Farizeeën en schriftgeleerden verzoeken de Heer (Luc. 17:20-21)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 67 / 214 »»
[1] 's Avonds bevonden zich echter ook alle Farizeeën, rabbi's en een schriftgeleerde, die in deze marktplaats een ambt bekleedden, in deze herberg en de waard stelde hen ervan op de hoogte, in de veronderstelling Mij daarmee een aangenaam gezelschap te bezorgen, dat Ik, die tevoren op zeer wonderbaarlijke wijze de tien van hun kwaadaardige melaatsheid had gereinigd, nu ook zijn gast was en Mij met enkele metgezellen in de grote eetzaal bevond.
[2] Toen de Farizeeën, de schriftgeleerde en de rabbi's dat van de waard hadden gehoord, stonden ze direct op van hun tafel en zeiden onder elkaar: 'Goed zo, die zullen we hier aan de tand voelen om te zien of het inderdaad zo met hem gesteld is als nu wijd en zijd en zelfs onder de heidenen bekend is geworden. Men zegt dat hij de beloofde Messias van de Joden is en het rijk Gods op aarde zal stichten. We zullen zien hoe hij zich tegenover ons staande zal houden.'
[3] Met dat voornemen kwamen ze dan ook, begeleid door de waard, bij ons in de grote eetzaal, lieten direct een tafel voor zich dekken en daar de beste wijn en het beste brood en goed bereide vissen en nog andere spijzen op zetten. Toen de tafel tot groot genoegen van hun dikke buiken rijkelijk voorzien was, gingen ze zitten en lieten door hun woorden en gebaren merken dat zij het in deze plaats voor het zeggen hadden.
[4] Wij deden echter heel onverschillig tegenover hen, alsof we nauwelijks hadden gemerkt dat ze in onze eetzaal plaats hadden genomen; wij aten en dronken en praatten over heel onbelangrijke dingen. Ook op onze tafel werden nu de vissen gebracht en wij begonnen te eten.
[5] De Farizeeën merkten dat wij de zeer kostbare edelvissen aten en daar ook de beste wijn bij dronken. Toen wendde een Farizeeër zich tot de waard en zei: 'Waarom heb je voor ons niet ook zulke vissen laten klaarmaken? Zijn wij soms minder dan deze Galileeërs, van wie wij er verschillende goed kennen?'
[6] De waard zei: 'Minder of niet minder, dat maakt mij niet uit; wat iemand bestelt, dat krijgt hij ook! Wat jullie hebben besteld, staat ook op jullie tafel; maar als jullie ook edelvissen willen, er is nog tijd om ze ook voor jullie te laten bereiden, zoveel jullie willen!'
[7] De Farizeeën wisten echter dat dergelijke vissen zeer kostbaar zijn en dat de waard zich voor dergelijke spijzen steeds goed liet betalen, en daarom bestelden ze geen edelvissen. Maar een van de Farizeeën zei, om hun gierigheid goed te praten: ' Als we niet als eersten dergelijke vissen konden krijgen, dan willen wij ze ook als tweeden niet!'
[8] De waard zei: 'Jullie kunnen nu zeggen wat jullie willen, dat brengt mij niet in het minst van de wijs! Wie kan mij verplichten om iemand die alleen maar iets te eten heeft gevraagd, zonder te bepalen waaruit het voedsel moet bestaan, te geven wat ik wil, en wie kan mij bevelen om iemand in plaats van hetgeen hij duidelijk verlangd heeft, iets anders op tafel te zetten? Kortom, bij mij geldt de aloude grondregel: Ieder het zijne!'
[9] De Farizeeër zei: 'Daar heb je wel gelijk in, en wij kunnen daar niets tegenin brengen; maar toch is het eigenaardig van jou, daar je nu niet bepaald de naam hebt een vrijgevig man te zijn, dat je juist ten aanzien van deze Galileeërs zo welwillend bent, terwijl ze geen van allen zover hier vandaan komen, en het ook zeer de vraag is of ze jou die kostbare vis ook kunnen betalen!'
[10] De waard zei: 'Ook dat gaat jullie alweer niets aan! Mensen zoals jullie zijn bij mij echt niets uitzonderlijks; maar mensen als de jullie bekende heiland Jezus van Nazareth, die door de werkelijk wonderbaarlijke macht van zijn woord en wil tien met zeer kwaadaardige melaatsheid aangedane mannen, aan wie jullie nog geen uur geleden de schriftelijke verklaring hebben gegeven, in één ogenblik kan reinigen en volledig gezond kan maken, zijn wel buitengewoon zeldzaam en zijn er eigenlijk nog nooit geweest - en iedereen zal daarom wel goed begrijpen dat men hun uit vrije wil die attentie bewijst, die hun toekomt.'
[11] Op deze uitstekende tegen opmerking wisten de Farizeeën niets meer te antwoorden en lachten als een boer die kiespijn heeft, hoewel ze innerlijk vol boosheid zaten. Ze aten en dronken nu heel geducht, en wij deden hetzelfde en bekommerden ons niet om wat de misnoegde Farizeeën deden en wat voor woorden ze onder elkaar wisselden.
[12] Maar toen de wijn de Farizeeën flink had verhit en zij een woordenwisseling met Mij probeerden te beginnen, stond de schriftgeleerde op, kwam heel brutaal voor Mij staan en zei: 'Meester, zeg ons toch vanuit welke macht u uw kennelijke wonderen verricht?'
[13] Ik zei: 'Dat wil Ik jullie wel zeggen - maar eerst moeten jullie een vraag van Mij beantwoorden! Zeg Mij: waren de prediking en de doop van Johannes door God verordend, of waren ze puur mensenwerk?'
[14] Nu wist de schriftgeleerde niet wat hij Mij moest antwoorden. Want hij dacht: ' Als ik zeg: 'Ze waren door God verordend', dan zal hij tegen mij zeggen: Waarom hebben jullie hem dan niet geloofd?', en als ik zeg: 'Ze waren puur mensenwerk!', dan hebben we nu meteen de waard en morgen de hele marktplaats tegen ons; want ze houden Johannes allemaal voor een door God geroepen profeet! ,
[15] Pas na een poosje zei hij (de schriftgeleerde): 'Meester, dat weten wij werkelijk geen van allen, en Ik kan u dus geen ja en geen nee antwoorden!'
[16] Ik zei: 'Dan kan Ik je ook niet zeggen vanuit welke macht Ik Mijn wonderen doe, en dan zijn we weer even ver als daarnet!'
[17] Maar er kwam nu ook een Farizeeër naar Mij toe die zei: 'Meester, er zijn ons over u al heel verschillende dingen ter ore gekomen, en onder andere ook dat door u het rijk Gods op aarde gesticht wordt! Door uw daden getuigt u van uzelf dat u degene bent die alle Joden op grond van de aloude belofte verwachten. -Kijk, ook wij willen in u geloven; maar zeg ons toch hoe en wanneer het rijk Gods onder de mensen op deze aarde zal komen!'
[18] IK zei: 'Heel zeker niet op de manier zoals jullie je dat voorstellen!'
[19] Nu zei de schriftgeleerde: 'Maar hoe dan wel?'
[20] Ik zei: 'Het rijk Gods zal zonder enige uiterlijke pracht en praal komen, en men zal niet zeggen: 'Kijk, hier is het, of daar!' ; want het rijk Gods is geen materieel, maar een geestelijk rijk, omdat God Zelf in Zichzelf de oereeuwige en zuiverste Geest is en Zijn rijk daarom ook niet voor het lichaam gegeven en op deze aarde opgericht wordt maar voor de ziel en de geest van het lichaam. De ziel en de geest zijn echter binnen in de mens en niet buiten hem; en daarom is het rijk Gods ook alleen maar binnen in de mens, en als het tot de mens zal komen, zal hij het enkel in zichzelf gewaarworden en niet buiten zichzelf.'
[21] Op dit antwoord van Mij wisten de Farizeeën niets meer te antwoorden en ze gingen weer naar hun tafel.
[22] De waard was heimelijk blij dat Ik de Farizeeën de mond had gesnoerd, en liet nieuwe, prima wijn op onze tafel zetten en zei tegen Mij: 'Eet en drink zoveel jullie willen; want deze keer is de rekening voor mij!'
[23] En wij aten en dronken heel welgemoed.
[24] Toen de Farizeeën dat zagen, ergerden zij zich nog meer en zeiden hardop tegen elkaar: 'En dat moet de door God in deze wereld gezonden Messias zijn? Wat zijn hij en zijn leerlingen toch vreetzakken en zuipers! En bovendien weten wij ook nog dat hij met tollenaars, heidenen en andere zondaars omgaat en zijn brood met ongewassen handen eet, en dan mag hij nog zoveel wonderen doen, een echte schriftgeleerde en Farizeeër zal niet In hem geloven! ,
[25] Hierop zei de waard: 'Daar zal Hem vast en zeker weinig aan gelegen zijn! Als Hij de Heer is -wat ik nu ook geloof zal Hij, die in Zichzelf de meest volmaakte geest uit God is, het wel niet nodig hebben Zich naar onze wereldse instellingen te richten, maar wij zouden dat moeten doen naar die, welke Hij ons zal geven!'
[26] De Farizeeën zeiden: 'Wat jij ons zegt ergert ons niet, omdat wij wel weten dat jij meer een Samaritaan dan een Jood bent; wij ergeren ons alleen over het feit dat hij door zijn onderricht en daden vele Joden verleidt en zich uitgeeft voor iets wat hij niet kan zijn, omdat hij zich in veelopzichten niet aan de wet van Mozes houdt!'
[27] Hierop stond Ik met een ernstig gezicht op en zei: 'Met wie moet Ik dit ontaard soort mensen vergelijken? Johannes at en dronk vrijwel niets anders dan sprinkhanen en wilde honing en leidde een streng boetvaardig leven; toen zeiden zij: 'Wat is die man toch een huichelaar en schijnheilig!' Maar dat zeiden ze omdat Johannes hun hun goddeloosheid en ontelbare zonden voorhield, en om die reden zorgden ze ervoor dat ze Herodes zover kregen dat hij hem in de gevangenis liet gooien en onthoofden.
[28] Ik eet en drink, gedraag me niet als een kwezelaar en kniesoor en treed iedereen vriendelijk tegemoet; Ik help iedereen die naar Mij toe komt, Mij gelooft en Mij om hulp vraagt, en dan zeggen zei: 'Wat is die man toch een zuiper en vreetzak en een vriend van zondaren, tollenaars en heidenen, en hij houdt zich niet aan de geboden van Mozes!'
[29] Maar wat te denken van hetgeen zij leren: ' Als je offert, is dat nuttiger voor je dan wanneer je zelf je vader en moeder eert!' Heffen zij Gods geboden daar dan niet mee op en kwellen ze de mensen daardoor niet met regels, die zij tot heil van hun buik hebben uitgevonden? Daarom zullen ze later ook des te meer verdoemd worden! Ze leggen de mensen ondraaglijke lasten op, maar raken die zelf met geen vinger aan! Voor de grote offers beloven zij lange gebeden te houden en laten die voor de ogen van de bedrogen en blinde mensen weerzinwekkend gevoelloos en zinloos door hun ondergeschikte dienaren opdreunen. Zijn zij dan niet hetzelfde als mensen die muggen grootbrengen terwijl ze in ruil daarvoor kamelen verslinden?
[30] Ja, ja, ze eten hun brood wel met gewassen handen, maar hun hart is vol drek en vuil. Daarom lijken ze ook op keurig en sierlijk witgekalkte graven, die van binnen vol rotting en stank zijn. Met ongewassen handen brood te eten verontreinigt de mens niet en wel het minst als men geen gelegenheid heeft om zijn handen te wassen, wat vaak voorkomt -; maar leugen, bedrog, afgunst, gierigheid, vraatzucht en zwelgerij, trots, haat, woede, ontucht, hoererij, echtbreuk en het loochenen van God in de mens verontreinigen hem en maken hem tot een kind van de hel! ,
[31] Toen de Farizeeën dat van Mij hadden gehoord, werden ze heel boos, stonden op van hun tafel en verlieten de zaal, wat ons allemaal erg aangenaam was.
[32] De waard kwam naar Mij toe en bedankte Mij uitvoerig dat Ik de Farizeeën de waarheid zo recht in hun gezicht had gezegd, en ook al Mijn leerlingen prezen Mij.
[33] Tenslotte zei de waard: 'O Heer en Meester, deze woorden van U zullen de een of andere Farizeeër toch wel tot betere gedachten over U brengen?'
[34] Ik zei: 'Je zou nog eerder tien Moren wit kunnen wassen dan dat een van deze huichelaars zich bekeert en boete doet! Wanneer gierigheid, afgunst en heerszucht te diep geworteld zijn geraakt in een mens, is er vrijwel geen sprake meer van echte verbetering! Maar laat ze maar broeden onder elkaar; morgen is er weer een dag, waarop er iets te doen zal zijn!'
«« 67 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.