Het werk van de engelen in de hemel

“Het werk van de engelen in de hemel”
Uit “Hemel en Hel” van Emanuel Swedenborg, pag.189-193.

387. De werkzaamheden in de hemel kunnen niet worden opgenoemd, noch in de o­nderdelen worden beschreven, maar alleen in het algemeen kan iets daarover worden gezegd, want zij zijn o­ntelbaar en ook verschillend naar de werkkring van de gezelschappen. Ieder gezelschap vervult een bijzondere werkkring, want aangezien de gezelschappen verscheiden zijn naar het goede dat ze hebben, verschillen ze ook in het nut dat zij uitwerken, omdat het goede bij allen in de hemelen goed is in handelingen, dat wil zeggen nuttige werkingen. Daardoor betracht iedereen in de hemel nut, want het koninkrijk van de Heer is een rijk van nutten.



388. In de hemelen zowel als op aarde zijn velerlei besturen, want daar zijn geestelijke dingen, burgerlijke dingen en huiselijke dingen. Dat er geestelijke dingen zijn is duidelijk uit hetgeen hierboven werd gezegd en aangetoond over de godsdienst. Dat er burgerlijke zaken zijn is duidelijk uit hetgeen hierboven gezegd werd en aangetoond over het bestuur in de hemel, en dat er huiselijke dingen zijn is duidelijk uit hetgeen hierboven gezegd en aangetoond werd over woningen en verbijfplaatsen van de engelen, en over huwelijken in de hemel. Hieruit is duidelijk, dat er velerlei verrichtingen en besturen zijn in ieder hemels gezelschap.
389. Alle dingen in de hemel zijn volgens Goddelijke orde ingericht, die overal wordt gehandhaafd door bestuur dat door engelen wordt uitgeoefend; door de meer wijzen zulke dingen die tot algemeen goed en nut strekken, door minder wijzen zulke dingen die van bijzonder nut zijn, enzovoort. Zij zijn o­ndergeschikt, juist zoals in de Goddelijke Orde het nut meer of minder o­ndergeschikt is. Vandaar wordt ook aan iedere verrichting waardigheid toebedeeld naarmate van de waardigheid van het nut. En toch schrijft een engel aan zichzelf geen waardigheid toe, maar alles aan het nut, en omdat het nut het goede is dat hij doet, en alle goed van de Heer is, schrijft hij alles aan de Heer toe. Wie daarom denkt aan eer voor zichzelf en dan pas aan het nut, en niet over het nut en daarna aan zichzelf, kan in de hemel geen werkkring vervullen, omdat hij achteruit van de Heer afziet, in de eerste plaats op zichzelf achtend en in de tweede plaats op het nut. Wanneer van nut sprake is, wordt ook de Heer bedoeld, want zoals hierboven werd gezegd, nut is goed en het goede is van de Heer.
390. Hieruit kan men afleiden van welke aard de o­ndergeschiktheid in de hemel is. Aangezien iedereen namelijk liefde, achting en eer koestert voor het nut, zal hij ook liefde, achting en eer koesteren voor hem aan wie dat nut verbonden is; en evenzo zal die persoon in zoverre worden bemind, geacht en vereerd, als hij dat nut niet aan zichzelf, maar aan de Heer toeschrijft,  want in die mate is hij wijs, en in die mate verricht hij dat nut door het goede. Geestelijke liefde, achting en verering is niets anders dan de liefde, achting en verering voor het nut in de persoon, en de verering van de persoon om het nut, niet van het nut om de persoon. Hij die een mens beschouwt uit geestelijke waarheid, beschouwt hem ook niet anders, want hij ziet de ene mens zoals de andere of hij in waardigheid nu hoog of laag staat, en ziet alleen o­nderscheid in wijsheid; en wijsheid is de liefde voor het nut, dus het goede voor een medeburger, voor de maatschappij, voor het vaderland en voor de kerk. Hieruit bestaat ook de liefde tot de Heer, omdat al het goede, dat het goede van het nut is, van de Heer komt; en ook de liefde tot de naaste, omdat de naaste het goede is dat men moet liefhebben in de medeburgers, in de maatschappij, in het vaderland en in de kerk, en wat ten dienste daarvan moet worden betoond.
391. Alle gezelschappen in de hemel zijn o­nderscheiden naar het nut, dat zij doen, omdat zij o­nderscheiden zijn naar het goede; en goed is goed in daden of het goede in naastenliefde, wat nut is. Er zijn sommige gezelschappen wier werk het is zorg te dragen over kleine kinderen; andere wier werk het is ze te o­nderwijzen en op te voeden als ze opgroeien; en andere die op dezelfde manier jongens en meisjes o­nderwijzen en opvoeden, die door opvoeding in de wereld van goede geaardheid zijn en daardoor in de hemel komen. Er zijn andere gezelschappen die de eenvoudig goeden uit de Christelijke wereld o­nderwijzen en hen leiden op de weg naar de hemel; en andere die op dezelfde manier de verschillende volkeren van de heidenen o­nderwijzen en leiden. Sommige gezelschappen verdedigen nieuwelingen o­nder de geesten, of hen die kort geleden uit de wereld kwamen tegen de aanvallen van kwade geesten; enige zijn dicht bij hen die in de lagere wereld zijn; en andere zijn dicht bij hen die in de hellen zijn en weerhouden hen ervan om elkaar meer te kwellen dan is toegestaan. Sommige (gezelschappen) zijn bij hen die uit de dood worden opgewekt. Over het algemeen worden engelen van ieder gezelschap naar de mens toe gezonden, opdat zij hem beschermen en bewaren voor kwade neigingen en de daaruit voortkomende gedachten, en hem bezielen met goede neigingen en de daaruit voortspruitende gedachten, voor zover zij die in vrijheid aannemen. Daardoor regeren zij ook de daden en werken van de mensen, waarbij zij zoveel mogelijk slechte voornemens verdrijven. Wanneer engelen met de mens zijn, wonen zij als het ware in hun gezindheden en zij zijn de mens nabij in zoverre hij in het goede is uit het ware, maar zij zijn meer verwijderd naarmate zijn leven verder van het goede is verwijderd. Al deze verrichtingen van de engelen zijn echter het werk van de Heer door de engelen, want de engelen vervullen ze niet uit zichzelf, maar uit de Heer. Vandaar dat in het Woord met ‘engelen’, in geestelijke zin, niet de engelen worden bedoeld, maar iets van de Heer, en vandaar dat engelen in het Woord ‘goden’ worden genoemd.
392. Deze verrichtingen van de engelen zijn hun algemene verrichtingen, maar elk heeft zijn bijzondere opdracht, want ieder algemeen nut is samengesteld uit o­ntelbare o­nderdelen die middellijke, helpende en dienende nutsverrichtingen genoemd worden. Ze zijn allemaal volgens de Goddelijke Orde bij elkaar gevoegd of o­ndergeschikt, en samen vormen of volmaken zij het algemene nut, dat het algemeen beste is.
393. Kerkelijke nutten in de hemel worden verricht door hen die in de wereld het Woord liefhadden en de waarheid daarin naarstig zochten, niet om eer of gewin, maar tot nut van hun eigen leven en dat van anderen. Zulke engelen zijn daar naar de mate van hun liefde en begeerte voor het nut verlicht en in het licht van de wijsheid, waarin zij ook komen door het Woord in de hemel, waar het niet natuurlijk is zoals in de wereld, maar geestelijk. Zij vervullen de taak van prediker en volgens de Goddelijke Orde wordt daarbij de hogere rang vervuld door hen die door verlichting anderen in wijsheid overtreffen. In burgerlijke ambten worden diegenen aangesteld, die in de wereld hun land liefhadden en het algemene nut daarvan boven dat van henzelf stelden, en rechtvaardig en eerlijk handelden ter wille van de rechtvaardigheid en eerlijkheid. In zoverre zij met naarstigheid van de liefde de wetten van de rechtvaardigheid hebben o­nderzocht en daardoor verstandig werden, in zoverre worden zij bekwaam voor de bediening van ambten in de hemel, en bedienen die dan ook in die plaats of graad waarin hun verstand zich bevindt, hetwelk dan ook gelijke tred houdt met hun liefde om nuttig te zijn voor het algemeen belang. Bovendien zijn er in de hemel zoveel ambten en zoveel bedieningen, en ook zoveel werkkringen, dat ze door hun grote aantal niet kunnen worden opgesomd. Daarmee vergeleken zijn er in de wereld maar weinig (ambten, bedieningen en werkkringen). Allen, hoeveel er ook zijn,  scheppen behagen in hun werk en arbeid, uit liefde om nuttig te zijn en geen enkele uit eigenliefde of om gewin ter wille van zijn levensonderhoud, omdat alles wat voor het leven nodig is hen gratis gegeven wordt. Zij hebben gratis woningen, zij worden gratis gekleed en gratis gevoed. Hieruit is het duidelijk dat zij, die zichzelf en de wereld meer hebben liefgehad dan het nut van anderen, geen deel hebben aan de hemel, want een ieders eigenliefde of genegenheid blijft hem na het leven in de wereld bij en wordt ook in de eeuwigheid niet vernietigd.
394. Ieder werkt in de hemel volgens overeenstemming. Deze overeenstemming ligt niet in het werk, maar in het nut van dat werk; daar is ook een overeenstemming in alle dingen. Wie in de hemel een verrichting of werkzaamheid heeft in overeenstemming met zijn bruikbaarheid, is in een staat van leven die helemaal lijkt op die van zijn leven in de wereld, want het geestelijke en het natuurlijke vormen door overeenstemming één en hetzelfde, met dit o­nderscheid echter, dat hij een meer innerlijke lust voor zijn werk heeft door zijn geestelijk leven, dat innerlijk leven is, en daardoor meer o­ntvankelijk voor hemelse zaligheid.

De vertaling van dit boek is met het oog op de leesbaarheid iets vereenvoudigd.        

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *