Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30690 resultaten - Pagina 1 van 2047

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] (Johannes antwoordde en zei 'Een mens kan niets aannemen, tenzij het hem uit de hemel is gegeven.' Joh. 3:27) Johannes wordt kalm en zegt tegen zijn leerlingen: 'Luister, het lijkt mij toe dat het zo is: Een mens kan, speciaal wat betreft geestelijke dingen, zich niets toeëigenen, wat hem niet eerst uit de hemel gegeven wordt! De bijzondere mens, Die Zich door mij aan de overzijde van de Jordaan liet dopen, en boven Wiens hoofd ik de geest van God heel zachtjes, zoals een duif zich op haar nest neervlijt, als een lichtend wolkje uit de hemel zag neerdalen, en van Wien ik dat getuigenis gaf, zou niet kunnen hebben wat hij heeft, als Hij alleen maar mens was. Maar Hij is meer dan alleen maar mens en schijnt de macht te hebben om wat Hij maar wil uit de hemel te kunnen nemen, en daarbij het genomene te behouden of te geven aan wien Hij maar wil! En ik denk dat wij allen, dat wat wij hebben, door Zijn genade ontvangen hebben, en het is dus onmogelijk dat wij Hem voor kunnen schrijven wat en hoe Hij moet doen! Hij geeft, - wij zijn degenen, die het van Hem aannemen. Hij heeft Zijn grote korenschop in Zijn hand; Hij zal Zijn dorsvloer vegen zoals Hij wil en Hij zal het koren in Zijn schuur verzamelen, het stro echter verbranden met het eeuwige vuur, en uit de as maken wat Hij wil!'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik wil geen ongeluksprofeet zijn, maar ik zeg je toch, dat je daarmee bij de verheven Joden niet zult bereiken, wat je bij ons, ondanks onze veelvuldige domheden, bereikt hebt. Wij geloven nu, ook al lijkt het nog of we dromen; maar de grote Joden zullen jullie niet op die manier geloven! Ze zullen tekenen eisen en je vervolgens ook nog vanwege de tekenen vervolgen; wij vroegen echter geen tekenen van jullie, ondanks dat deed je ze vrijwillig.
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Zoals je het nu vraagt, lijkt het er op dat je meer droomt dan wakker bent; maar toch droom je niet en wat je daar ziet is voelbare werkelijkheid! Je zei Mij zelf buiten in het bos, dat je had gehoord dat Ik het oude huis van Jozef, dat thans door Irhaël wordt bewoond en ook haar eigendom is, in een oogwenk helemaal heb vernieuwd. Nu, als Ik Jozefs huis kon herbouwen, dan ben Ik toch ook wel in staat om de oude vesting van Ezau te vernieuwen?!'
Hoofdstuk 61: Een wonder maakt de geest niet vrij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De koopman Jaïruth zegt: 'Heer, daar moet ik nog eens goed over nadenken! Want van zo'n Messias heeft nog nooit een mens gehoord! Het lijkt mij echter, dat de wereld op die manier niet veel aan de Messias hebben zal! Want zolang de wereld wordt gelaten zoals ze is, zal ze steeds de onaangenaamste vijand zijn van alles wat met de geest te maken heeft! Ik wil er echter nu nog verder over nadenken.'
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De overste zegt: 'Ik ben het echt niet van plan, hoewel ik in deze hachelijke tijd er best een reden voor zou hebben. Het lijkt er namelijk op alsof de tijd steeds dichterbij komt, waarin de Joden volgens hun overlevering een geweldige door hun God gezonden redder verwachten, die hen moet verlossen van de heerschappij van Rome. En men hoort nu hier, dan daar van Joodse zijde mompelen, dat die redder zich al op aarde zou bevinden! Ik zou me daarom heel goed in kunnen denken, dat u wel eens die redder zou kunnen zijn, -ja heimelijk heb ik dat ook al gedacht. Hoe het ook zij, -ik vind, dat u één van de zeer wijzen bent en ik waardeer u als een echte mensenvriend. Daarom zullen mijn gedachten in die richting mij volstrekt nooit hinderen u ter wille van de waarheid te volgen, lichamelijk nu naar Sichar en geestelijk mijn hele leven lang, hoewel ik me wel ervan bewust ben, dat ik daarmee, als Romein, voor mijzelf geen triomfboog oprichten zal! Ik heb u nu alles uitgelegd en ik vraag u dan nog één keer, of ik u mag begeleiden. Zegt u ja, dan zal ik u begeleiden; zegt u echter nee, dan blijf ik hier!'
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Het is helemaal niet zo belangrijk dat een teken dat veel lijkt op een vroeger teken opgeschreven wordt, omdat dat bij de latere belijders van Mijn leer gemakkelijk verwisselingen in de hand werkt, en uit zulke verwisselingen vervolgens allerlei tobberijen en twijfels kunnen ontstaan, die dan de hoofdzaak, namelijk Mijn leer, veel meer schaden dan baten.
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Want als dan later de mensen onze geschriften met elkaar vergelijken en bij mij niet zullen vinden, wat wel in dat van Matthéus staat, zullen ze dan niet beginnen te tobben en aan de echtheid van het hele evangelie gaan twijfelen en zeggen: 'Waarom vinden we van de ene Jezus niet in allebei de evangeliën dezelfde leer en dezelfde daden? Waarom schreef Matthéus dit en Johannes dat, het lijkt niet op elkaar en toch moeten beiden steeds bij Hem zijn geweest?!' Ik denk, dat als ik heel wat anders opschrijf dan Matthéus, dit oordeel van degenen, die na ons komen, onder de genoemde omstandigheden niet uit kan blijven!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Een schriftgeleerde antwoordt daarop: 'Het lijkt me toe dat u deze mens, behalve dan met het vergeven der zonde, ook verder niet zult kunnen helpen! Want als de jicht je eenmaal zo heeft toegetakeld, dan helpt alleen de dood nog maar!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar nu vraag ik je, mijn lieve vader, of dit leven van mij dat hij mij nieuw heeft gegeven, niet aan hem toebehoort. Mijn hart is diep bewogen, en het lijkt me toe dat ik behalve aan hem geen andere man ooit mijn liefde zou kunnen geven. Mag ik hem boven alles liefhebben, -meer dan jou, mijn vader, en meer dan alles ter wereld?'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik antwoord: 'Vriend! Jouw berekening lijkt nergens naar; want wij zijn nog een uur van het midden van de nacht verwijderd. Reken daarom maar liever niet, want de loop van de sterren is anders dan je denkt! Jouw manier van berekenen is onjuist, en daardoor is het vrijwel onmogelijk, dat je aan de stand en de loop van de sterren het midden van de nacht kunt bepalen. Mensen, die dat kunnen, zullen eenmaal wel geboren worden; maar nu is het nog lang niet zo ver.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Hij lijkt op een pure waterwereld, die aan alle kanten omringd is door lucht waar licht doorheen schijnt, en die uiteindelijk niet in staat is om te bepalen, of zijn waterwereld uit de met licht doorschoten lucht of uit de waterwereld ontstaan is. Hij realiseert zich nog niet duidelijk genoeg, of hij zijn geestelijke kennis uit zijn natuurlijke verstand heeft verkregen, of dat zijn natuurlijke verstand zich uit de in de mens verscholen, misschien al aanwezige, maar ook in het begin zeer geheim werkende geestelijke kennis, heeft ontwikkeld. Om het nog duidelijker te zeggen, hij weet niet of het geloof uit de kennis voortkomt of de kennis uit het geloof, en wat nu wel het verschil is tussen die twee.
Hoofdstuk 158: De tweede scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ik vind daarom dat we beter wat kunnen gaan slapen en morgen de verdere en zeker meer verstandige verhandeling voort kunnen zetten! Want het lijkt me toe, dat het toch ook al begint te schemeren, en de morgen zal dus wel niet lang meer op zich laten wachten; verder moeten we de sabbat toch minstens in de passende rust tegemoet treden en niet in een woordenstrijd over onze meningen en opvattingen!
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar de betere zegt: 'Laat het door hen afkopen, als je kunt! Of roep de boosdoeners vandaag nog of morgen ter verantwoording, als je er een mogelijkheid voor ziet! Wat kun je als één tegen velen?! Het lijkt me voorlopig nog maar het beste om erover te zwijgen. Maar als je er voorshands al iets tegen wilt doen, dan is er niemand die je zal tegenhouden; maar wat mij betreft wacht ik eerst alles maar eens af en daarna doen we wel wat nodig is. Laat de appel aan de boom eerst maar eens rijp worden, als je niet in een zure appel wilt bijten! Begrijp je mij?!'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] 'Dat is mooi!', zegt het volk, 'Ze zeggen, dat de duivel dom is, en dat je zijn leugens van het voorhoofd af kunt lezen; maar jullie zijn nog tien keer zo dom, -want jullie leugens kun je al met je klompen aan voelen! Weet je niet meer dat wij al jullie gewassen met onze ossen en ezels naar Jeruzalem naar de markt hebben gebracht, en dat we precies weten aan wie wij jullie gewassen verkocht hebben!? En jullie zijn brutaal genoeg om tegen ons te zeggen dat je het Griekse gewas aan de heidenen verkocht hebt, opdat ze nog meer verdoemd zouden zijn! Als je je al met leugens wilt schoon wassen, lieg dan een beetje slimmer zodat het niet lijkt alsof wij nog dommer zijn dan jullie en dat het voor ons geen verschil zou maken om zonder enig bezwaar zwart in plaats van wit en wit in plaats van zwart te kopen! -Nee, hoe kan iemand zo afschuwelijk liegen! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Als iemand de woorden over het Rijk van God die Ik uitspreek, wel hoort, maar in zijn hart niet begrijpt, omdat dat hart van pure wereldgelijkvormigheid net zo platgetreden is als een weg, dan ziet de boze maar al te snel het niet in de aarde gevallen, maar op de vast gestampte, wereldse gladde buitenkant van het hart blootliggende woord, en pakt met gemak weg wat eigenlijk in het hart gezaaid is maar toch aan de werelds gladde buitenkant bleef plakken; en zo'n mens lijkt dan op de weg waarop het zaad, of wel Mijn woord, viel. (Matth.13:19) En daar aan de oever staan er veel van deze soort!
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...