De huiver binnen de N.O. voor organisaties

“Help! We worden een kerk!” – de huiver binnen de N.O. voor organisaties
– door Hendrik Klaassens –

Op zoek naar de wortels van het individualisme
Vaak heb ik mezelf de vraag gesteld: “Waarom zijn mensen vaak helemaal in hun uppie met de N.O. bezig en waarom is er naar verhouding zo weinig deelname aan activiteiten op dit gebied?” Daarbij heb ik de situatie in de N.O.-wereld meermalen vergeleken met New Age, waar de behoefte aan o­nderling contact en uitwisseling duidelijk groter is dan bij de lezers van de N.O. Waar komt dat sterke individualisme – dat soms neigt naar isolationisme – eigenlijk vandaan? Is er iets in de inhoud, de strekking of het karakter van deze boeken dat mensen ertoe aanzet om er solistisch mee om te gaan?
Je kunt die vraagstelling natuurlijk ook omdraaien: ik denk dat dáár het werkelijke antwoord te vinden is. De vraag hoort voor mijn gevoel eigenlijk te zijn: “Welke mensen voelen zich tot deze boeken aangetrokken? Zijn het vooral mensen met een bepaald karaktertype die deze boeken lezen, er iets van zichzelf in herkennen en vervolgens proberen om zich de inhoud ervan eigen te maken?”



Waarom gaat iemand de N.O.-boeken lezen?
Dat raakt de kern al wat meer. Want waarom wordt iemand door deze boeken aangeraakt, vaak tot in het diepst van zijn ziel? Uit een heleboel gesprekken met mensen is me gebleken, dat de meesten pas op de boeken van Lorber of Swedenborg stuiten als ze éérst jaren lang geestelijk op zoek zijn geweest. Vaak hebben ze het ene boek na het andere verslonden over parapsychologie, esoterie, mystiek of New Age – maar ze vonden daarin niet wat ze werkelijk zochten. Al die slappe, halfslachtige lectuur bood hen niet voldoende houvast.
Toegegeven: ze vonden er wel wat krenten in de pap en een paar wijsheden die hen wat verder brachten, maar er o­ntbrak iets essentiëels aan, iets wat echte antwoorden gaf op de vragen die hen bezig hielden.
Vaak hebben mensen ook al behoorlijk wat meegemaakt aan ellende voordat ze 'rijp' waren voor de boodschap van de N.O. Bovendien zijn het mensen voor wie alleen het beste – d.w.z. waarachtige, diepzinnige antwoorden op hun vragen – goed genoeg is. En áls ze dan eenmaal op de N.O. stuiten en er iets in herkennen, betekent dat voor hen meestal zó'n opluchting en bevrijding, dat ze er nooit en te nimmer meer afstand van willen nemen. Ze herkennen er de geest van Christus in, die hen tot in het diepst van hun wezen aanraakt.

N.O. en New Age zijn o­nverenigbaar
In de N.O. kom je geen flutantwoorden of goedkope oplossingen tegen, maar waarheid waar je voluit ernst mee moet maken als je er iets aan wilt hebben. Het is niet de boodschap van: “Ga je gang maar en doe maar wat je wilt, het komt uiteindelijk toch wel goed; de één volgt een wat kortere weg, de ander een wat langere, maar uiteindelijk komen we er allemaal!” Oh nee: voor mensen, die streven naar een gemakkelijk en lui leventje is de boodschap van de N.O. zonder meer afstotelijk: “Keer je af van de wereld en van al het materiële en richt je alleen maar op het o­ntwikkelen van liefde en deemoed.” Voor iemand, die bij voorkeur vertoeft in het dartele elfjesbos van New Age, is zo’n boodschap zonder meer o­nverteerbaar. New Age neigt immers naar reli-shopping, naar het uitzoeken van de krenten en rozijnen in het royale aanbod aan geloofsovertuigingen: een cursusje hier, een workshopje daar, een beetje van de “Course” en een stukje Sai Baba – en ziedaar: de New-Age salade is klaar voor consumptie!
 
Om de geestelijke weg te gaan, die in de N.O. wordt beschreven, heb je echter weinig of helemaal geen houvast in de materialistische wereld om je heen: daar vind je nauwelijks bakens of lichtende voorbeelden, maar vooral voorbeelden hoe het juist níet moet. Er is dus wel degelijk moed en een zekere 'eigenzinnigheid' voor nodig om de boodschap van de N.O. in de praktijk te brengen: je moet daarvoor immers dwars tegen de stroom van de wereld in roeien. En het zijn toch vooral individualisten, mensen met sterke overtuigingen en een zekere 'koppigheid', die dit avontuur – als ik het zo mag noemen – aandurven.

De risico’s van het isolement
Wat daar nog bij komt is, dat een groot deel van de N.O.-lezers eerst het nodige heeft meegemaakt binnen de kerken: men heeft gezien hoe het er daar aan toe gaat. De reactie daarop is vaak: dit willen we nóóit weer!
Er zit hier echter een addertje o­nder het gras: men gaat soms zó ver in het vermijden van de fouten die de kerken hebben gemaakt, dat men vergeet dat er ook grote gevaren kleven aan een al te ver doorgedreven individualisme en solipsisme. Een krachtige eigen overtuiging is prachtig, maar in de stilte van de binnenkamer groeien er soms ook wilde bloemen, die alleen in de eigen fantasie bestaan: komen ze eenmaal in aanraking met de nuchtere werkelijkheid daarbuiten, dan verdwijnen ze meestal als sneeuw voor de zon. Ik hoor mensen soms de vreemdste dingen beweren, die er allemaal in het Lorberwerk zouden staan. Als je hen dan echter vraagt naar teksten die dit zouden moeten o­ndersteunen, komen ze in de regel met eigen interpretaties of projecties aanzetten, die een ander er nooit of te nimmer uit zou halen. De gedachte, als zou de N.O. de reïncarnatie-gedachte voluit o­ndersteunen, is er één van. Allerlei misvattingen over de verhouding tussen lichaam, ziel en geest vormen een ander voorbeeld. Zo bestaan er allerlei wonderlijke opvattingen over wat er al of niet in het werk van Lorber en Swedenborg zou staan, zonder dat dit door die teksten zelf ooit hard gemaakt kan worden. Dat ligt voor mijn gevoel aan een al te solistische benadering.

”Help! We worden een kerk!”

Laat ik heel duidelijk zijn: lang niet alle N.O.-lezers hebben die eigenschap. Er zijn ook veel lezers die hier opener mee omgaan en wél graag met anderen hierover spreken. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste leden van het forum van N.O. tot die laatste categorie behoren – waarom wissel je anders graag ideeën met anderen uit op een forum? Maar mijn eigen nuchtere ervaring leert me, dat er ook een tamelijk grote groep is, die ervoor kiest om er een vrij particuliere bezigheid van te maken en er nauwelijks met anderen over spreekt. En áls je dan al met hen in aanraking komt, hoor je vaak geluiden als: “Dit is een gebeuren tussen mij en de Heer, dit is mijn eigen traject dat ik helemaal in mijn binnenkamer moet afleggen”.
Uiteraard is dat hun goed recht dat ik hen ook niet zal betwisten. Maar ik denk dat men soms – juist om de fouten, die men binnen de kerken heeft gemaakt, te vermijden – van de weeromstuit helemaal de andere kant op schiet en groepsvorming of het oprichten van organisaties op dit gebied met o­neigenlijke argumenten gaat bestrijden. Men meent deze argumenten dan ook nog aan de N.O.-geschriften te kunnen o­ntlenen. Op die manier kan er zelfs een tendens o­ntstaan, die je een vorm van ‘dogmatisch anti-clericalisme’ zou kunnen noemen: vanuit de angst, dat er binnen de N.O. een kerk zou kunnen o­ntstaan, wijst men bij voorbaat wat meer grootschalige initiatieven op dit gebied af: “We mogen vooral geen kerk worden!”

Uiteraard staat dit de verspreiding van de werken van de N.O. behoorlijk in de weg. Bovendien ligt hier naar mijn smaak ook één van de belangrijkste oorzaken voor de geringe deelname aan N.O.-activiteiten die het niveau van een gespreksgroep overstijgen. En zoals dat zo vaak met puur emotionele argumenten gaat, is een inhoudelijke discussie hierover dan vaak niet meer mogelijk of verloopt deze uiterst moeizaam.
Naar mijn overtuiging liggen hier de echte wortels van het individualisme van veel N.O.-lezers. Een andere conclusie kan ik na al die jaren niet trekken.
___________________________________________________________________

Hendrik Klaassens.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *