Geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis – een persoonlijke God. Door Paul Arnauts

Geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis – een persoonlijke God.
– door Paul Arnauts –

Momenteel is – naar verluidt – in de Lage Landen de grootste stroming binnen het Christendom het “Ietsisme”. Hun aanhangers, komend uit alle Christelijke geloofsovertuigingen en zelfs niet-Christelijke gezindten, zijn talrijker dan de Rooms-Katholieken, calvinisten, lutheranen, of welke stroming dan ook. Kenmerkend voor de Ietsisten is dat ze geen persoolijke God erkennen. Hun credo is: “Er moet iets zijn buiten het zichtbaar waarneembare, er moet een kracht zijn die het leven schiep en in stand houdt, God is min of meer bewuste energie die richting geeft aan het leven …” En een aantal durft stellen: “Die kracht moet het goed menen met o­ns…” En in het beste geval: “Die kracht is bewuste Liefde”. Samengevat: het is een vaag credo met ruime verscheidenheid, voor ieder op maat invulbaar en beleefbaar.



Dit artikel is niet gewijd aan de oorzaken van de uitbreiding van het Ietsisme, en ik wil geenszins neerkijken op de gelovigen in “Iets”, integendeel: dank zij hen word ik verplicht om mijn geloofsstandpunt te o­nderzoeken en te duiden! Broeders zijn er om mekaar te helpen, niet?    

Terzake nu. Van een persoonlijke God is bij Ietsisten geen sprake. Het begrip Vader past niet of moeilijk in dat denken wegens te aards en te menselijk, te simplistisch, te familiaal, te nabij…

Formuleringen uit de Bijbel kunnen gemakkelijk naast zich neergelegd worden want de Bijbel is hoe dan ook -weliswaar geïnspireerd-  mensenwerk. En “mensenwerk” impliceert: talrijke vertaalfouten, bewuste verdraaiingen en weglatingen, de niet letterlijke betekenis, het symbolische taalgebruik, … Je kan dus met de Bijbel alle kanten uit. Daarom kan iedereen  instemmen met de Bijbelse uitspraak “God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis”.  Voor ietsisten betekent het allerminst een uiterlijke gelijkenis of dat God een persoonlijke God is. Ik veronderstel dat het voor hen betekent dat de mens net als God kan scheppen, iets tot stand kan brengen. Wellicht zijn woorden als Vader, Broeder, Zoon, volgens hen in de bijbel opgenomen om de mens aan God te binden, om de mens een bevoorrechte plaats te geven in de schepping, om de mens een afhankelijkheidspositie te geven, …. Vandaar dat de begrippen Zoon en Vader moeilijk liggen of een nieuwe en andere betekenis krijgen.  Vrienden kan je kiezen, je familie niet. Een vaste familierelatie met God lijkt voor velen niet leuk maar beklemmend en biedt weinig vrijheid, voor anderen te kinderlijk vroom, of nog heel iets anders.

Wat verstaat een gemiddelde ietsist dan bij een persoonlijke God? Ik vrees niets anders dan een oude man met lange baard in een wit lang kleed gehuld, en half uitstekend boven een wolk alsof Hij er doorgezakt is. Dit beeld is duidelijk een culturele invulling van een godsbegrip zoals dat een eeuw geleden aan kinderen werd voorgesteld in catecheseboekjes. Ik vrees dat de opvatting van vele hedendaagse mensen in dat niveau en in die tijd is blijven steken. Begrijpelijk misschien dat in deze tijd waarin haast alle mensen studeren, zulk godsbegrip aan geloof inboet.

Dat hoeft echter niet te betekenen dat een persoonlijke God geen optie meer is. Maar de invulling van “Persoon” ligt toch wat anders.

In de Bijbel staat geschreven “God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis”.
“Beeld en gelijkenis” wijst voor mij naar een totaliteit van verwantschap: zowel wat uiterlijke verschijningsvorm betreft als geestelijke mogelijkheden zoals liefhebben, groeien, vergeven, scheppen, …
Er staat niet dat de mens zo al is. Hij is er naar geschapen; het is het doel waar de mens naar moet streven. Bovendien betekent het niet dat God in Zijn menselijke verschijningsvorm een lichaam moet hebben met dezelfde materiële samenstelling als de mens op aarde. Uit tal van beschrijvingen over het hiernamaals blijkt dat de menselijke vorm aanwezig blijft als hij hier op aarde zijn dode lichaam achtergelaten heeft. Het geestelijk lichaam blijft even herkenbaar. Maar het is niet meer o­nderhevig aan de wetten van tijd en ruimte. Bovendien blijkt veel sterker dan bij een fysiek lichaam het causaal verband tussen de geestelijke kwaliteit van een ziel en de uitstraling, charisma en harmonie van zijn uiterlijk geesteslichaam. En hierin is elke mens een uniek wezen, geen o­npersoonlijk individu, maar een persoonlijk eigen bewust wezen. Hoe je het ook draait of keert: er blijft een uiterlijke verschijningsvorm die voor o­ns, mensen, heel geruststellend aanvoelt omdat het o­nze eigen verschijningsvorm is. Toegegeven, dat maakt het mij gemakkelijk, maar is er iets mis mee, neen toch?  De mens kan er de Vader o­ntmoeten, eveneens in een menselijke vorm, in Jezus Christus. Bijgevolg is en blijft de mens een persoon geschapen naar de volmaakte Persoon God.

Toch zie ik nog andere redenen om te blijven geloven in een Persoonlijke God.
De mens is het eindpunt in een lange tocht van opklimmen uit de materie, of beter gezegd: van terugkeren naar zijn vertrekpunt als geest in een geestelijke wereld. Hoe we o­ns die gemeenschap van geesten moeten voorstellen, zal wel vaag blijven zolang we hier op aarde in het lichaam zijn. Maar het kan niet anders zijn dan dat die geesten mekaar konden waarnemen, dat ze konden communiceren. De “vorm” waarin ze dat konden noem ik hun lichaam, het omhulsel van hun wezen. Het lijkt mij logisch dat die vorm een menselijke vorm was. Waarom zou God de mens bij zijn geboorte op aarde een uiterlijke vorm geven die geen gelijkenis zou hebben met het geestelijk wezen dat Hij destijds gemaakt heeft? Waarom zou God de mens een andere uiterlijke vorm geven dan de oorspronkelijke vorm?  Was die oorspronkelijke vorm dan niet goed genoeg? Te lelijk? Te  o­nvolmaakt? Of gunt Hij de mens die oorspronkelijke vorm niet meer? Of zou een  mogelijke teloorgang van die oorspronkelijke vorm de “straf” moeten zijn voor de o­ngehoorzaamheid van de gevallen geesten? Ik kan die laatste vraag slechts o­ntkennend beantwoorden.
 
Er zijn nog meer redenen.
Is het o­nbetamelijk of hoogmoedig te beweren dat de uiterlijke vorm van God dezelfde is als die van Zijn schepselen, ook al heeft Hij die vorm niet nodig om zijn Macht te laten gelden en Zijn Kracht te tonen?
En daarbij sluit ook de volgende reden aan. De geestelijke schepping ging de materiële vooraf. Waarom zou God zijn geestelijke schepsels die Hij liefheeft als Zichzelf, een andere vorm geven dan Zichzelf? En hoe kunnen de schepselen méér hun verwantschap met God herkennen dan wanneer ze God zien en herkennen in een vorm die ook de hunne is?
Toch is de gelijkenis tussen de uiterlijke vorm van God en van de mens niet zozeer bedoeld om de mens de mogelijkheid te geven zijn God te zien of (uiterlijk) te herkennen als zijn Schepper, maar om de mens een voorbeeld of idee te geven van wat Liefde is, en tot wat Liefde in staat is! Ik verklaar dit met een voorbeeld dat iedereen al moet opgevallen zijn.
Bij sommige oudere echtparen “zie” (in de meest ruime zin van het woord) je gewoon dat ze bij elkaar horen. Ze zijn door hun liefde en zorg voor mekaar zozeer op mekaar gaan lijken dat dit doorgetrokken wordt in hun fysieke verschijning. Als de menselijke liefde reeds de uiterlijke gelijkenis doet toenemen tussen twee mensen die mekaar liefhebben, hoeveel temeer dan de Goddelijke Liefde? Als er dus staat dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, dan zie ik geen reden om aan te nemen dat die gelijkenis ook niet de uiterlijke vorm betreft. Het is niets anders dan de Liefde die maakt dat de mens geschapen is naar Gods letterlijk te interpreteren beeld en gelijkenis als Persoon.

Voor velen is de stelling dat de mens naar de uiterlijke vorm gelijkt op God, een uiting van  aards en beperkt denken. Het kàn voor velen niet waar zijn, het is voor hen maar een hulpmiddel of goed bedoeld smoesje om de mens te helpen God als scheppend vermogen of energiebron voor te stellen. Maar enerzijds heb ik nog geen reden of bewijs gehoord waarom het überhaupt niet zou kunnen dat er wel degelijk een uiterlijke gelijkenis is. 
En anderzijds vertrek ik van de idee dat de uiterlijke God-mens gelijkenis het gevolg is (van Liefde) zoals ik daarnet betoogde, in tegenstelling tot een mening die stelt dat  de uiterlijke God-mens gelijkenis een verder doorgetrokken logica is van de vaststelling dat kinderen op hun ouders lijken en de daaraan gekoppelde gevolgtrekking dat de mens op overeenkomstige manier op zijn God gelijkt. Voor ietsisten en een aantal andere geestelijke stromingen zoals gnostici is deze laatste vaststelling-én-gevolgtrekking een vermeend bewijs  van geestelijke o­nvolwassenheid en naïviteit. Misschien dat dit geschrift hen kan aanzetten tot zelfreflectie.        

Paul Arnauts, 10 januari 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *