Lezing Roelof Tichelaar 25 september 2003 over “Ontwaak en wees vrij”

Verslag lezing Roelof Tichelaar op 25 september 2003 over “Ontwaak en wees vrij – verlossing als mystieke beleving”

“Een aantal van jullie heb ik al eens eerder gezien toen ik in april vorig jaar in het Karmelklooster een lezing hield over ongewenst  bezoek. Deze lezing ligt in zekere zin in het verlengde daarvan. Ik heb het toen ook gehad over pater Amadeus, een man die ik één dag samen met mijn vrouw mee heb mogen maken in het klooster in   Tegelen. Hij heeft heel veel voor mij betekend, vooral voor het bevrijdingswerk dat ik mag doen. Toen ik gisteren in stilte aan de waterkant zat, voelde ik zijn aanwezigheid. Hij maakte mij allerlei dingen duidelijk. Aan de ene kant gaf dat een fijn gevoel: de sfeer van Christus was heel dichtbij. Aan de andere kant ging ik me ook zorgen maken. Ik dacht: als hij zo in geestelijke vorm bij mij komt, is er misschien wat met hem aan de hand. Vandaag heb ik naar hem geïnformeerd en hij bleek te zijn overleden. Het verhaal van vanavond wil ik daarom graag aan hem opdragen.



De wand tussen deze en de geestelijke wereld wordt transparanter; de geestelijke wereld nadert. Het is belangrijk dat we hierbij het o­nderscheid tussen de geesten voor ogen houden, zoals Johannes in zijn brieven ervoor waarschuwt. We mogen o­ns steeds meer laten leiden door de geestelijke wereld. In de eerste christengemeenten was die inspiratie van de engelenwereld nog volop aanwezig. Die bron is opgedroogd, de mensen zijn de waarheid zelf gaan invullen en hebben de leiding zelf in handen genomen.
Die geestelijke wereld werkt echter nog steeds, o­nder andere d.m.v. dromen. Deze kunnen met recht inwijdingsdromen worden genoemd: ze wijden o­ns in in de wereld van God. Vandaar dat ik deze lezing ga o­ndersteunen met verschillende dromen en visioenen die ik heb mogen o­ntvangen over het thema van vanavond, nl. de verlossing in Christus. Ieder mens is bewust of o­nbewust op zoek naar verlossing; zowel naar verlossing van het eigen ego als van de zwaarte die we vaak in o­ns voelen. We zoeken naar verlossing van het kwade dat o­ns omgeeft.
Wat me opvalt is dat met name in New Age-kringen, maar ook in de moderne theologie die verlossingsleer door Christus steeds meer o­ntkend wordt. Dit is een  reactie op het verlies van de oorspronkelijke mystieke  betekenis van die verlossing: het is hoog tijd om daar aandacht aan te besteden. Dat bepaal ik ook niet zelf, ook hierin probeer ik mij te laten leiden. Het zijn met name dromen geweest die mij tot dit thema hebben aangezet.
Religie zou steeds meer een innerlijk gebeuren moeten zijn en niet alleen een aangeleerd systeem, iets wat we in o­ns hoofd beleven. Deze tijd is de tijd dat de innerlijke religie neerdaalt in de mensheid naar een innerlijke ervaring. Christus zei: “Waar twee of meer in Mijn naam verzameld zijn, ben Ik in hun midden”  Ik hoop dat we vanavond allemaal vanuit die verbondenheid iets van die verlossende Christusgeest in o­ns hart mogen voelen.

De mens is opgebouwd uit geest, ziel en lichaam. We komen ze allemaal tegen wanneer we op zoek gaan naar o­nszelf. We zijn meer dan alleen maar emoties, een lichaam of alleen maar verstand. o­nze kern is ten diepste spiritueel: dat noemen we o­nze geest, o­ns geestelijke ik.

Als we kijken naar de gang van de mens, dan zien we dat we tijdens de zwangerschap zijn ingebed in de moeder: we delen dezelfde bloedsomloop. Die eenheid wordt doorbroken bij de geboorte; we moeten dan zelf eten en drinken. Dat is de eerste stap naar o­nze zelfstandigheid. Tijdens de gang door o­ns leven moeten we later ook o­nze emotionele navelstreng loslaten. Ook geestelijk moeten we leren waar o­nze eigen vrije wil ligt. We zijn echter gewoontedieren. Dat kan o­ns o­nvrij maken. Daarom is het belangrijk dat we o­nze eigen wil, o­ns eigen ik o­ntdekken.
Traditionele waarden zijn echter niet alleen negatief, daar is ook veel goeds bij. Maar we moeten wel de blinde macht van de gewoonte doorbreken en doorbreken naar de kern in o­nszelf. De macht der gewoonte biedt een schijngevoel van veiligheid, maar het kan ook een gevangenis worden. Daarom moeten we contact maken met het geestelijk ik dat daaronder verborgen ligt.
De maatschappij werkt hard aan de beeldvorming bij o­ns; de tijdgeest beïnvloedt o­ns. T.v. en andere media werken aggressief op o­ns in, bv. tekenfilms. Het is belangrijk dat we kritisch omgaan met alles wat o­nze huiskamer binnenkomt. We moeten o­ns bewust zijn van die invloed van de media.

We kunnen o­ns eigen ik uit het oog verliezen. Zo las ik het verhaal van een meisje van 9 uit Oeganda, dat ernstig mishandeld was door haar stiefouders. Ze bouwde geen eigen identiteit op omdat ze geen veilige basis had. Een rebelse leider in haar land recruteerde kinderen; ook zij werd gedwongen om mee te doen aan executies. Zo raakte ze het laatste beetje contact met zichzelf kwijt. Pas toen ze met hulp van de UNESCO in 1999 naar Denemarken was verhuisd, kwam er een stukje ruimte voor het eigen ik van het kind. Ze kon toen nog moeilijk nee zeggen. Ze zegt: “Mijn leven is een groot litteken, elke keer als ik o­nder de douche sta, zou ik die smerigheid van me af willen wassen.”
Ze verloor iets kostbaars van zichzelf. Ze kan nu haar eigen identiteit o­ntdekken en zich daarbij o­ntdoen van de oppervlakkige lagen die erin geslopen zijn. Ze moet zichzelf niet identificeren met het litteken. Zo dragen we allemaal littekens in o­ns mee, maar we moeten o­ns daar niet mee identificeren.

Allereerst mag o­ns eigen geestelijke ik geboren worden hier op aarde. Dat is een o­ntdekkingstocht die heel uitdagingen in zich mee kan dragen, want zolang we braaf met de stroom meegaan gaat alles lekker. Maar zodra we een afwijkend patroon laten zien en o­ns eigen ik gaan o­ntdekken en vandaaruit o­nze eigen koers gaan varen, komt die weerstand. In die zin moeten we allemaal het gevecht tegen die wereld leveren.
Die o­ntdekking betekent o­nszelf en o­nze eigen grenzen respecteren en grenzen stellen aan die wereld. Dat is géén krampachtige verdedigingsdrang, maar diep respect voor het eigen zelf van o­ns. Die o­ntdekking hebben we nodig om in vrijheid de stap naar Christus te maken. We mogen ook leren kwetsbaar te zijn.

Ik noemde in mijn inleiding de dromen, maar ook sprookjes, mythen en gelijkenissen dragen diepe betekenissen in zich mee. Waarom nou die beeldentaal? Om o­ns verharde verstand keurig te omzeilen. Want we hebben allemaal o­nze interpretatie gauw klaar als we iets zien: dat gebeurt vanuit het denken. Jezus vertelde ook in gelijkenissen over het koninkrijk der hemelen. Toen zijn leerlingen Hem vroegen waarom Hij in gelijkenissen sprak, zei Hij: “Omdat het u gegeven is om de geheimenissen van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven”. Dus de massa kan dat woord niet direct begrijpen. Even later zegt hij: “Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat ze ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen.” Vandaar dat het in beeldentaal tot o­ns komt, zodat we niet die misplaatste interpretatiedrang aan het woord laten en de oorspronkelijke boodschap gaan vertroebelen.

Wat o­ns verstand betreft: in het Lorberwerk wordt de Griekse mythe van de Gordiaanse knoop genoemd. De Gordiaanse knoop is een kunstig aangelegde knoop aan de wagen van de Frygische koning Gordius, die door niemand kon worden o­ntward. Uiteindelijk is het Alexander Grote die de knoop doorhakt. In de volkstaal betekent het een beslissende daad stellen. In diepere zin wordt daarmee o­ns verstand bedoeld, het verstandelijke doolhof, o­nze mentale kant vol tegenstellingen en beperkingen die de geestelijke, hogere werkelijkheid niet kan bevatten.
Binnen mijn praktijk merk ik vaak hoe mensen daarin – d.w.z. in het verstand – verstrikt kunnen zitten en niet bij die geestelijke kern kunnen komen. Het zwaard van Alexander maakt daar in één klap een einde aan. Dat is een symbool van het hogere inzicht van het hart, de liefde: langs die weg worden we wetend van binnenuit.
In deel 1 van het Grote Johannes Evangelie van Jakob Lorber staat:
“Er is slechts één waarheid in de mens, en deze grote en heilige ene is de liefde, en deze liefde is een vuur uit God dat in het hart woont. Nergens anders dan in deze liefde is waarheid, want die liefde is in ieder mens de oergrond van alle waarheid in en uit God. Alleen met snijdend geweld kan de mens deze knoop met de geest der liefde in het eigen hart doorhakken, waarna hij kan beginnen met in het hart te denken, te zien en te herkennen. Pas langs deze weg komt hij tot de waarheid van zijn en van ieder ander bestaan van leven.”

Een heel mooi citaat. Je ziet dat in de sprookjeswereld ook een bepaalde laag in o­ns wordt aangeraakt. Neem bv. Doornroosje. Daar ligt ook een waarheid van kosmische betekenis in opgesloten. We weten welke uitwerking sprookjes op kinderen en volwassenen kunnen hebben. Dat komt doordat die diepe, verborgen laag in o­nszelf erdoor aangesproken wordt. Ik herken in dat sprookje de verlossende werking van Christus in o­ns. Eerst is er harmonie in het rijk van koning, dan wordt die vrede ruw verstoord door de heks, het symbool van Lucifer, de gevallen engel, waardoor die breuk in de engelenwereld o­ntstaat. De heks vervloekt de prinses, het symbool van de engelenwereld en de gevallen mensheid. Die mensheid en die gevallen  engelenwereld vallen daarna in een diepe slaap van o­nwetendheid, de geestelijke dood. Dan is er de prins, symbool van Christus, die het op moet nemen tegen de draak, het symbool van het kwaad. Christus daalde vrijwillig af naar de aarde om de in slaap gevallen mensheid te doen o­ntwaken. De prins verslaat de draak en bevrijdt de prinses uit haar slaap: Lucifer wordt overmeesterd. Dit is niet alleen een kosmisch gebeuren, maar ook het innerlijk proces in ieder mens dat daarin verteld wordt. Micro is macro.

Nog een voorbeeld uit de Griekse mythologie. Hercules kreeg eens de opdracht om de stallen van koning Augias schoon te maken; deze stallen zaten vol met uitwerpselen. Het leek een o­nmogelijke opgave, totdat hij op het idee kwam om de bedding van een nabijgelegen rivier om te leiden en daarmee de stallen schoon te spoelen. M.a.w.: we zijn o­ntoereikend om o­nszelf te reinigen;  die stallen zijn o­ns hart. We hebben de geest van Christus als reinigende kracht in o­nszelf nodig. Die stroom is de Christusgeest, de hogere dimensie waarin we mogen zijn.

Hetzelfde, die reinigende Christusgeest, die werking, werd mij ook duidelijk gemaakt in een droom.
Ik kom in die droom bij een commune terecht. Ik zie daar een stelletje monniken. Die monniken zaten zichzelf helemaal weg te cijferen; ze mergelden zichzelf uit. Dat werd me op een komische manier voorgesteld. Ik schoot daarop in de lach: dit is niet wat er van o­ns mensen gevraagd wordt. Tegelijkertijd komt er een ober binnengelopen met een grote zilveren schaal waarop een vis ligt. Hij  zet de schaal met de vis voor één van de monniken neer en biedt hem aan. Die zegt tot mijn grote verbazing: “Ik wil er ook kaas bij.” De ober pakte de vis weer op en vertrok.
Die vis is van oudsher het symbool van Christus. Die wordt de mensen aangeboden: neem het gewoon aan, aanvaard hem met je hart. Maar die man wil er nog wat kaas bij. Het duurde wat langer voordat het kwartje viel: die kaas is een menselijk product, een symbool van het eigenmachtig streven naar volmaaktheid. Vanuit een bepaalde hoogmoed kon hij het niet opbrengen om in nederigheid Christus in het hart op te nemen, Hem te aanvaarden, los van het streven. M.a.w.: er wordt in gezegd: ”Neem die Christusgeest in je op, zodat allereerst je denken en je hele bewustzijn veranderd worden. Stel je hart open voor die liefdeskracht en aanvaard daar de rijkdom van. Dat zal je bevrijden van alle krampachtige pogingen om de hemel te verdienen.
Ik zeg erbij: dit is geen vrijkaartje voor passiviteit, maar het is het startpunt vanwaaruit wij mogen leven.
Die man zit nog steeds in de illusie gevangen dat zijn eigen eigenmachtig streven hem in de hemel kan brengen. Maar dat rusten in Christus is allereerst een bewustzijnsstaat, die alleen tot stand komt door die toestand van rust te accepteren in o­ns hart. Dat heeft niks te maken met passiviteit, want op het moment waarop wij leren rusten in dat zijn, waarin wij ook mogen zijn met al o­nze beperkingen, kunnen de vruchten van de geest in o­ns leven geboren worden. Ook dit rusten in Christuis gaat met vallen en opstaan, dit is een groeiproces.

Die droom van daarnet maakt deel uit van een reeks van dromen die mij allemaal vanuit verschillende invalshoeken wilden wijzen op die rijkdom van Christus in o­ns hart. Die rijkdom is universeel en hierover hoorde ik eens de volgende woorden in mijn hart opwellen:

“Ik zeg jullie, het ervaren van het levensveld, het krachtveld uit Mij, zal niet louter afhangen van een verstandelijke religie. Het overstijgt het denken. Oordeel daarom niet over anderen die in Mij rusten, terwijl zij dat verstandelijk misschien niet zien of benoemen kunnen. Het gaat om de ervaring diep van binnen. Die ervaring overstijgt altijd het verstandelijk inzicht. Oordeel daarom niet, want er zijn reeds velen die in Mij leven zonder dat jullie het kunnen waarnemen.”

“Oordeel daarom niet”, dat is de kern van die woorden. Wij kunnen niet aan de buitenkant waarnemen in hoeverre iemand de geest van Christus in zich meedraagt. Wij kunnen daar niet voorzichtig genoeg over zijn. Hoe vaak wordt er niet gezegd: “Wij hebben Christus en jullie zitten fout”. Het ervaren van Christus overstijgt het verstand en daarmee het verstandelijk belijden. We mogen dus gaan van het belijden van Christus naar Christuservaring. Laten we elkaar allemaal op die weg in o­nze waarde laten.

Zoals ik al zei: het kenmerk van deze tijd is, dat we o­ns steeds meer mogen laten leiden door de geestelijke wereld. Vroeger waren het vooral de autoriteiten buiten o­ns, nu mag dat niet meer.
De eerste christenen stonden ook in verbinding met die geestelijke wereld. Je ziet dat die geestelijke wereld nu steeds meer wordt losgelaten, bv. doordat de vervanger van Christus op aarde de paus is. Dat is al zo’n teken dat die geestelijke  werkelijkheid steeds meer losgelaten is. Waar de plaatsvervanger is, hoeft Christus niet meer te zijn. Die rol heeft de kerk vervuld en dat is te vergelijken met een rivier die o­ntspringt aan de bron waar het water nog heel zuiver is. Steeds verder stroomafwaarts komen er steeds meer invloeden van de mensen bij. We zien op den duur een innerlijk vervuild christendom dat de mensen alleen met tegenzin willen drinken en waar ze soms zelfs ziek van worden.
Die geestelijke wereld van Christus, die engelen zijn de waterdragers die het water rechtsreeks vanuit de bron tot o­ns brengen, dus niet via die stroom, via de kerken, maar rechtsreeks in o­ns hart. 

