De wijsheid van Mozes en Jozua

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 92 / 214 »»
[1] Toen de leerlingen, en natuurlijk ook de waard, de genezen knecht, de Farizeeër en de schriftgeleerde deze woorden van Mij hadden gehoord, zei de schriftgeleerde: 'Uit deze woorden van U, Heer en Meester, heb ik afgeleid dat U Uw leerlingen niet alleen het grote mysterie van het rijk Gods op aarde onder de mensen hebt onthuld, maar ook het natuurrijk van deze aarde, van de maan, de zon en van de sterren, en daarmee hebt U mij een nieuw bewijs gegeven dat U in Uw geest de Schepper van dat alles moet zijn, want anders had U die eindeloos vele en wonderbaarlijke dingen niet aan Uw leerlingen kunnen verklaren en ze zelfs aanschouwelijk voor hen kunnen maken.
[2] Aangezien U dat nu voor Uw leerlingen hebt willen doen, die toch ook maar joden en mensen zijn, zou U die wonderbaarlijke dingen niet ook voor ons heel in het kort kunnen toelichten op zo'n manier, dat ook wij een duidelijker voorstelling krijgen van wat wij over de maan, de zon en alle sterren, verduisteringen, de schrikwekkende kometen en ook de vele vallende sterren moeten denken en geloven? Want op dat gebied zijn wij er niet veel beter aan toe dan de heidenen.'
[3] Ik zei: 'Waarom hebben jullie het zesde en zevende boek van Mozes dan ook verworpen en voor onecht verklaard en zelfs degene die het zou wagen te lezen, met zware straffen bedreigd? Kijk, in die twee boeken heeft Mozes de gehele natuurlijke schepping in duidelijke bewoordingen beschreven!'
[4] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester! Ik heb er wel eens over horen spreken, maar er nog nooit een letter van onder ogen gekregen. Men zegt dat die boeken zich ook niet meer in de tempel van Jeruzalem bevinden. Daarom vraag ik U nu om ons die dingen, waar ik om gevraagd heb, zo beknopt mogelijk te beschrijven en te verklaren, zodat wij dan ook weten wat ze zijn en hoe ze zijn ingericht.'
[5] Op dat verzoek van de schriftgeleerde beschreef Ik voor het viertal die dingen zo beknopt mogelijk en op zo'n manier, dat ze goed konden begrijpen wat Ik uitgelegd had.
[6] Na deze uitleg, die ruim een uur geduurd had, vroeg de schriftgeleerde Mij of de aartsvaders daar ook al kennis van hadden gehad.
[7] Ik zei: ' Zeer zeker, en met name de oerbewoners van Egypte! Maar zoals de mensen zich mettertijd door allerlei zonden steeds meer van de ene, eeuwig ware God verwijderden en tot het blinde heidendom overgingen en duisterder werden, zo ging ook die kennis te gronde, om plaats te maken voor de lege, dichterlijke verhalen en fantasieën met allerlei onjuistheden.
[8] En zo ging de kennis van de aarde en de sterren verloren. Slechts bij enkele, zeer weinige wijzen in een verborgen uithoek van de aarde bleef ze nog bestaan; maar die durfden er bij de geheel verduisterde mensen niet mee voor de dag te komen. En zo is die kennis zo goed als geheel verloren gegaan. Maar in de toekomstige tijden zullen de mensen die weer krijgen, nog helderder dan in de oertijd, en ze zullen alles berekenen; en dat zal bij de bliksem behoren, die oplicht van zonsopgang tot zonsondergang.'
[9] De schriftgeleerde zei: 'Van wie hadden Mozes en Aäron die kennis eigenlijk?'
[10] Ik zei: 'Van de geest Gods! Hoewel Mozes als aangenomen zoon van de Farao in de Egyptische mysteriën ingewijd was en ook van de oude sterrenkunde en aardrijkskunde veel kennis had opgedaan, was dat toch maar nauwelijks een druppel troebel water vergeleken bij de hele zee van zijn latere inzicht, die hem als uitverkoren leider van het volk Israël door de geest Gods gegeven is, waardoor hij pas een ware geleerde vanuit God werd.'
[11] De schriftgeleerde zei weer: 'Heer en Meester! Jozua, die ook een door God uitverkoren leider van het volk Israël naar het Beloofde Land was moet van dat alles, wat Mozes beschreven heeft, toch ook nauwkeurig op de hoogte zijn geweest! Hoe kon hij dan voor Jericho tegen de zon zeggen: 'Zon, sta stil, tot ik alle vijanden verslagen heb!', -en de zon schijnt aan zijn bevel gehoor te hebben gegeven? Als hij dat tegen de aarde had gezegd, dan zou dat volgens wat U ons zojuist hebt uitgelegd echt betekenis hebben gehad; nu we van U de ware stand van zaken hebben gehoord, blijkt het bevel van Jozua aan de zon iets te zijn wat duidelijk geen betekenis had, en het lijkt erop dat Jozua de ware stand van zaken toch niet gekend heeft, als het zijn bedoeling was dat zijn bevel op het natuurlijke niveau voltrok.'
[12] Ik zei: 'Jozua heeft dat weliswaar zo gezegd, echter niet tegen de natuurlijke zon, maar tegen de geestelijke zon, die bestond uit de leer die Mozes van God had gekregen. Die begon in het geloof en vertrouwen van het volk flink onder te gaan, toen ze de grote overmacht van de vijand zagen. Jozua heeft toen met zijn krachtige uitroep niets anders tegen het moedeloze en in alle toonaarden morrende volk willen zeggen dan: 'Blijf toch geloven en vertrouwen, tot jullie weldra de machtig lijkende vijand volkomen verslagen voor je zullen zien! Dan kunnen jullie met mij het land, waar melk en honing vloeien, innemen of weer naar de woestijn terugkeren!'
[13] Daardoor vatte het volk weer moed in vol geloof en vertrouwen op God, die de ware zon van de ziel en haar geest in de hemel en op aarde is, was en zal zijn. En kijk, die door Jozua aangesproken zon bleef staan in het geloof en vertrouwen van het volk, verlichtte het en gaf het moed, inzicht en kracht, en de vijand werd geheel en al vernietigd op de hoer Rachab na, die de afgezanten van Jozua barmhartigheid bewees. - Heb je dat nu begrepen?'
«« 92 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.