De Heer geneest de zieke knecht van de waard (22.11.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 68 / 214 »»
[1] (De Heer:) 'Maar jij hebt een zieke knecht die jouw oogappel is, omdat hij je steeds het meest trouwen ijverig heeft gediend, en die nu al een heel jaar lang niet kan opstaan van zijn ziekbed omdat hij door jicht wordt geplaagd. Als je dat wenst en gelooft, kan Ik hem helpen.'
[2] De waard zei: 'O Heer en Meester, als U mij die genade wilt bewijzen, wil ik alles doen wat U maar wilt dat ik voor U doe!'
[3] Ik zei: 'Dan geschiede naar je geloof. Ga maar eens kijken of je knecht nog pijn lijdt!'
[4] Toen liep de waard onmiddellijk naar de kamer waar de zieke knecht zich bevond, en kijk, de knecht was gezond en hij vertelde de waard dat hij duidelijk de indruk had gehad dat het om hem heen gebliksemd had en dat daarna in één ogenblik alle pijn en zwakheid hem hadden verlaten, en wel zo, dat hij nu direct van zijn ziekbed wilde opstaan! God moest een wonder aan hem hebben gedaan.
[5] De waard zei: 'Sta maar gerust op en kom dan naar de grote zaal; daar zul je Degene zien die jou op zo'n wonderbaarlijke wijze gezond heeft gemaakt!'
[6] De knecht deed snel wat de waard hem had bevolen; en die kwam met een heel dankbaar hart direct weer bij ons terug.
[7] Toen de waard weer bij ons kwam en Mij zijn dank had betuigd, kwam de genezen knecht er ook snel achteraan, en samen met hem kwamen ook de overigen van het personeel en de bedienden en dienstmeisjes; en ze vroegen wie van ons degene was die de opperknecht zo wonderbaarlijk van zijn jicht had genezen.
[8] De waard wees met zijn hand naar Mij en zei: 'Deze Godmens hier, van wie ik openlijk moet zeggen en bekennen dat wij geen van allen ook maar in de verste verte waardig zijn dat Hij naar ons toe en over de drempel van mijn huisdeur is gekomen. Bedank Hem allemaal voor al de genade die Hij ons bewezen heeft en geef Hem altijd voor alle mensen de eer!'
[9] Na deze woorden van de waard knielde de genezen knecht onmiddellijk aan Mijn voeten, dankte Mij en prees Mij luid; dat deden toen ook de anderen van het personeel, de bedienden en de dienstmeisjes, wat een groot lawaai in het huis teweegbracht, dat ook door de Farizeeën werd gehoord, hoewel ze zich in een kamer bevonden die ver van onze zaal was gelegen, en een van hen kwam kijken wat er aan de hand was.
[10] Toen hij hoorde dat Ik de knecht volledig van zijn jicht had genezen, en op welke manier, ergerde hij zich en zei tegen de waard, die hij bij zich riep (de Farizeeër): 'Pas op voor deze volksopruier; want als hij die wonderen doet met hulp van de overste der duivels of door een ander soort toverij, die hij wellicht van de Essenen heeft geleerd, zullen de Romeinen weldra te weten komen dat het hele volk hem achterna loopt en hem tenslotte tot koning over alle Joden wil maken, en dan zullen ze op ons afkomen en ons er flink van langs geven!'
[11] De waard zei: 'Vanwege deze wonderdoener, die de Romeinen zeker allang beter kennen dan wij, heb ik van hun kant niets te vrezen; maar van jullie kant zou ik alles te vrezen hebben, als ik niet een Romeins burger was! Maar jullie zouden deze man moeten vrezen, die vervuld moet zijn van Gods geest, omdat Hij anders onmogelijk zulke tekenen en daden kan doen, waartoe alleen God in staat is; en wie vervuld is van Gods geest is ook een ware Heer over alles in de hemel en op aarde, en degenen die Hem vijandig bejegenen hebben alleen Hem te vrezen, maar Hij hen niet! Jouwaan mij gerichte waarschuwing zal in mijn gemoed dus ook nooit wortel schieten!'
[12] Toen de rabbi, die eigenlijk ook al een lagere Farizeeër was, dat van. de waard had gehoord, werd hij nog kwader dan tevoren, zei vervolgens mets meer en begaf zich weer naar zijn metgezellen.
[13] Toen hij bij hen kwam, vroegen ze hem onmiddellijk wat er aan de hand was geweest.
[14] De rabbi was echter door de woorden van de waard toch tot nadenken gestemd en deed daarom heel onverschillig verslag van wat er was. voorgevallen, en zei dat het personeel vanwege dat voorval in gejubel was uitgebarsten, wat weinig te betekenen had. .
[15] Daar namen de andere Farizeeën genoegen mee en vroegen met verder, maar ze zwelgden verder en zeiden: 'Laten we die verblufte waard maar zijn plezier gunnen om zijn heiland en Messias te prijzen in een rondtrekkende wonderarts, die onmiskenbaar uit de school van de Essenen stamt en met wie ook de Romeinen veel op hebben; over een paar weken zal bij hem alles wel weer vergaan en vergeten zijn!'
[16] Die stemming van de al behoorlijk aangeschoten Farizeeën was goed voor ons, omdat zij ons daardoor met rust lieten en wij met elkaar belangrijke dingen konden bespreken. .
[17] Ook het personeel, de bedienden en de dienstmeisjes die onze zaal binnen waren gekomen gingen op bevel van de waard weer aan hun werk; want ze hadden nog veel te doen vanwege enkele vreemdelingen, die voor het merendeel voor handel vanuit Kapernaüm hier naar het marktplaatsje waren gekomen. Alleen de genezen knecht bleef bij ons, en at en dronk met ons mee en sterkte zich.
«« 68 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.