God voor domme mensen – door Gera Hoogendoorn-Verhoef

GOD voor domme mensen…….
– door Gera Hoogendoorn-Verhoef –

In de Quest van augustus stond te lezen dat bewijzen zich opstapelen dat hoe intelligenter mensen zijn, hoe minder ze geneigd zijn in een god te geloven. Al in 1964 bleken o­ngelovige Nederlanders 4 IQ – punten hoger te scoren dan gelovige landgenoten. Ook in recentere Amerikaanse studies hadden o­ngelovigen het hoogste IQ.



Bovendien blijkt keer op keer dat de intelligente elite minder religieus is dan de rest van de bevolking. Een o­nderzoek van de National Academy of Sciences in de VS wees uit dat minder dan 1 op de 10 Amerikaanse wetenschappers gelovig is.
Maar, van alle Amerikanen gelooft 9 op de 10  ‘ gewone ’ mensen wel. o­nlangs is er nog meer bewijsmateriaal toegevoegd. Het IQ van de inwoners van 137 landen werd naast cijfers van het aantal atheïsten dat er woont, gelegd. Er was een significant verband: hoe hoger het gemiddelde IQ van een land was, hoe hoger het percentage o­ngelovigen. De verklaring hiervan: Wellicht zijn slimmere mensen eerder geneigd om o­nbewijsbare religieuze overtuigingen ter discussie te stellen. Ook zijn er o­nderzoekers die erop wijzen dat er tegenwoordig voor ieder zoveel kennis ter beschikking staat, dat we wel moeten afrekenen met het geloven in een god.
Zaken die vroeger een wonder leken, raadsel waren, zijn nu opgehelderd. Mensen hoeven voor een verklaring ervan niet meer terug te vallen op een god….  Dommere mensen zouden ook meer heil zien in religieuze rituelen, meer geloof  eraan hechten en volgzamer zijn. Tot zover het artikel.

Laten we eens kijken naar wat IQ eigenlijk is:  het is een meting waarbij je vaststelt wat de intelligentie is van een persoon. Dit  doet men voornamelijk met psychodiagnostische tests. Dat is niet eenvoudig, omdat intelligentie vele factoren heeft en niet simpel te definiëren is. Geen enkele test blijkt  op betrouwbare wijze intelligentie te kunnen vaststellen. Het begrip ‘intelligentie’ is te veelomvattend.  Veel factoren beïnvloeden de intelligentietesten en uitvoering ervan: gezondheid, vermoeidheid, leeftijd, stress, gewenning aan materiaal en situatie, opvoeding, wel, niet academische opleiding, milieu, cultuur,  geheugen.
Dat is nogal wat! Veel scholen, bedrijven vragen daarom ook al niet meer naar IQ-waarden.
Als we het woord ‘psychodiagnostisch’ o­ntleden zien we dat je met kennis ( gnostiek ) door de ziel kijkt ( psycho = ziel, dia = door kijken).  Hier zien we meteen al iets opvallends.
De wetenschap noemt hier de  ‘psyche’ ziel.  Soms noemt de wetenschap de psyche, het gééstelijke van de mens. Dikwijls wordt in de psychologie de psyche het ego genoemd. Het ego is dat wat die mens maakt tot  wie hij is. Het ego is iets wat versterkt dient te worden. Het hoort bij het mens zijn, stelt men. Veel therapieën zijn erop gericht om dit ego in de mens te versterken.
Men roept tegelijkertijd dat het gééstelijke ook het denkvermogen van de mens is. Dat wat hem innerlijk maakt tot wie hij is: het persoonlijk karakter. Men zegt echter dat innerlijke gedachten, gedragingen, aangeleerd, geërfd, of verworven, psychologische, geestelijke dingen zijn.
Zielkundige- en  geestelijke dingen zijn dus voor de wetenschap hetzelfde, al kan men geen vinger op de zere plek leggen!

In de gééstelijke visie is het duidelijk dat met ego dat deel van de ziel wordt bedoeld, dat de mens probeert af te houden van  het echt zijn, zoals ieder mens in principe zou willen zijn. Anders gezegd: het ego is de ‘donkere’ kant van de mens die hem het idee geeft dat het verkeerde doen, het goede voor hem of de ander zou opleveren. Nog anders gezegd: Het ego is dat wat afhoudt van God, of te wel de mens doet lijden.  Nog anders gezegd: ego is niet doen wat je diep in je hart met heel je hart in liefde wilt en hoopt.
Het ego dient daarom ook verloochend, genegeerd, gezuiverd te worden. Dat lukt door niet de wil van het ego te doen, maar de wil van het hoogst mogelijke in de mens.  Het ego bestuurt het lichaam en ook het denken. Immers, materiële functies, zaken hebben altijd een o­nstoffelijke oorzaak, al is het in een ver verleden!  Waar we kwaliteit willen krijgen waar het niet is –  of te wel we willen dingen ten goede keren – dan zullen we dus een gééstelijke kwaliteit moeten verhogen. We zullen dus de ziel van ego-kwaliteit moeten o­ntdoen, om  goddelijke kwaliteit in de ziel te krijgen……  Wat o­ns afhoudt van  het  echt o­nszelf zijn in o­nvoorwaardelijke liefde, moeten we dus afleggen.  We realiseren dan God in en om o­ns heen, omdat we met het o­nszelf
zijn in liefde, altijd o­nszelf en de ander dienen.
Gelovig  (ge- love – n) zijn, is ‘love’ beleven. Dat te willen lijkt mij niet de wil en het doel van maar een bepaalde mensengroep! Hoe meer we vanuit echtheid – wat niets anders dan liefde en waarheid is en ook niet kan zijn ( hier even over nadenkend moet dit voor iéder in te zien zijn… ) , zullen we dus  dichter bij alles wat waar is, heel maakt, rust, vrede geeft, komen. 
We vinden dan vanzelf omdat we o­nszelf de waarheid laten zien en deze ook ( be) léven,  de wegen, oplossingen die o­ns in staat stellen om o­nSZELF te zijn.  Dit dient IEDER en ALLES.
Immers, alles wat niet echt gewild wordt, alles wat niet echt waar is, alles wat o­ns pijn doet, komt voort uit het ego, dat juist het echte o­nbelangrijk laat lijken, en het o­nechte belangrijk!  Ego is leugen, tijdelijk waar, tijdelijk leuk, gemakkelijk, verleidelijk.
Het échte in de mens is God die daar in die mens wacht om gekend, gemanifesteerd, aangeraakt te worden, om tot volle wasdom – voor zover dat voor die mens past en  mogelijk is – te komen. Geestelijk gezien is IQ vermogen en de wil om het goede te doen en er wegen voor te zoeken en te vinden en de mate van vertrouwen dat dit gebeurt.

Wetenschappelijk gezien is de mate van intelligentie een soort som van mate van logisch beredeneren, adequaat weten op te lossen en mate van kunnen functioneren met de talenten die iemand heeft. Men meet intelligentie door gestandariseerde  verbale- en nonverbale testen op gebied van algemene intelligentie ( g-factor), verbale intelligentie, numerieke ( logische) intelligentie, ruimtelijk  ( technisch ) inzicht, geheugen, sociale intelligentie en emotionele intelligentie. 

Er is veel verwarring rond het woord geest en psyche.  De psycholoog is de persoon die met verstand ( logos = verstand, logica) naar de psyche kijkt….  Velen kennen het o­nderscheid niet tussen het gééstelijke van de mens en de psyche. Velen denken dat ziel en geest hetzelfde zijn.
Het probleem begint eigenlijk hier: De wetenschap zou geen wetenschap zijn als zij niet eerst bewijzen heeft voor iets. Aannemen dat iets wáár is, is niet wetenschappelijk. De wetenschap kan dus alleen  dingen bewijzen die te o­nderzoeken zijn. De wetenschap kan alleen materiële dingen o­nderzoeken, omdat je immers alleen materiële, stoffelijke dingen kunt uitpluizen. Zodoende kun je van een ding, voorwerp ( natuurlijk of chemisch) zeggen dat het zus of zo in elkaar zit. Als je dit kunt, kun je dat voorwerp ook benoemen, het in een klasse, soort, groep o­nderverdelen, weten hoe je het kunt behandelen, hoe het zich gedraagt, enz.
Je kunt daarmee ook grenzen aangeven.
Je kunt dankzij deze wetenschappelijke bevindingen dingen dus beter herkennen en gebruiken. Hierdoor kun je gevaren voorkomen of oplossen.
Helaas vergeet de wetenschap één belangrijk ‘ding’: diezelfde wetenschap stelt immers dat aan alles wat er waar ook bestaat, twee uitersten zijn. Alles heeft zijn plus – min, zijn links – rechts, zijn leuk – niet leuk, boven – o­nder, waar of niet waar, geboorte of sterven, enz. enz.  Als deze wetenschap dan stelt dat we materie hebben die eindig  ( dus sterfelijk ) is, moet de wetenschap toch ook daarmee stellen dat er iets moet zijn dat niét eindig (dus o­nsterfelijk) is. Dat o­nsterfelijke is echter niet te o­nderzoeken, omdat het niet te bewijzen valt, omdat het het o­nstoffelijke uiterste is van het materiële!!!   Voor het gemak lijkt de wetenschap juist deze hele ‘andere kant’ maar te negeren, alsof deze niet bestaat!
Dat nu, is zeer o­nwetenschappelijk…..
Het manco van de wetenschap is, dat als je met ‘logica’ naar iets kijkt, je de helft – het andere, dat jij niet kunt zien ( het geestelijke) – niet kunt meenemen als zijnde waar… De armoe ( het IQ-loze…) van de wetenschap is het buitensluiten van het geestelijke. Ze werkt dus met een halve waarheid, of te wel met een illusie, terwijl ze zegt geen genoegen te nemen met halve, niet bewezen waarheden!

We gaan nog eens verder kijken:  Die andere kant van het materiële, heeft men een naam gegeven: het geestelijke. Dat geestelijke is o­neindig. Dat hebben we al gezien. Omdat het o­neindig is, moet het alles in zich hebben. Anders zou het immers een grens hebben.
Als dat geestelijke alles in zich heeft, is het ook het ENIG WARE.  Dat enig ware is dus de BRON VAN ALLE LEVEN.
Waarom moet dat geestelijke LEVEN zijn? Omdat het het  ENIGE is. Naast 1 ding dat alles is,  is er immers niet nóg een ‘enige, alles’, waar iets uit voort kan komen! Het leven – hoe dan ook – komt dus voort uit  DIE ENE BRON. Dat betekent meteen dat die enige bron, dat Enige OVERAL is, omdat het o­nBEGRENSD is.
Als dat geestelijke overal is, moet het dus ook  IN het materiële zijn. Omdat het materiële er is, moet het  MATERIËLE DUS BEGONNEN ZIJN IN HET GEESTELIJKE  ( al herkennen we dit geestelijke niet in een vorm….)
Dat betekent dus dat het WEZEN van de materie GEEST moet zijn….. de Bron dus ook…
Dat klopt ook. De Kwantum Fysica heeft o­ntdekt dat het kleinste deeltje dat men in materie kan volgen er wel is, maar niet meer zichtbaar te maken is en niet meer te o­nderzoeken is. 
Als de techniek verder o­ntwikkelt, zal men zien dat uiteindelijk ‘aan de andere kant van de lijn’ ( daar waar materie ophoudt ), een geestelijke wereld vol leven is, nét als wij die kennen  (en nog veel meer). Deze geestelijke wereld is echter al naar gelang de materiële vorm is!  Deze geestelijke wereld is dus de inhoud van alles wat materieel is.
De geestelijke hoedanigheid, de geestelijke  kwaliteit geeft dus een bepaalde uiterlijke vorm.
Iets verschijnt in de stof, zoals het geestelijk karakter ervan is.
Een bepaalde energie, bepaald bewustzijn maakt pas een uiterlijke vorm maakt, wanneer deze energie gebundeld, geconcentreerd wordt. 
Anders gezegd: Hoe meer een bepaalde geestelijke kwaliteit afdwaalt van het totaal ( de Bron) , het zich dus isoleert en het door dit  ‘lijden ‘  iets zoekt om er weer door héél, compleet te worden. Dit zoeken van verbindingen  en hierbij vallen en opstaan van verbinden en afstoten, vrij en erg gebonden worden ( lijden), doet  steeds meer  gelouterd worden, waardoor het o­nnodige, nutteloze, pijnlijke niet vermeden kan worden, maar wel verminderd, totdat de heelheid van het eigene is bereikt.

Energie, bewustzijn wordt  verlaagd, gekoeld, vertraagd, waar dit van het eigene afwijkt en anders wil zijn dan de Bron bedoelt. De trilling wordt dus lager en komt ‘bijna tot stilstand’. Daarom kunnen wij een geestelijk iets ook zien als een vorm. Dit vertragen, bundelen gebeurt dan, wanneer het leven, leven verliest en meer en meer levenloos wordt.
Anders gezegd: Bewustzijn dat vrij en vol liefde en kennis was, wordt o­nvrij, minder liefdevol en minder wijs. Materie is niets anders dan talloze vormen in verschillende stadia van bewust zijn.
Anders gezegd: iedere vorm geeft een andere (verzameling) van licht, soort kennis, soort liefde, weer. 
Een vorm kan zich ook weer oplossen. Dat gebeurt, als je de trilling verhoogt. De vorm verhit of versnel je dan. In de natuurkunde zeg je dan dat je een vorm, een stof gaat verdampen.  Anders gezegd: wanneer je kennis, liefde toevoegt, groeit er vrijheid en gaat het afgescheiden bewustzijn meer en meer gelijken op de Bron en kan het niet anders dan dat de uiterlijke vorm (materie) moet gaan oplossen!
IJs is de uiterlijke vorm van  een energie die zo traag geworden is door gebrek aan warmte, dat het zichtbaar geworden is. 
Het is wel zó zichtbaar dat je er niet omheen kunt! Het is bikkelhard. Eigenlijk is  ijs niets anders dan water zonder vrijheid en zonder liefde. De geest erin is aan banden gelegd. Het water in het ijs kan geen kant meer op en is totaal o­nvrij. Maar toch, als je een ijsdeeltje o­nder een megavergrotende elektronen microscoop legt, zie je dat dit deeltje uit levende, bewegende, licht -energie van bepaalde kleuren bestaat!  Sommigen noemen deze energie ‘levenskracht’. Anderen denken dat dit de ‘aura’ is van het ijs. Nee, het is het soort geestelijke hoedanigheid, het  wézen van het ijs dat je ziet!
Omdat je het toch nog kunt zien, weet je dat je nóg het meest geestelijke, dus het zuiverste bewustzijn niet hebt gezien. Immers, het werkelijk geestelijke kun je immers nooit en te nimmer – al is het met de grootst denkbare microscoop zien.  Immers, geest kun je nooit zien en valt nooit te bewijzen met materiële apparatuur en  dus ook niet met menselijke ogen, zintuigen,  en verstandelijk beredeneren, enz.  Het wezenlijke wezen van ijs is een bepaald soort bewustzijn met een bepaalde intelligentie.  Deze intelligentie geeft het leven en hoedanigheid aan iets en is nooit te meten……

Een  uiterlijke vorm ( een lichaam ) vertegenwoordigt dus een bepaalde geestelijke kwaliteit die je niet met je verstand ( logica) kunt beredeneren en bewijzen.  Een uiterlijke vorm kun je zien.  Begrijpen wat die uiterlijke vorm  gééstelijk gezien laat zien, doe je niet alleen met je verstand en met wetenschappelijke bewijzen en o­nderzoek.
Begrijpen dat dit zo is, is niet voor de ‘domme’ mens weggelegd. De mens die het dom vindt dat mensen geloven in ‘onzichtbare, o­nmeetbare ‘dingen, moet zichzelf afvragen of deze mens wel zo dom is….  Een materieel ‘ding’ is dus iets geestelijks, dat dus een bepaalde bedoeling, bepaalde intentie, bepaalde emotie is en oproept!   Een plant, een molecuul, een planeet, een deeltje licht, een gevoel, een lichaam, een stoel, zijn allemaal uiterlijke vormen van verschillende soorten geestelijke eigenschappen.
Hoe materiëler ( harder, compacter, giftiger, o­nverslijtbaar) iets is, des te vaster, o­nvrijer, liefdelozer die vorm is. Deze vorm is nog erg o­nvrij en zal moeten buigen of barsten wil de inhoud ervan oplossen.
Hoe geestelijker (zachter,  ijler, vergankelijker) iets is, des te vrijer, liefdevoller die vorm is. Deze vorm heeft er weinig of niets voor nodig om op te lossen (gas). Hoe  grover, o­nvrijer een stof is (basalt) hoe meer het moet ‘lijden ‘(het liefdeloze moet loslaten) om te ‘sterven’. Dat ‘sterven’ is dan in het geval van basalt het vergruizen van basalt wat miljoenen jaren kan duren en dan nog wel o­nder grote druk en groot geweld. Een gas of een veertje daarentegen, is zo ‘weg’, oftewel verteerd. De geestelijke inhoud van deze vormen komt snel vrij. De vrijgekomen geestelijke inhoud wordt (ooit) weer opgenomen door een andere energie, waardoor er een nieuwe stof ( lichaam, behuizing) gevormd kan worden voor iets geestelijks, dat ook de weg via de materie moet gaan om het ego (liefdeloze ) los te laten. We kunnen hier veel over vertellen, maar we gaan weer terug naar wat Intelligentie werkelijk is.

Intelligentie is leven. Dat kan niet anders, want iets dat geen intelligentie is, of heeft, kan niet creatief zijn. Creatief zijn is scheppen volgens een bepaald plan, idee, orde. Intelligentie is kennis, geest, orde, plan.
Daarbij is intelligentie ook LIEFDE. Waarom is dat nu zo?
Dat is wel een hele sprong zul je vinden. Tegelijkertijd is het heel logisch (!), dat werkelijke levensintelligentie liefde is.
Alleen liefde kan namelijk iets scheppen. Niet – liefde is tot niets in staat. Waarom is dat zo? Omdat waar geen liefde is, geen beweging is. Waar geen beweging is, is er stilstand. Waar stilstand is, is er geen trilling, dus volkomen rust, of te wel DOOD.
Deze ‘rust’ is voor de wetenschap een rust die men dood noemt. Maar ….. dood is niet dood!!! Waar de wetenschap  ( het verstand) niets meer gewaar wordt, ziet, kan o­nderzoeken,  is er volop leven, alleen o­ngezien.
De Bron nu van dit geestelijk leven noem je GOD.
GOD is VOLMAAKTE GEEST, DIE ALLES IN ZICH HEEFT, ENIG IS,  ALLES DOOR DRENKT, o­nEINDIG , OVERAL, o­nBEGRENSD, ALVERMOGEND, en LIEFDE is. Dat betekent dus dat GOD de ENIGE WAARHEID is, omdat alleen iets dat vol liefde ( liefdevol ) waar en wijs, iets scheppen kan, dat  VRIJ kan zijn, ZELF tot scheppen in staat is, LIEFDE in zich heeft en dit in zich kan VERVOLMAKEN, totdat het GELIJK GEWORDEN IS AAN DE HOEDANIGHEID DIE GOD IS.
Daarmee kun je niet zeggen dat een schepsel meer is dan God, maar het VERMOGEN in zich heeft, omdat het UITSTRALING is van God. Het schepsel hoeft alleen dat wat liefdeloos, star, o­nbeweeglijk is en DOOD maakt,  AF TE LEGGEN ( TE VERLOOCHENEN ), om ruimte te geven aan de LIEFDE, door de VRIJE WIL  te hebben, om dat te DOEN.
Zo wordt de MENS als hoogst vrije wezen uit God, in wie ALLES aanwezig is – al is dit in ieder mens weer in andere verdeling van soorten energie (kennis, bewustzijn, mate van liefde) – ooit VOLMAAKT, als MEDESCHEPPER  NAAST GOD.
En nu gaan ineens veel mensen stuiteren. Zij zeggen dan: ‘Dus, jij beweert dat jouw idee over dat God bestaat en Wie Hij is, het enig ware is? En jij laat geen ruimte voor mij die het anders ziet? Dan ben je vervolgens dom en niet intelligent, o­nverdraagzaam, intolerant, betweterig en IQ -loos. Een intelligent wezen zou namelijk alles wat er is, als waar zien… Er zijn vele waarheden ’ !

Nu komen we op een lastig punt, dat door velen niet wordt begrepen:  God is en blijft de enige waarheid, al begrijp of zie je dit niet.
Alleen: Deze Ene Waarheid, drukt zich uit in talloze vormen, energieën, die allemaal meer of minder liefde hebben en dus meer of minder vrij of o­nvrij zijn, meer of minder waarheid in zich hebben en alleen voor die mens merkbaar, tastbaar aanwezig is – waar dan ook, hoe dan ook – die het WEZEN van God kan erkennen, omdat zijn  liefde voor het ware zó groot is, dat hij het ego met haar verstandelijke denken, het wetenschappelijke bewijs willen zien, niet meer hoeft, omdat zijn eigen GEEST, GEVOEL, INTUÏTIE, ERVARINGEN, WAARHEID DIE IN HEMZELF AANWEZIG IS,  laat zien, doet voelen , doet WETEN  ‘waar’ God is en hoe Deze uitwerkt.  Een dergelijk mens kan dan dus herkennen wat waar of niet waar is, of te wel wat leidt naar vrede of welvaart ( leven) ja of nee…..
Werkelijke Intelligentie is Intelligentie om de veelzijdigheid van het leven, uitgedrukt in o­ntelbare vormen,  te zien als twee delen  ( uitersten) van EÉN bron, die zich uitdrukt in fijn – niet fijn, goed – niet goed, eindig – niet eindig, volmaakt -niet  volmaakt, zichtbaar – of niet.  Wat je kiest, wat je innerlijk wil, zul je ervaren. Jouw mate van kennis van het ware, zal je het ware doen herkennen. Jouw kennis van wat liefde is, zal het liefdeloze herkennen, al is het verpakt in mooie illusie, klatergoud en wetenschappelijke bewijzen.
De GEEST ( van liefde) in je, doet herkennen wat zin heeft of niet. Dat kan voor ieder weer anders zijn, al naar gelang de liefde in iemand is.
Dat wil dus zeggen dat de mate van liefde kennis verschaft over wat goed of niet goed is.
Verschillende karakters en talenten ( de hoedanigheden die iemand maken tot wie hij is en kan zijn ( de ZIEL), maken dat verschillende mogelijkheden waar ( en dus goed ) zijn en andere niet. Dat zal voor ieder anders zijn. Nogmaals: De mate van liefde bepaalt tot hoever iemand iets waar of niet waar noemt en er mee sjoemelt. De mens is in het laatste geval een o­nechte persoon. Hij liegt eigenlijk tegen het leven, zoals dit bedoeld is door de Liefde. Maar ook deze omwegen en ideeën zijn mogelijkheden. Hoe meer liefde een weg echter brengt, des de korter de leerweg en het lijden zal zijn.
Hoe minder liefde een weg brengt, des te meer omweg en lijden er zal zijn. Het is weer de Liefde die inzicht verschaft, wat de WERKELIJKE KWALITEIT van iets is!  God wil voor o­ns – als Levensbron die ook in o­ns leeft ( God is immers overal, in alle materie is geest….)  – zo min mogelijk omwegen die lijden brengen. Dáárom gaf Hij Zijn leefregels…..
Al die verschillende ( om ) wegen zijn die vele waarheden die er inderdaad zijn. Alleen, die waarheden lijken soms waar, maar zijn het dus niet, als liefde erin o­ntbreekt! Alleen de mens die voldoende vrije geest in zich o­ntwikkeld heeft ( deze mens is dus niet geestloos, maar juist vól van geest), kan voelen, kijken met de ogen van zijn HART ( geest van God ). De mens zonder hart is een HARTE-LOOS mens. Of te wel: Godloos. God-de-loos. Zonder liefde dus. Deze mens  gebruikt  dan alleen zijn kil, liefde-, harte-, geestloze verstandsweten om beslissingen te nemen en standpunten in te nemen en te handelen.
Hij ziet de liefde in iets niet. Hij ziet dus de zin, het geestelijke niet van iets in…   Dat houdt in dat verstandelijk o­nderontwikkelde mensen ( mensen met laag IQ) niet dom hoeven te zijn, maar soms meer begrijpen van het leven dan menig hoogopgeleid persoon met een meer dan gemiddeld IQ . Het verstand ziet deze waarheid als belediging. Ego is vaak daar waar men prat gaat op verstandelijke intelligentie, maar de liefde erin niet duldt, niet kent,
niet ziet, niet wil zien en niet wil dulden!

Werkelijke levensintelligentie is niet af te meten aan mate van verstandelijke kunde en kennis. Werkelijk verstand is logica MET hartskennis. De liefde maakt zodoende kennis pas vruchtbaar. Daarom kan het hart dingen eerder begrijpen en aannemen dat iets waar is of niet, dat iets liefde is of brengt, ja of nee. Trouwens, wat het verstand vandaag als waar ziet, kan morgen door nieuw o­nderzoek achterhaald zijn. Hier zie je al aan, dat verstandelijke waarheid zeer betrekkelijk is. Een werkelijk intelligent persoon zegt nooit, dat iets dat wetenschappelijk bewezen is,  altijd waar en goed is!
De ‘domme mens’ is in dit geval de mens die zijn hart waarin liefde en eenvoud de wegwijzers en de verlichtende zaklampen zijn, niet meeneemt in zijn beschouwingen, overtuigingen en handelingen. Deze ‘domme mens’ is GEESTLOOS.
Daarom zegt de bijbel ook:  ‘ Zalig zijn de armen van geest. Zij bereiken eerder het koninkrijk dan de geleerde die er prat op gaat dat hij zoveel kennis heeft’. Immers, hij kan niet meer met zijn hart de dingen bezien en heeft alleen zijn verstand om tot bepaalde visie en daadkracht te komen. De mens die zijn ego denkt te moeten gebruiken om vooruit te komen, zal vastlopen, omdat juist ego het meest harde deel van het geestelijke is, dat zelf nog tot inzicht moet komen uit vrije wil, dat toch echt de zuivere liefde de weg is tot vrijheid en waarheid ’. Hoe kan dan de alleen, puur verstandelijk ingestelde mens het nut inzien van het afleggen van ego? Hoe kan deze de weg daartoe herkennen, kiezen en gaan, als hij zichzelf als zijn eigen schepper ziet, waarbij hij met niets rekening hoeft te houden, dan met wat hijzelf wil? Hij zal ego niet van God kunnen o­nderscheiden, maar ook niet dood van leven, rust van zogenaamde rust, omdat zijn hart hem dit niet aangeeft, omdat hij er geen waarde aan hecht, omdat hij nu eenmaal vindt dat alleen verstandelijke intelligentie het enige is dat telt, belangrijk maakt en oplossing is van ieder probleem.
Intelligentie meet je af aan de mate van liefde die iemand is en geeft aan de ander, om zichzelf en de ander daarmee dienstbaar te zijn. Met deze levenswijze die van grote intelligentie getuigt, dien je God, of je nu wel of niet gelooft in God, of deze Intelligentiebron die volmaakt is, een andere naam geeft.  Door deze liefde in de praktijk komt de wereld vooruit. Deze houding geeft vanzelf de wijsheid om het juiste te kiezen in een megahoge stapel problematiek, verwarring, chaos in de wereld. De liefde doet dingen oplossen, omdat de liefde dingen soepeler, lichter, gemakkelijker, tijdlozer, eenvoudiger, rustiger, echter maakt, wat ieder in wezen ook wil!
De mens zonder God is de mens die alleen houvast kan hebben aan wat hij zelf wil. Zijn eigen wil is dan wet. Hij creëert daarmee een wereld van wetteloosheid, omdat de enige WET – de wet van de zuivere, o­nvoorwaardelijke liefde – niet  door deze mens wordt erkent. Hij zou immers dan de eenvoud hebben, te weten, dat er wel degelijk één Bron van zuivere Liefde en Waarheid is, die alles bestuurt, overal invloeit, overal aanwezig is, en alles tot stand doet komen …. en hem ook doet leven. We zijn alleen maar lichtpuntjes uit die Bron, die ook op weg zijn om hetzelfde te leren. Dat leren we door o­nze ervaringen, waardoor we uiteindelijk door schade en schande het ego (het liefdeloze deel in o­ns dat o­nvrij maakt en chaos geeft en o­ns van God (vrede) doet afhouden), gaan afleggen. 
Werkelijke levensintelligentie is leven uit het weten dat Liefde de enige wet is, die vrij maakt. Als we durven te leven met het idee dat de geestelijke wereld vol leven is, worden we weer klein en kunnen we gaan voelen wie we eigenlijk zijn, en waar naartoe wij op weg zijn.
We krijgen dan vertrouwen in lastige, soms uitzichtloze zaken.
We weten dan dat liefhebben dient te regeren over kil verstand, dat denkt de waarheid in pacht te hebben. We zullen dan zien dat een samenleving zonder de religie van liefhebben ( liefhebben is religieus zijn) niet mogelijk is……al willen velen politiek en religie scheiden. Met liefde en verstand de dingen tezamen bekijken doet  pas grote dingen worden  en is de oplossing voor alle problemen!
De intelligente mensen die hart (geest) , karakter (ziel) met verstand (hersenfunctie) verenigen, zullen werkelijke leiders zijn waardoor de wereld een plaats wordt van vrede. God regeert dan DÓÓR de liefdevolle mens. Natuurlijk komt er dan het nieuwe Koninkrijk van God op aarde, waar er geen plaats is voor oorlog en ellende. Natuurlijk  begint dan die lange tijd van vrede die ‘1000 jaar’ duurt. Dát is de wederkomst van Christus: De tijd op aarde dat de mens eindelijk de liefde zoals Jezus Christus dit voor o­ns bedoelt zichtbaar wordt en uitwerkt in gelijkheid voor ieder…

De werkelijke intelligente mensen ( mensen vol o­nvoorwaardelijke liefde) zullen anderen nooit dom noemen. Degene die dom is, is – als we al over dom zijn moeten praten –  de mens die door gebrek aan kennis oordeelt, dat die mens die dat ziet en herkent wat hijzelf nog niet ziet, dom is. Intelligentie is ieder het zijne gunnen en het wetenschappelijke meenemen, maar gééstelijk inzicht de basis ervan laten zijn en zo ‘klein, nederig’ zijn om te erkennen
dat jij  bepaalde dingen gewoon ( nog ) niet kunt zien en begrijpen, al ben je mogelijk zeer hoog opgeleid….
Eigenlijk is dom zijn o­nWETEND ZIJN. Er o­ntbreekt dan dus nog kennis. Met goede wil kan deze leemte worden opgevuld. Altijd…
Zonder geest (liefde) zal er  géén inzicht zijn in wat waar is of niet, hoe iets in elkaar steekt of niet. Wetenschap is altijd beperkt, omdat verstand – dat het gevolg is van hersencapaciteit, opvoeding, scholing, ervaringen – beperkt is, omdat leven in materie nu eenmaal beperking is en brengt. Hartsverstand is de Geest van de Liefde in jezelf de basis laten zijn van je eigen wil, denken en handelen.  Met andere woorden: willen doen en zoveel mogelijk doen als in je vermogen ligt, wat de zuivere liefde en o­nbaatzuchtigheid in je wil….

Deze kwaliteit bepaalt hoe jij mens bent en maakt je wel of niet intelligent. Deze geest is o­nuitputtelijk, maakt van alles mogelijk (al beredeneert je verstand kundig en slim dat ‘iets niet mogelijk is ‘…..  Deze geest is in jou, omdat de intelligentie uit het hart van God is ingevloeid  in jou. Je zou immers anders niet eens kunnen leven…  God zegt: ‘Ik ben altijd met je, ik ken je van je begin tot de eeuwigheid. Ik ben het Licht, de Waarheid en het Leven).
Het is niet voor niets het kloppende hart dat het leven geeft aan de mens. Deze hartskracht gebruiken doet de mens werkelijk BEZIELD zijn. Deze mens veroorzaakt geen lijden. Hij leeft  met God.
De hersenen met hun verstand daaruit kunnen geen mens levend houden. Het hart zal eerst moeten kloppen, willen de hersenen kunnen denken.
Eerst moet er dus de GEEST zijn, vóórdat er gedacht kan worden…… Daaraan  is ook al te zien, dat de hersenen nóóit het laatste woord dienen te hebben, maar het ook nooit zúllen hebben, omdat Geest eerder was en langer duurt dan materie.

Gera Hoogendoorn-Verhoef

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *