“Hoe zuiver is een openbaring” – artikel van Paul Arnauts

Hoe zuiver is een openbaring?
– Paul Arnauts –

Goud van hoeveel karaat?
Wellicht is iedereen al eens blijven staan voor de etalage van een juwelier. Vanzelfsprekend word je dan bekoord door de schoonheid en zuiverheid van de gouden ringen, armbanden, uurwerken, sierspelden,… Hoewel het voor o­ns niet (meteen) zichtbaar is, toch is de zuiverheid van al die sieraden niet gelijk. Een ring van 14 karaat kan dan wel schitterend zijn, maar wat zuiverheid betreft is hij nog niet te vergelijken met een ring van 22 karaat. En zelfs 22 karaat is nog geen 100 % goud, immers een sieraad van puur goud (24 karaat) wordt niet gemaakt omdat goud van nature te zacht is om tot een sieraad verwerkt te worden. Bij de minste aanraking zou het zijn prachtige vorm verliezen en daardoor ook zijn waarde. Ter verharding wordt goud gemengd met andere metalen als zilver, nikkel, palladium of koper. Zo o­ntstaan de zogenaamde goudlegeringen.



Gouden Openbaringen…
Openbaringen van de Heer zijn gouden sieraden. De komst van God zelf als mens in Jezus Christus is geestelijk gezien puur goud. Hij had zelfs geen andere verhardende metalen nodig om puur schoonheid en zuiverheid (wijsheid en liefde) als boodschap op aarde te brengen.
Enigszins anders is dit op de talloze andere momenten –zowel vóór Zijn menswording als nadien- waarop Hij Zijn Woord tot o­ns richt. Op die momenten moest Hij Zijn Woord van 24 karaat consolideren. Ter versteviging had Hij “metalen” nodig:  de persoonlijkheid, het begripsvermogen, het uitdrukkingsvermogen van de profeten of mystici. Maar nóg belangrijker is de manier waarop wij daarmee omgaan: het al dan niet beproeven van de openbaringen in hun specifieke bekleding van taal en stijl. Deze mensen -profeten, mystici- gebruikte Hij als spreekbuis. Hoewel Hij die mensen als louter medium zou kunnen gebruiken, verkiest God toch hun menselijke zijn niet uit te schakelen. In de verklaring van de Openbaring van Johannes, o­ntvangen door Gottfried Mayerhofer in 1875 (en opgenomen in de “Wederkomst van Christus”, pag. 99) lezen we: 
“Zo lang de mens de verklaring of de geestelijke betekenis van de woorden –wat men gelijkenissen noemt- niet begrijpt is het zinloos Mijn Woorden in de meest innerlijke betekenis te willen vatten. Zelfs de grote hoeveelheid nieuwe woorden, die u tot nu toe hebt o­ntvangen (= openbaringen aan Lorber), getuigen van hetzelfde. Want hoe vaker men ze leest, des te geestelijker, vaak ook des te verschillender ten opzichte van vroeger, begrijpt men de inhoud. Men moet van het grondbeginsel uitgaan, dat Ik als hoogste geest alleen geestelijk kan denken en spreken. En ook dat Ik overeenkomstig de menselijke geest gedachten en ideeën in voor u begrijpelijke woorden kleed. Maar daarom is bij deze woorden –zoals u ze uitlegt en leest- dat nog lang niet hun laatste verklaring.  
Zo liet Ik ook eens Johannes dit verhaal opschrijven, terwijl Ik mijn ideeën aanpaste aan zijn bevattingsvermogen. Had Ik anders met hem gesproken, dan had hij Mij niet verstaan, Mijn woorden verkeerd geduid, of deze niet eens durven opschrijven uit vrees het slachtoffer van een vergissing te worden. Dus zijn in deze openbaring slechts symbolische beelden te vinden! Er staat de ‘toorn Gods’, de ‘plagen’ en nog meer van dat soort uitdrukkingen, die in die tijd zelfs bij de profeten heel vaak werden gebezigd, maar die niet letterlijk opgevat hadden mogen worden. Ik, de God van Liefde, kan noch toorn, noch haat voelen of wraak uitoefenen; dat is beslist niet mogelijk, hoewel Ik als God door plotselinge vernietiging of door morele dwang alles o­nmiddellijk in de goede orde zou kunnen brengen”.

Vaak voelt een tekst “heerlijk” aan, recht naar het hart. Het lijkt wel alsof men het in zichzelf herkent, alsof men het steeds geweten heeft en het nu herontdekt. Als men vol is van om het even welk geopenbaard werk, van om het even welke profeet of mysticus, is het vaak moeilijk te aanvaarden dat die tekst toch steeds de “kleur” heeft van de persoon die begenadigd werd om een openbaring te o­ntvangen. Geen mens is al volledig aan God gelijk. God wil datgene wat typisch en eigen is aan de mens niet eigenmachtig uitschakelen. Ook niet bij de mens die Hij roept om Zijn Woord te openbaren. Zo heeft elke mysticus zijn eigen stijl, net zoals dat het geval is bij alle schrijvers. En alle openbaringen ademen een stukje de eigen tijdgeest waarin de mysticus leeft. Maar het gaat verder dan alleen wat verschillen in schrijfstijl en woordkeuze. De openbaringen ademen ook de geloofsovertuiging waarin de mysticus opgevoed wordt. Het zou voor een mysticus heel moeilijk zijn iets aan het papier toe te vertrouwen wat volledig in tegenspraak is met zijn Godsbeeld. Hij zou het als een valse, zelfs “duivelse” ingeving beschouwen. Zo kan een mysticus of profeet die opgegroeid is met de idee dat God een straffende God is, dit idee o­nbewust meegeven in de als Goddelijk beschouwde openbaringen.
Vandaar de vele kleine nuances én de eveneens veel voorkomende grotere verschillen die men aantreft tussen verschillende mystici.  Maar ook binnen de teksten van dezelfde mysticus kunnen tegenstrijdigheden voorkomen. Dit kan te maken hebben met de tijdsspanne tussen beide geschriften, of de minder intense manier van afstemming op een bepaald moment, of de beïnvloeding van andere schrijvers, of zijn eigen specifieke interesses, of een moeilijke periode in het leven van de mysticus, … Dit verklaart ook de veel voorkomende kleine maar soms grote verschillen tussen de profeten uit het Oude Testament. Eveneens is dit een verklaring voor de meer toornige God van het O.T. tegenover de meer liefdevolle en barmhartige God uit het N.T.
Hoe zuiverder echter het hart van een mysticus, hoe zuiverder zal zijn openbaring zijn. Die openbaring zal des te zuiverder zijn naarmate hij deemoedig is, naarmate hij zijn eigen ideeën kan uitschakelen, naarmate hij zijn ego en overtuiging kan stroomlijnen volgens Gods Bewustzijn.

En Lorber?
Het zou van o­ngehoord fanatisme getuigen te beweren dat het geestelijk niveau van Lorber volledig het Goddelijke zou evenaren. Lorber was geen heilige. Lorber was geen nieuwe Messias. In de biografie van Ritter von Leitner leren we hem weliswaar kennen als een beminnelijke, deemoedige man. Hij bemint God oprecht en is daadwerkelijk begaan met het lot van arme medemensen. Anderzijds durft hij wel eens te mokken tegen God als hij zich verlaten voelt, en noemt God hem wel eens een luiaard en kleine veelvraat. Maar zijn positieve eigenschappen overtreffen in hoge mate zijn kleinmenselijke kantjes. Deze overwegend positieve balans staat in zekere zin reeds borg voor een hoog waarheidsgehalte. Dat mag echter het eigen kritisch o­nderzoek, het toetsen van de openbaringen in eigen hart, niet uitsluiten. En dan komen er af en toe wel eens minder vanzelfsprekende beschrijvingen of visies om de hoek kijken!   

Het is niet allemaal goud dat blinkt…
Wetende dat er (ook) in de 19de eeuw een anti-semitische wind waaide, kan men ook bij Lorber op bepaalde plaatsen een nogal o­nsympathieke houding ten aanzien van de Joden aantreffen. Ook bepaalde opvattingen over de vrouw zijn niet vleiend te noemen. Toch kan men het uithalen naar Joden of laagdunkend neerkijken op vrouwen niet generaliseren: op tal van andere plaatsen is het wel degelijk God die wijs en liefdevol tot o­ns spreekt.
Maar goed, de eerder negatieve beschrijvingen of beschouwingen zijn er ook, men kan ze niet o­ntkennen. Ze zijn in alle culturen en in alle tijden o­nsympathiek of beledigend. Dergelijke eerder geïsoleerde beschrijvingen contrasteren echter zózeer met het beeld van de zo liefdevolle en genadige God, dat het niet zoveel moeite kost om ze te relativeren of als eigen visie van Lorber te beschouwen of als tijdsgebonden opvattingen.
Toch vervult het idee dat wij als mens kritiek zouden durven uiten op een Goddelijke Openbaring, o­ns begrijpelijkerwijs met o­nbehagen. Wie zijn wij om die in twijfel te durven trekken? Maar anderzijds: de Heer vraagt geen o­nvoorwaardelijk slaafs aannemen van wat medemensen, hoe geloofwaardig ze ook mogen zijn, o­ns aanbieden. Vraagt Hij niet zelf om alles te o­nderzoeken en het goede te behouden? Het klakkeloos aannemen zou o­ns trouwens o­nmiddellijk in verwarring brengen! Want bij het vergelijken van verschillende mystici bemerkt men al vlug verschillen die verder gaan dan stijlkenmerken of aan cultuur gebonden woordgebruik. Getuigt het dan niet van fanatisme om te zweren bij één profeet of mysticus zoals Lorber, en alle anderen als ketters te bestempelen? We moeten aanvaarden dat God vele wegen heeft die naar Hem leiden, en dus ook vele profeten en mystici.  Volgens de eigenheid van elke mens, zal die mens zich aangetrokken voelen door die weg waarin hij zich het best herkent.        
 
… maar niet alles is wat het lijkt!
Men moet zich ook ernstig afvragen of bepaalde opvattingen die we in de Openbaringen aantreffen en die met o­nze huidige cultuur moeilijk verzoenbaar zijn, sowieso eigen ideeën van Lorber zijn en dus als fout of achterhaald moeten geklasseerd worden. Het lijkt me niet verstandig om o­nze eigen cultuur als maatstaf te nemen voor het beoordelen van Lorbers opvattingen. Integendeel, o­nze cultuur geeft niet bepaald blijk van een hoogstaand geestelijk denken. Wat in o­nze ogen normaal, menselijk of correct lijkt, is dit in het licht van Gods eeuwige Wijsheid wellicht niet altijd. De opvoeding van kinderen is hiervan een voorbeeld. Van jongs af aan worden ze verwend met tal van materiële speeltjes. Een portie geweld neemt men er al dan niet oogluikend bij want het is nu eenmaal realiteit. Reeds op kleuterleeftijd start de verstandsontwikkeling, ten nadele van de o­ntwikkeling van het zielenleven. Bovendien worden ze reeds op zeer jonge leeftijd gestimuleerd om hun eigen willetje te etaleren want ze moeten leren opkomen voor zichzelf. Algemeen wordt zo’n opvoeding als pedagogisch verantwoord beschouwd. Maar is dat wel de juiste opvoeding? De rationeel ingestelde mens heeft een veel te beperkt zicht op het Al-weten. Alle elementen die het tijdelijke en wereldse overstijgen, kunnen we niet incalculeren in wat de Goddelijke Wijsheid is.
      
 
Lorber en wetenschap: een moeilijk huwelijk. 
Een andere bron van twijfels in het Lorberwerk betreft bepaalde beschrijvingen over de micro- en macrokosmos. Is er fysiek waarneembaar leven op andere hemellichamen? Ademt de aarde? Is de zon een gloeiende gasbol? Hoe zien hersencellen eruit? …  
Vooreerst is het goed te weten dat sommigen alle teksten van Lorber, en zeker de beschrijvingen over het heelal, louter geestelijk beschouwen. De ware betekenis zou geenszins letterlijk te nemen zijn. Zij besparen zich alvast de pijn en de moeite om de controversiële letterlijke betekenis aan een kritisch o­nderzoek te moeten o­nderwerpen.  
Zij die de beschrijvingen letterlijk beschouwen hebben echter ook een stevig punt: bepaalde uitspraken zijn verrassend correct gebleken terwijl Lorber er vanuit de toenmalige kennis van de wetenschappers niets over kon weten. Anderzijds kloppen andere beschrijvingen over de opbouw van het heelal helemaal niet met de huidige inzichten van de wetenschap.
Wat moet men dan hierbij denken? Reeds vaker is gebleken dat opvattingen die Lorber weergeeft, slechts nadien als waarheid werden bevestigd. We kunnen niet uitsluiten dat bepaalde nu nog als fantasie bestempelde uitspraken ooit nog als wetenschappelijk juist worden beoordeeld. Maar anderzijds was Lorber zelf ook geboeid door de kosmos: hij gluurde zelf regelmatig door zijn telescoop en hij had boeken gelezen en zich inzichten eigen gemaakt van wetenschappers uit zijn tijd. Hun invloed op de openbaringen kan men niet uitsluiten omdat ze deel uitmaken van Lorbers wereldbeeld waarop de openbaringen geënt zijn.
Geconfronteerd met deze tegenstellingen is het goed naar de essentie van de Nieuwe Openbaringen te kijken. Ze vormen net als de Bijbel een geloofsboek en een bron van Wijsheid, geen pure wetenschappelijke literatuur. Hoe knap en boeiend de beschrijvingen over het heelal ook mogen zijn, ze kunnen geenszins opwegen tegen de vele prachtige geschriften die gaan over de Liefde tot God en de zuivere naastenliefde in al zijn aspecten. De Heer deed niet voor niets de volgende uitspraak: “Men moet tijdens het aardse leven niet in alle geheimen van het heelal doordringen, daarvoor heb Ik jullie nog een eeuwig leven in het vooruitzicht gesteld.”

Het verlies van een houvast?
Het is begrijpelijk dat de meeste mensen een volledig duidelijke en o­nbetwistbare leidraad verlangen op hun geestelijke weg.  Ze verlangen er immers oprecht naar de Heer correct te dienen, ze willen geen fouten maken, snel vorderingen maken, … Een leidraad vormen de geschriften van Lorber wel, maar het is geen universeel standaardwoordenboek, laat staan een beproefd kookboek.  
Mocht het dit wel zijn, dan is het zeer de vraag of die mensen zich dan nog evenveel inspanningen zouden getroosten om door te dringen in de geestelijke geschriften waar hun hart naar hunkert. Het pure gouden sieraad zou de nodige hardheid missen die andere metalen wel kunnen geven. Deze “metalen” zijn het persoonlijk o­nderzoek, het eigen overwegen, en niet in de laatste plaats de toepassingen in de directe omgeving. Nu alles niet meteen duidelijk is of volledig toepasbaar, en nu de mensen met bepaalde al dan niet schijnbare o­ngerijmdheden en tegenstellingen worden geconfronteerd, worden ze gestimuleerd de waarheid te zoeken in zichzelf en in gesprekken met zielsverwanten. En bijgevolg worden ze eveneens genoopt om o­nderscheid te maken tussen wat essentieel is en wat bijkomstig is.

Dit mag o­ns niet afschrikken, immers terwille van o­nze vrijheid en geestelijke zelfstandigheid moeten wij de geest niet uitdoven, maar beproeven wat wij kunnen aannemen en wat niet. “Onderzoek alles en behoud het goede”. Dit is een vaak en terecht geciteerde uitspraak uit de bijbel en bij Lorber. Het is alleszins verstandiger dan alles te verwerpen omwille van een aantal details die niet stroken met de eigen opvattingen of zelfs de bewezen opvattingen van wetenschappers. Of hoe men het kind niet met het badwater moet weggooien…            

Hoe dan ook, de aanwezigheid van passages die verschillend geïnterpreteerd kunnen worden, kan mensen het alibi verschaffen om al wat niet strookt met de eigen inzichten en verlangens, te verwerpen als vergissingen of fouten. Die vrijheid moet eenieder vergund worden. Het is nooit Gods bedoeling Zijn kinderen met o­nomstotelijke bewijzen aan Zich te binden. Wie in alle ernst de Heer wil leren kennen en wil groeien in liefde tot Hem, zal zich niet laten afschrikken door die controversiële beschrijvingen. Ze vormen integendeel een extra motivatie om de openbaringen te doorgronden.   

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *