De waard herkent de Heer (31.10.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 53 / 214 »»
[1] De waard was echter al eerder weer bij ons in de gastenkamer gekomen en had ook zijn oudste zoon meegenomen, die aan één oog blind was.
[2] Toen hij vol verbazing naar ons toe kwam, zei hij tegen Mij (de waard): 'Goede en dierbare vriend, direct na uw getuigenis over de grote Man rees in mij het vermoeden dat een van jullie misschien wel een buitengewoon gevolmachtigde gezant van de grote Godmens zou kunnen zijn; want de kleinere zijn vooruit gezonden, en nu volgen de groten. Maar nu ik ook de grootste visbak vol met de edelste vissen aantrof, en wel op uw woord, heb ik nu helemaal geen twijfel meer dat jullie onmiskenbaar gezanten van die grote Godmens zijn, over wie u dat volkomen ware getuigenis hebt gegeven. Eén van jullie zal zeker de belangrijkste zijn, en ik denk dat u dat uiteindelijk bent? Als dat zo is, zeg het mij dan, zodat ik u heel speciaal eer kan bewijzen; want bij ons geldt nog altijd de stelregel: Ere wie ere toekomt!'
[3] Ik zei: 'Maak je daar nu maar niet druk om! Ik ben weliswaar de eerste onder deze metgezellen van Mij - maar op een heel andere manier dan jij denkt. Maar het is toch maar goed dat de edelvissen er zijn en er nog goede wijn is; al het andere zal later wel duidelijk worden, en wel op de juiste tijd.
[4] Wat is er eigenlijk met jouw halfblinde zoon daar?'
[5] De waard zei: 'O, hoe weet u dat hij halfblind en mijn zoon is?'
[6] Ik zei: 'Och, het is toch niet zo wonderbaarlijk om dat te zien! Hij lijkt immers heel veel op jou. Jij bent geestelijk halfblind, en deze zoon van jou op natuurlijk gebied. Uiteindelijk kunnen jullie allebei geholpen worden! Hebben de leerlingen van die grote Man, over wie je zojuist vertelde, dat ene oog van je zoon niet kunnen genezen?'
[7] De waard zei: 'Ja, ze hebben het wel geprobeerd; maar het is hun niet gelukt. Ook die Johannes is daarom al een paar keer hier geweest; maar hem lukte het ook niet om mijn zoon het licht in zijn ene oog terug te geven. En dus moet hij zijn kleine ongemak maar met geduld verdragen. Omdat ik van mening was dat jullie wellicht de nog machtiger leerlingen van de Heer waren, heb ik hem mee naar binnen genomen, in de hoop dat jullie hem misschien kunnen helpen. Maar aangezien jullie dat niet zijn, kan hij wel weer in de keuken aan zijn werk gaan!'
[8] Ik zei: ' Aha, dus daarom moet ook hij maar daar blijven, - hij zal zeker nog eerder ziende worden dan jij !'
[9] De waard zei: 'Maar beste vriend! Kijk toch naar mijn ogen - ik zie met allebei mijn ogen uitstekend! Hoe kan mijn halfblinde zoon dan eerder ziende worden dan ik?'
[10] Ik zei: 'Ik heb je toch al eerder gezegd dat jij alleen geestelijk halfblind bent; en jouw lichamelijk halfblinde zoon zal nog eerder het volledige licht in zijn ogen krijgen dan jij dat van je ziel! Maar nu genoeg daarover; daar komen de vissen al die wij nog zullen eten, want het eerste gerecht was voor meer dan veertig man wel een beetje weinig, ondanks dat je het linzengerecht erbij hebt gedaan. Maar deze keer moeten ook jij en je zoon mee-eten; jouw vrouw hoeft vandaag echter niets van deze vissen te eten krijgen omdat zij zo hardgelovig is. Morgen kan ze voor zichzelf ook een vis klaarmaken en haar geloof versterken.'
[11] Toen de vissen op tafel stonden en Ik eerst voor Mijzelf een vis had genomen, tastten Mijn leerlingen allemaal direct flink toe; want van dat soort vissen was hen allang bekend dat het de beste waren. We aten en dronken nu welgemoed en spraken vaak vollof en eer over de grote Man uit Galilea; dat stemde de waard steeds buitengewoon vrolijk en daarom bracht hij telkens een dronk op Hem uit met zijn beker wijn en uitte hij verheven heilwensen aan Hem. Bovendien vertelden Mijn leerlingen om beurten de een of andere gebeurtenis van onze reizen en ook veel uit Mijn jeugd, wat de waard alle maal heel graag hoorde.
[12] Toen het vertellen, dat tot bijna middernacht duurde, was opgehouden, wendde de waard zich tot Mij met het verzoek: 'Mijn beste en zeldzaam wijze vriend,jullie hebben mij nu zoveel over die grote Godmens verteld dat ik me nu al als de gelukkigste mens van de hele wereld beschouw, en ik ben dat voor het grootste deel ook werkelijk; maar ik zou nu helemaal gelukkig zijn en net zo zalig als de hoogste engel in de hemel, als ik alleen nog een goedgelijkende afbeelding van die grote Godmens te zien zou krijgen! Vriend, u hebt me al eerder beloofd dat u mij er een zou laten zien. Als u er een bij u heeft, vraag ik u om mij die te laten zien!'
