Vruchtbare zegen in een klein dorp in Samaria

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 59 / 214 »»
[1] Toen de waard thuis kwam, zei zijn vrouw op verongelijkte toon tegen hem: 'Waarom heb je mij met de andere kinderen niet geroepen, zodat ook ik met de andere kinderen behoorlijk afscheid van die wonderbaarlijke heiland had kunnen nemen?'
[2] De waard zei: 'Vrouw, als dat nodig was geweest, had de Heiland jou Zelf wel geroepen; maar omdat het vast niet nodig was, ben je vanwege je kleine ongeloof niet geroepen. En als jij de Heiland nader zou hebben leren kennen, zou weldra de hele stad van Zijn aanwezigheid geweten hebben, wat Hij echter niet wilde; en zo is het ook goed dat Hij het Zelf allemaal zo heeft laten gebeuren. Straks, als onze arts weer thuiskomt en ons zeker zal bezoeken, zul je nog vroeg genoeg horen wie die wonderbaarlijke Heiland eigenlijk was.
[3] Maar zorg nu dat je alles in orde hebt; want over ongeveer een halfuur zal er een flinke handelskaravaan bij ons aanleggen, zoals de werkelijk alwetende Heiland mij van tevoren heeft aangekondigd, en dan zullen we het druk krijgen; zorg dus dat je alles in de keuken hebt voorbereid!'
[4] Toen de vrouw dat gehoord had, ging ze ijlings naar de keuken en zette al haar helpers en helpsters aan het werk; want nu geloofde ze wat de waard haar, door Mij aan hem meegedeeld, vertelde.
[5] Toen allerlei spijzen, die steeds aan kooplieden geserveerd moesten worden, al bijna helemaal klaar waren om te eten, arriveerde de door Mij aangekondigde karavaan; men vroeg zich buitengewoon verwonderd af hoe de waard deze keer van tevoren kon weten dat zij op dat tijdstip zouden arriveren.
[6] Daar werd naderhand nog veel over gepraat, en de kooplieden begrepen al snel hoe de waard het tijdstip van hun aankomst had kunnen weten. En verscheidene kooplieden, die al eens eerder over Mij hadden gehoord, geloofden daarna in Mij.
[7] Wij reisden intussen rustig verder en kwamen rond het middaguur vlakbij een dorp, dat nog in Samaria lag. Rondom het dorp waren veel vruchtbomen, merendeels vijgen en olijven, appels en perziken, en de leerlingen kregen zin om zich wat te verkwikken met deze vruchten.
[8] Toen wij echt het dorp inkwamen, vroegen de leerlingen aan enkele aanwezige dorpelingen, of ze wat van de vruchten mochten pakken.
[9] De dorpelingen zeiden: 'Nee maar! Waarom willen jullie Joden vruchten eten van ons, Samaritanen?'
[10] De leerlingen zeiden: 'Wij zijn weliswaar Joden, maar geen Farizeeën, die jullie haten - en daarom willen wij de vruchten van jullie bomen graag eten, als jullie ons die willen geven; en wij willen ze ook betalen!'
[11] Toen zeiden de mensen uit het dorp: 'Eet maar zoveel jullie willen! Maar geld zullen we niet van jullie aannemen; want wij hebben God ook geen geld gevraagd toen Hij onze vruchtbomen zegende!'
[12] Toen liepen de leerlingen erheen en aten naar hartelust van de vruchten, en hoe meer ze aten, des te voller werden de bomen.
[13] De bewoners van het dorp merkten dat al gauw, liepen naar de leerlingen toe en zeiden: 'Hoe eten jullie de zegen van onze bomen eigenlijk? Het valt ons op dat onze bomen niet alleen geen vruchten kwijtraken, maar de bomen worden onmiskenbaar zo vol, dat hun takken en twijgen de last nauwelijks meer kunnen dragen. Merken jullie dat niet, aangezien jullie de vruchten zo onverschillig opeten? Het is toch een overduidelijk en klaarblijkelijk wonder!'
[14] Daarop zei de apostel Andreas: 'Wat jullie zien, zien wij ook; maar niet wij, die hier staan te eten, brengen dat teweeg, maar jullie onbaatzuchtige naastenliefde doet dat! Wij zijn vreemdelingen voor jullie en jullie hebben ons gastvrij toegestaan om zonder vergoeding de zoete vruchten te eten van jullie vruchtbomen, waar jullie in deze streek veel zorg aan moeten besteden; dat heeft God de Heer behaagd, en daarom heeft Hij jullie en jullie vruchtbomen nu duidelijk zichtbaar voor onze ogen en die van jullie gezegend vanwege de vriendschap en liefde die jullie ons betoond hebben.
[15] Dat komt in deze tijd weliswaar niet vaak voor; en het komt zo zelden voor omdat het ook uiterst zelden voorkomt dat men vreemde reizigers vriendschap en liefde betoont zonder dat ze daarvoor hoeven te betalen. Want waar je ook komt en van de een of ander een vriendendienst verwacht, dan gebeurt dat tegen betaling; maar uit pure naastenliefde gebeurt dat even zelden als een dergelijk zegenrijk Godswonder, zoals jullie nu voor ogen hebben.
[16] Blijf de onbaatzuchtige naastenliefde dus voortdurend trouw in acht nemen en heb God lief door Zijn geboden in acht te nemen, dan zullen jullie je nooit te beklagen hebben over gebrek aan Gods zegen! God blijft altijd en eeuwig dezelfde; alleen de mensen zijn veranderlijk, vergeten Hem in hun wereldse roes en beschouwen Zijn inzettingen als een product van puur menselijke schranderheid en doen dan wat hun volgens hun verstand goeddunkt. Bij een dergelijk geloof en bij zo'n handelwijze volgens het wereldse geloof kijkt God niet meer met het oog van Zijn genade en liefde naar de mensen die Hem bijna helemaal zijn vergeten, maar met het oog van Zijn toorn.
[17] Bij zulke levensomstandigheden van de mensen worden goddelijke zegen wonderen heel gemakkelijk en zeker buitengewoon zeldzame verschijnselen op deze aarde onder de mensen; maar waar nog mensen zijn die nog zonder twijfel in God geloven, Zijn geboden houden en hun harten en zielen nog niet met de ellendige begeerte naar de wereldse mammon hebben bezoedeld en bevuild, daar betoont God Zich tegenover hen steeds een uiterst goede Vader die Zijn kinderen zegent, zoals ook in de tijd van de aartsvaders gebeurde -maar tegenover de kinderen van deze wereld die geen acht op Hem slaan betoont Hij Zich een onverbiddelijke Rechter en tuchtigt hen met allerlei ongemakken, en Zijn zegenende rechterhand is niet uitgestrekt over wereldse mensen.
[18] Als jullie beste, eenvoudige bewoners van dit kleine dorp dat ter harte nemen, zullen jullie ook gemakkelijk begrijpen waarom God hier klaarblijkelijk jullie goede wil heeft gezegend.'
[19] Daarop zei een oudste van het dorp: 'Vriend, je hebt hier heel wijs in Jehova's naam gesproken en daardoor ook laten zien dat je geen aanhanger van de slechte leer van de Farizeeën bent; je hebt helemaal dezelfde instelling als wij en hebt werkelijk in alle opzichten gelijk. Maar ik ben al een oude burger van dit dorp en weet dat de inwoners ervan nog steeds stevig vasthouden aan de instellingen van Mozes, door wie God heeft gesproken. En de dienst die wij jullie op jullie verzoek graag en van har te hebben bewezen, hebben wij ook al aan vele anderen bewezen die hongerig en dorstig door ons dorp trokken; maar zo'n wonderbaarlijke zegening hebben wij nog nooit meegemaakt, hoewel ik daarbij ook eerlijk moet bekennen, dat wij met al onze vrijgevigheid nog nooit te klagen hebben gehad over gebrek aan Gods zegen. Maar, zoals gezegd, op zo'n opvallende manier hebben wij nog nooit een zegening van God te zien gekregen!
[20] Er schijnt hier dus nog een heel bijzondere omstandigheid te bestaan, die jullie ons misschien om heel wijze redenen niet kunnen of mogen onthullen. Maar het zij zo! Dit is nu eenmaal een in het oog springend wonder dat niemand kan loochenen, en wij willen geen verdere vragen stellen naar de eigenlijke geheime reden ervan. Toch valt mij één ding op, en dat is, dat een van jullie, die daar op de weg op jullie wacht, niets van onze vruchten heeft willen proeven! Is hij soms een orthodoxe Jood die niets van Samaritanen wil aannemen, of houdt hij niet van de boomvruchten die hier bij ons groeien?'
[21] Andreas zei: 'Vriend, Hij is het een noch het ander! Maar wie Hem heeft leren kennen, heeft meer geleerd dan de hele wereld ooit in staat zal zijn te begrijpen; daarom is Hij ook ons aller Heer en Meester!'
[22] Deze woorden van Andreas troffen de oude, en daarom zei hij ook (de oude): 'Heb ik het niet goed gezien, toen ik zei dat er bij dit in het oog springende wonder behalve de speciale genade van boven nog een heel speciale geheime reden bestond? En die geheime reden zal zeker in die man te vinden zijn, die jij jullie Heer en Meester noemde. - Heb ik dat goed gezien of niet?'
[23] Andreas zei: 'Vriend, als je die indruk hebt, ga dan naar Hem toe en spreek met Hemzelf! Want wij weten wat wij dienen te doen en te zeggen. Maar Hij is de Heer en kan doen en zeggen wat Hij wil.'
«« 59 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.