graf; de weduwe huilde erg om haar enige zoon. Toen de lijkstoet vlak bij ons was, stopte die om ons voorbij te laten gaan.
[4] Maar Ik liep op de weduwe toe, troostte haar en vroeg haar ook hoe lang haar zoon al dood was.
[5] De weduwe antwoordde: 'Heer! Ik ken u niet en weet niet wie u bent; maar uw troostende woorden hebben mijn verdriet sterk verzacht! Maar hoe bent u te weten gekomen dat de gestorvene mijn zoon is?'
[6] Ik zei: 'Dat weet Ik uit Mijzelf, en Ik hoef dat niet van iemand te horen.'
[7] De weduwe zei: ' Als u weet dat de gestorvene mijn zoon is, dan zult u ook wel weten hoelang hij dood is!'
[8] Ik zei: 'Dat heb je goed gezien, vrouw; want Ik weet ook dat jouw zoon drie dagen geleden aan een felle koorts is gestorven. Maar als je vertrouwen zou hebben, zou Ik je zoon weer tot leven kunnen wekken en hem aan jou teruggeven!'
[9] De weduwe zei: 'O heer! Uw woorden verkwikken mijn hart wel heel erg, maar een dode kan en zal overeenkomstig Gods belofte alleen door Hem op de jongste dag weer tot leven gewekt worden! Of bent u een grote profeet, vervuld van Gods geest, zodat u met de almacht daarvan ook een dode levend kunt maken?'
[10] Ik zei: 'Dat zul je vanavond nog te weten komen, omdat Ik in jouw herberg zal verblijven; maar open nu de kist, want Ik wil de jongeman tot leven wekken en hem teruggeven aan zijn verdrietige moeder!'
[11] Hierop openden de dragers de doodskist en Ik liep er naartoe, nam de jongeman bij de hand en zei: 'Jongeman! Ik wil het: sta op en wandel met je moeder naar huis!'
[12] Op deze woorden van Mij kwam de jongeman overeind in de kist, en toen men de doeken losmaakte waarmee de Joden hun doden omwikkelden, stapte hij ook direct sterk en gezond uit de kist, en Ik gaf hem aan zijn grenzeloos verbaasde moeder.
[13] Dit teken veroorzaakte echter bij allen die daarbij aanwezig waren -zelfs Mijn oude leerlingen niet uitgezonderd - een regelrechte ontzetting, zodat enkelen op de vlucht sloegen en anderen er van louter verbluftheid verstomd bijstonden en geen woord durfden te zeggen.
[14] Maar Ik beval de dragers de lege kist weg te brengen, opdat moeder en zoon Mij nu met opgewekt gemoed konden bedanken voor de aan hen betoonde genade. En vol diep ontzag deden de dragers wat Ik hun had bevolen.
[15] Toen de doodskist en daarmee ook de herinnering aan de dood weggebracht was, begonnen als eersten de Grieken, die ons tot hiertoe hadden begeleid, Mij opnieuw hoog te prijzen en te loven, en zij zeiden luid: 'Geen enkel mens, maar alleen een God kan dat bewerkstelligen!'
[16] En de Joden zeiden: 'Ja, ja, alleen God zijn zulke dingen mogelijk! Maar God is enkel geest, en niemand kan Hem zien en ook nog het leven behouden; maar deze mens zien wij en de dood blijft verre, en daarom is deze mens heel waarschijnlijk een nieuw opgewekte grote profeet, vervuld van de geest uit God; maar daarom is hijzelf toch nog geen God!'
[17] De Grieken zeiden: 'Jullie weten wat jullie weten; maar wij weten ook wat wij weten! Als jullie zeggen dat alleen God zoiets kan doen en dat zo'n mens alleen maar zulke daden kan verrichten omdat hij vervuld is van Gods geest, dan erkennen jullie toch zelf dat Gods geest in Hem onmogelijk iets anders is dan God Zelf! Als wij Hem nu loven en prijzen als een ware God, dan zijn wij toch beslist dichter bij de bron van de grote waarheid waar al het licht en leven uit voortkomt dan jullie Joden, die niet Degene als een ware God beschouwen die zegt: 'Ik wil het!' en niet: 'Gods geest in Mij wil het!', waarna dan ook onmiddellijk gebeurt wat Hij met Zijn mond uitspreekt en wil!
[18] Wij waren heidenen nog maar een paar uur geleden, toen deze Godmens naar ons toe kwam en mijn blindgeboren dochter Achaia met één woord ziende heeft gemaakt en evenzo onze afgodstempel in één ogenblik zodanig vernietigd, dat daar niet het minste spoor van achterbleef en men zelfs de plaats niet meer ziet waar die gestaan heeft, en dat alles deed Hij enkel uit Zichzelf, dus uit Zijn hoogst eigen volmaakte macht. Maar als Hij nu zulke dingen doet en zo handelt, moet Hijzelf ook een echte God zijn en hoeft Hij niet tot een nog hogere en echtere God te bidden om Hem te helpen een wonder te verrichten; want Hij is Zelf al de hoogste en meest ware God!
[19] Zo denken en oordelen wij heidenen nu, en als wij volgens Zijn leer zullen leven en handelen en getrouw zijn wil vervullen, zal Hij ons uit Zichzelf ook het ware, eeuwige leven geven, zoals Hij nu ook uit Zichzelf aan deze jongeman het aardse leven terug heeft gegeven; want Hijzelf is de Oerbron van alle bestaan en leven!'
«« 33 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.