[13] Ik zei: 'ja, ja, je hebt gelijk. Ik heb je dat beloofd en zal Mijn belofte ook houden; maar Ik heb je naderhand ook gezegd, toen je je halfblinde zoon bij ons binnenbracht, dat hij nog eerder helemaal ziende zou worden en dat jij tenslotte waarschijnlijk in je halfblinde zielook helemaal ziende zou worden. Want zolang je in je ziel halfblind bent, zul je het ware beeld van de Heer en Meester nooit helemaal goed kunnen onderscheiden en levensecht bekijken. Laat daarom je zoon nu bij Mij komen; dan zal Ik zien of Ik zijn blinde oog zal kunnen openen en met licht vullen! ,
[14] Op deze woorden van Mij, die de waard verrast deden opkijken, plaatste hij zijn zoon voor Mij en zei (de waard): 'Hier is mijn zoon, vriend! Probeert ook u nu of het u zal lukken hem ziende te maken!'
[15] Ik zei: 'Goed Mijn vriend, Ik wil dat jouw zoon Jorab ziet! - Zo zij het!'
[16] Na deze woorden werd het blinde oog van de zoon ziende; vader en zoon schrokken gewoonweg van deze plotseling genezing, en de zoon zei: 'Vader, deze man moet in een veel nauwere verbinding staan met die grote Godmens,dan al die anderen die mij in Zijn naam hebben proberen te genezen! Die zeiden: 'In de naam van de Heer Jezus Jehova zij er licht in je oog!' en zie, toch bleef ik blind. Maar deze man zei: 'Ik wil dat jouw zoon Jorab ziet! Het zij zo!' Onze vriend heeft mij dus door zijn eigen macht genezen, toen hij zei: 'Ik wil het!' Daarom is Hij de grote Godmens Zelf en niemand anders! En jij, vader, bent nog halfblind in je ziel, als je dat niet onmiddellijk opmerkt - en Hij, Hijzelf is de meest getrouwe afbeelding van Zichzelf vol leven, macht en kracht van God; want alleen God kan zeggen: 'Ik wil het!' een mens kan echter alleen maar zeggen: 'Moge God de Heer dit of dat willen.'
[17] Toen de zoon dat allemaal had gezegd, werd ook de waard ziende, herkende Mij en viel voor Mij op zijn knieën en begon Mij om vergeving te vragen.
[18] Maar Ik zei: 'Vriend, wat moet Ik je vergeven? Dat je Mij nu pas herkend hebt, dat wilde Ik zo! En wees dus nu pas helemaal gelukkig! Maar zeg het tegen niemand in je huis, voordat Ik je aanwijzingen geef om dat te doen! Maar zorg nu dat wij een slaapplaats krijgen! Morgen zullen we dan uitmaken wat we verder doen.'
[19] De waard stond nu op van de grond en begon Mij uitbundig te bedanken omdat Ik hem zo'n onschatbare genade waardig had geacht.
[20] Maar Ik zei tegen hem: 'Maak nu niet zoveel ophef, opdat je huispersoneel niet voortijdig op Mij opmerkzaam wordt gemaakt! Als je vrouw, je andere kinderen en je personeel zien dat Jorab kan zien en jou en hem zullen vragen hoe hij ziende is geworden, zeg dan: de gasten die hier zijn gekomen, konden dat; want de grote Heer is meer met hen dan met degenen aan wie het niet is gelukt om in Zijn naam het blinde oog van Jorab te genezen. Maar ga nu en laat een slaapplaats voor ons klaarmaken!'
[21] Toen ging de waard weg en liet in de grote slaapzaal veertig ruststoelen voor ons in orde brengen; daarna kwam hij Mij eerbiedig de weg wijzen. Wij stonden op van onze banken en begaven ons ter ruste.
[22] De waard sprak echter met zijn vrouwen ook met zijn meerderjarige kinderen nog over veel dingen; maar toch verraadde hij Mij niet, hoewel zijn vrouwenkele keren de opmerking maakte dat Ikzelf uiteindelijk toch die wonderbaarlijke Meester zou kunnen zijn, die tweeënhalf jaar geleden in Samaria zulke grote tekenen had gedaan. Zij dacht dat Ik Mij om bepaalde redenen mogelijk niet direct kenbaar wilde maken, net als dat bij Mijn eerste bezoek aan deze stad het geval was geweest. Overdag zou ze Mij wel nauwkeuriger bekijken, omdat zij bij Mijn eerste aanwezigheid in deze plaats wel het geluk had gehad Mij een paar keer te zien. En na dat gesprek sliep ook het herbergiersgezin in en rustte samen met ons tot aan zonsopgang.
«« 53 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.