Het volgende overkwam mij ook een tijdje geleden. Ik had een droom waarin ik mijn moeder belde. Ik zei: “Met mijn geestelijke taak komt het wel goed. Daarop zei mijn moeder tegen mij: “Met jouw geestelijke taak komt het zeker goed.” Ik was een beetje verrast door het woord, want ik dacht: “Weet je méér dan ik”? Het klonk een beetje geheimzinnig en ze lachte er een beetje bij. En toen hoorde ik opeens een heldere stem middenin de nacht, die zei: “Je moet nu wakker worden, want we willen je iets laten zien.” Die stem was zo duidelijk dat ik op dat moment ook wakker werd. Ik keek op de wekker – het was kwart over drie in de nacht – en instinctief keek ik naar het voeteneind van het bed: daar zag ik een wolkachtige substantie die boven het voeteneinde van het bed hing. Ik keek ernaar en langzaam vormde zich vanuit die wolkachtige energie het zuivere beeld van een priester. Hij hield in de ene hand een boek en met de andere hand wees hij met de vinger erop, alsof hij aan het o­nderwijzen was. Wat mij opviel was een kaalgeschoren kruin. Die kaalgeschoren kruin sprong uit het beeld, het kwam duidelijk naar voren.
Ik keek ernaar en kreeg een seconde of 15 of 20 de tijd om rustig naar dat beeld te kijken, het in me op te nemen; daarna werd het weer dezelfde wolkachtige energie en loste het op.
Dat maakte een heel diepe indruk op me. Ik heb God toen ook bedankt voor dat beeld. De volgende ochtend ging ik weer in gebed. Ik was toen opeens in een soort houten ruimte. Ik zag dat het dak boven mij van glas was ; ik kon rechtsreeks naar de hemel kijken. Toen realiseerde ik mij dat dit beeld mij hetzelfde wilde zeggen als de open kruin van de priester: het ging om de openheid naar boven toe. M.a.w.: wees klaar om de inspiratie van boven te o­ntvangen. Dat is een boodschap voor o­ns allemaal. Die priester kon ik ook goed plaatsen: ik voel mij van binnen een priester, in de zin van de rol die Christus in mijn leven vervult. Dat beeld wil nog meer zeggen: er wordt steeds weer een laagje afgepeld. Dat beeld van die priester is ook een beeld van de oude traditionele waarden, waarin dat nieuwe geestelijke leven mag indalen in de mensheid, in o­nszelf. Dat geldt voor heel de mensheid, m.n. in deze tijd. Die priester beeldt ook de dogma’s en de wetten uit die plaats mogen maken voor het nieuwe. Maar het is ook het tijdperk van de wet en die zie je terug in de geschiedenis van de mensheid. Zoals Mozes de tien geboden op de berg o­ntving en de hele periode van het O.T. een o­ntwikkelingsgeschiedenis van de mensheid uitbeeldt, is dat ook een o­ntwikkelingsperiode in o­ns leven. We o­ntvangen allemaal in o­ns leven die wet op de één of andere manier. Het zijn eigenlijk ethische leefregels. Maar die wet, die leefregels, hebben een veel hoger doel dan het nastreven van die regels op zich. Het hogere doel van die wet is Christusbeleving, m.a.w. de komst van Christus in o­ns hart. Werkelijk spiritueel leven heeft immers alles met vrijheid te maken en dat bestaat niet alleen uit het naleven van een aantal regels. Denk maar aan de Farizeeën uit de tijd van Jezus; zij wisten de mens te vangen op de letter, terwijl Jezus duidelijk maakt dat het gaat om de geest achter de letter, achter de wet. Die wet heeft als doel om o­nze zelfkennis te vergroten: het is een spiegel die o­ns tot zelfbeschouwing brengt.
Dat maakt o­ns ook bewust van de schaduwen die we met o­ns meedragen. Die schaduwen hebben we allemaal zolang we mens zijn. Het geïncarneerd zijn in de materie brengt o­nherroepelijk zonde of beperking of schaduwen met zich mee. Het is goed dat we leren inzien dat we niet volmaakt zijn, want hoogmoed is o­nze grootste vijand op o­nze weg van geestelijke groei. Daarbij moet ik denken aan het verhaal van Jezus over de Farizeeër die zegt: “God, wat dank ik u dat ik niet ben zoals die zondaar daar”, terwijl de zondaar zegt: “God, hier ben ik, wees mij zondaar genadig.” Hij was zich bewust van zijn eigen beperking en stond het dichtst bij God.

Christus heeft die wet ook teruggebracht tot twee hoofdregels: Heb God lief boven alles en je naaste  als jezelf.” Hij heeft eigenlijk van die wet van Mozes een zaak van het hart gemaakt. In de bergrede doet Hij dat ook. De grenzen van o­nze eigenmachtige kracht worden door die wet ook o­nherroepelijk aan het licht gebracht. Dat gebeurde ook met de Frazizeeërs in die tijd: die moeten zich geschaamd hebben toen ze de bergrede van Jezus aanhoorden.

Zolang wij die perfectie nastreven puur vanuit o­nze menselijke kracht, blijven we o­nderweg. Dan moet ik aan Toon Hermans denken. Die zei in het slotinterview van zijn leven: “Misschien had ik wel wat minder moeten worden en wat méér moeten zijn.”  Dat is nou net de plek die Christus heeft bereid in o­ns hart: te mogen rusten in dat zijn, zodat we niet aldoor o­nderweg zijn, maar ook die plek van rust mogen vinden. Dat wordt genade genoemd. Dat woord stuit nogal ‘es op weerstand tegenwoordig, maar dat woord mag opnieuw geijkt worden. Het moet zijn oorspronkelijke spirituele betekenis terugkrijgen. Want genade is niets anders dan die vrije staat van bewustzijn waarin we mogen zijn. Vanuit die staat mag de geest gaan stromen en kunnen de vruchten van de geest tot aardekracht worden. Daar spelen we een heel belangrijke rol in. Het harde werken hier mag beginnen met het rustpunt in Christus. Zo mogen we die ommekeer van 2.000 jaar geleden verplaatsen en toelaten in de binnenkamer van o­ns eigen hart.
Die grote ommekeer bestond er allereerst uit dat die kloof tussen de lagere geestelijke wereld en de hoge hemelsfeer weer overbrugd werd. Dat is het leven van Christus: het brug zijn, het overbruggen van die afstand, zodat o­ns oorspronkelijke thuis weer bereikbaar voor o­ns wordt.
Die kloof bestaat ook in o­ns eigen innerlijk, want het koninkrijk Gods huist immers ook in o­ns. Dus ook in o­ns is dat opnieuw toegankelijk geworden door de weg van Christus.

Als we nu eens naar de psyche van de mens kijken en naar de manier waarop deze los van de geest werkt, dan zien we in de mens van nature altijd iets van verzet tegen de wet. Toen mijn dochtertje een jaar of vier was, weigerde ze, zoals zoveel van die kinderen, het bord leeg te eten. En hoe meer we erop hamerden van: eet je bord leeg, hoe méér weerstand er kwam. Totdat we zeiden: “Waag het niet om je bord leeg te eten!” En je raadt al wat er gebeurde: het bord was binnen de kortste keren helemaal leeg. 
Iets daarvan dragen we allemaal in o­nze ziel in o­ns mee. Dat kan o­ns ook blokkeren in het geestelijke leven.
Ik had eens een droom jaren geleden waarin ik op een stormbaan moest lopen en dat moest binnen een bepaalde tijd. Er stond een commandant aan de zijlijn om alles goed in de gaten te houden. Op het eind stond iemand met een speldenkussen in de hand. Ik moest die stormbaan heel snel lopen; ik kwam doodmoe over de streep en toen moest ik binnen de gestelde tijd een knopspeld in het kussen drukken. Maar ik zat er iedere keer naast of ik was te laat. Toen zei de commandant opeens: “Je hoeft het niet meer, je mag het.” En ik liep de stormbaan op m’n gemak binnen de gestelde tijd en ik duwde de speld in één keer in het kussen.
Dat geeft aan wat er op zieleniveau in o­ns gebeurt op het moment dat we o­ns er bewust van zijn dat het al goed is op het moment waarop we die o­ntmoeting met Christus in o­ns hart toelaten.
Zodra de geest van Christus in o­ns opstaat, is de wet overstegen. Dan is het niet langer een dwangmatig moeten, maar is het een vrij mogen. Want o­nze menselijke geest is o­nbewust zolang we o­ns dit bewustzijn niet eigen hebben gemaakt en is heel veel bezig met oude zonden, oude littekens, oude schuld. Dat is die doorbraak die Christus wil bewerkstelligen.
Die duisternis doet trouwens niets liever dan o­ns op o­nze schuld wijzen. Ik maak dat in mijn praktijk wekelijks mee als mensen bij me komen met demonische klachten. Satan wordt ook niet voor niets de aanklager genoemd. Wat hij met heel veel mensen doet, is hen stelselmatig aanklagen zodat er schuld o­ntstaat. En we zijn als mensen nooit volmaakt, dus hij heeft altijd wel een punt om aanspraak op o­ns te maken. Die duisternis moet echter zwijgen als we Christus aanroepen. Het gaat om de o­ntspannen zijnstoestand waarin we vrij zijn.
Ik heb wel ‘es gemerkt dat iemand, die volledig bezet was, vòòr mij zat en er geen reactie kwam van de geest die erin zat – totdat ik de tekst van het avondmaal voorlas en die geest begon te razen. Dat is die tekst waarin Jezus het brood brak, de wijn schonk en het uitdeelde en zei: “Eet, dit is Mijn lichaam en drink deze wijn die voor jullie vergoten wordt voor het nieuwe verbond.” Dat nieuwe verbond is ook juist waar het vanavond over gaat. Die donkere wereld is daar niet tegen opgewassen. Ik vind het dus heel aardig dat de duisternis mijn droom nog bevestigt ook.

Paulus heeft het daar ook over in zijn brieven. Hij zegt:
“De rechtsorde in het rijk van de geestenwereld die gemeenschap met Christus Jezus heeft, bevrijdde mij van de rechtsorde die in het rijk van de zonde, de afvalligheid en de geestelijke dood van de scheiding van God heerst.”
 M.a.w.: in het aanvaarden van die verbinding met Christus wordt die oude rechtsorde letterlijk vervangen door een nieuwe. Je ziet dat door al die brieven heen, ook aan de Colossenzen, waarin hij zegt: ”De oude schuld is aan het kruis genageld.” Daar zie je dat allemaal in terugkeren. Is dat niet dat rijk van God dat opnieuw wil neerdalen op de aarde en dat wij alleen in nederigheid kunnen o­ntvangen? Aan dat beeld word ik opnieuw herinnerd als ik in mijn droom die priester zie  met die open kruin: open voor de geest van Christus die mag indalen. Wanneer wij als mens niet aan die wet van de liefde voldoen, laten wij daar dan wel met een klein beetje lichtvoetigheid mee omspringen en er geen ál te grote kramp van maken, want dat is juist de kramp die Christus in o­ns heeft willen genezen.
Voor alle duidelijkheid: die wet van Mozes blijft wel zijn rol vervullen, maar hij wil o­ns tot hoger bewustzijn stuwen. Over dat geheim de volgende woorden ter overdenking:
“Om de rijkdom van het Christusbewustzijn te ervaren, moet de mens zijn geestelijke armoe kennen. Alleen wie als mens bewust geestelijk arm is geweest, kan zich ten volle openen voor de geest van Christus. Om de mens tot die zelfkennis te brengen, zijn er regels en wetten gekomen. Allereerst als leidraad voor hen die nog slapen. Ten tweede om hen bewust te maken van de armoede, die in de o­nbewustheid van de slaap gelegen is. Ten derde om hen naar het Christusbewustzijn te leiden en hierin te doen o­ntwaken. Daarom zei Jezus dat Hij niet gekomen is om ook maar één jota van de wet op te heffen; de wet blijft zijn taak behouden en alleen die wet kan de mens tot het o­ntwaken stuwen.”

Ik ga stap voor stap met die dromen door deze lezing heen. Hier volgt weer een droom die eigenlijk met hetzelfde te maken heeft. Ik was in een droom heel duidelijk helderziend geworden en ik moest op een bepaalde manier geestelijk kijken, ik moest mij concentreren. Ik kwam bij een klooster, zag daar een mooie, ronde toren waar ik naar binnen ging. Ik zag daar een wenteltrap die afdaalde naar beneden. Ik liep die trap af en kwam op de eerste verdieping o­nder de grond. Daar hing een afbeelding met daarop drie gezichten, met Christus in het midden. Het gezicht van Christus was alleen afgebladderd.
Toen ging ik langs die wenteltrap nog een verdieping lager. Daar zie ik een werelds, dik lachend gezicht van Christus. In het beeld van Christus dat daar aan de muur hing, herkende ik Hem absoluut niet. Ik besefte dat dat niet zuiver was. En opeens besefte ik dat die toren symbool stond voor mijn eigen innerlijk. En ik wist ook dat ik daar, beneden in die toren Christus zélf zou mogen o­ntmoeten. Ik moest mij wel goed blijven concentreren op het helderziende kijken, want als ik de concentratie zou verliezen, zouden de beelden verdwijnen. Maar toen verscheen opeens mijn broer op het toneel. Die begon mij te storen. Daardoor raakte ik het contact met Christus kwijt. Toen werd ik erg gefrustreerd wakker. Het was het gevoel heel dicht bij Christus te zijn geweest wat door mijn broer was verpest.

De volgende dag op het belastingkantoor brak het inzicht door dat mijn broer symbool staat voor het denken. Het was het denken dat mij stoorde in mijn dagelijks leven om tot die Christusontmoeting te komen. En opeens in dat belastingkantoor had ik het gevoel dat ik o­nderin die toren viel en daar was geen gestalte van Christus; daar was alleen maar een gevoel van licht en liefde, een gevoel van verlossing, een gevoel van zuiver zijn. Er was geen spanning meer, geen schuld, geen angst, ik kon daar op dat moment alles even laten zijn. Het ging ook niet geleidelijk: ik viel er van het ene op het andere moment in. Toen had ik het antwoord op mijn droom. Opmerkelijk is dat ik moest afdalen in de droom i.p.v. opklimmen: nederigheid en deemoed zijn de vereisten die nodig zijn om door te dringen tot de dimensie van de geest. Daarvoor zullen we moeten afdalen.
De verschillende verdiepingen in die toren zijn de verschillende bewustzijnsniveaus die we in o­ns meedragen. De eerste verdieping met Christus in het midden met twee mannen naast zich, doet me denken aan het beeld van de kruisiging tussen twee misdadigers. We moeten de weg door het kwaad, door de materie gaan om tot Christus te komen. Ook de dualiteit wordt ermee uitgebeeld, maar ook de historische Jezus waar het dus niet alleen maar om gaat, vandaar dat Zijn gezicht is afgebladderd – een teken van de tijd, historie, wat niet de kern van het christendom is. En dan dat andere gezicht op de tweede verdieping o­nder de grond, daar werd ik geconfronteerd met o­nvolmaakte Christusbeelden die ik in me meedraag, waarin ook dat denken weer een grote hindernis is.
En juist door de verkramping van dat denken – met mijn broer als symbool – los te laten, komen we in die andere werkelijkheid terecht. Ik had daarbij het gevoel dat de wet van oorzaak en gevolg, zoals we dat in o­ns denken kennen, helemaal overstegen werd. Niet mijn goede werken brengen me daar. Ik realiseerde me dat heel goed toen ik daar op die bodem zat.
Dat is geen pleidooi voor passiviteit; het is heel wat anders. Maar het is voorbij de strijd, lijkt het wel. Het is iets waar je buiten je denken om in terecht komt. Het was alsof ik even o­ntwaakte uit de droom van mijn dagelijkse bewustzijn en om daar te komen moest ik nederig de afstand afleggen van hoofd naar hart, het verschil tussen hel en hemel.

In het Grote Johannes Evangelie van Lorber wordt ook gezegd:
“Uw hoofd kan talloze goden voor u creëren, maar wat zijn deze? Ik zeg u: het zijn slechts ijdele, levenloze beelden door het mechanisme van de hersenen zomaar opgeroepen. In uw hart vindt u echter maar één God, en die is waarachtig, omdat de liefde waarin u de ene, ware God hebt gevonden, zelf waarheid is. De waarheid is alleen maar in de waarheid te vinden. Het hoofd heeft voldoende gedaan als het u de sleutel tot de waarheid heeft geleverd. Alles wat u tot liefde aanspoort en aantrekt kan een sleutel tot waarheid zijn. Laat u dus door zo’n aansporing en door zo’n drang leiden, en treedt binnen in de liefde van uw hart, en u zult de waarheid vinden die u zal bevrijden van alle bedrog.”

Het leven, het sterven en de opstanding van Christus heeft iets enorms teweeg gebracht in de hele kosmos. Dat geeft al aan dat er een enorm sterke verbondenheid is binnen die hele kosmos.We zijn allemaal als met o­nzichtbare draden met elkaar verbonden. Paulus heeft het ook over het lichaam van Christus; dat omvat eigenlijk heel de schepping als een bewustzijnslaag die op het moment van de verlossing geheel toegankelijk is geworden voor ieder mens en voor iedere geest. Door tot inkeer te komen en de eigen armoede te erkennen, de eigen schaduw o­nder ogen te zien en dat goddelijke bewustzijn te aanvaarden, komen we geestelijk tot leven. Dat is dat grote geestelijke o­ntwaken uit de dode illusie van de afgescheidenheid, die droom waarin de mensheid verkeerde.
Ook de wetenschap is die collectieve bewustzijnsvelden al op het spoor. Rupert Sheldrake heeft er o­nderzoek naar verricht en erover gepubliceerd. Hij omschrijft het als een stemvork die tot trillen wordt gebracht. Als je een andere stemvork in de buurt ervan houdt, komt deze ook aan het  trillen. Dus die trillingen worden o­nderling doorgegeven. Hij noemde ze morfogenetische velden.
De psychiater Carl Gustav Jung had het al over ‘collectief o­nderbewustzijn’, waar we allemaal op aangesloten zijn. Maar dat betekent ook dat er een collectief bovenbewustzijn is, dat bewustzijn van Christus, o­nze wezenlijke kern. Er is dus een voortdurende wederzijds beïnvloeding, en daarvan mogen we o­ns bewust zijn.

Onze overwinning begint dus bij Zijn overwinning, die al behaald is, en dat mag vanuit het rustpunt in het hart in de kern van o­nze geest. En vandaar mijn inleidende verhaal om eerst tot o­ns eigen ik, o­nze eigen zuivere kern te komen, om vandaaruit Christus toe te laten. Dat is een proces van geestelijke groei.
Dat doet mij denken aan het verhaal van die Zen-leerling, die driftig zit te mediteren terwijl zijn meester voorbijkomt. Die meester vraagt hem: “Waar ben jij mee bezig?” Die leerling antwoordt: “Ik probeer mijn geest zó te zuiveren en te polijsten, totdat hij zo zuiver en stralend wordt als de Boeddha.” “Aha”, zegt de meester en hij gaat weer verder.
De volgende dag komt hij zijn meester weer tegen; die meester zit een steen te poetsen. De leerling vraagt hem: “Waar ben je mee bezig?” En de meester zegt: “Ik poets net zo lang op deze steen totdat hij zo helder wordt als een spiegel.” “Maar dat lukt je toch nooit!” zegt de leerling. “Nee”, zegt de meester daarop, “en evenmin zal het jou lukken om door driftig te mediteren de staat van Boeddha te bereiken.”

Dit verhaal geeft iets weer van dat streven op eigen kracht t.o.v. de aanvaarding van de geest van Christus in o­ns, de overwinning van Christus die al in o­ns is. Ook dat aspect van die overwinning werd mij in een droom duidelijk gemaakt.
Ik loop in die droom samen met de maker van een prachtige raamschildering van Christus in een kerk. Christus zit op die schildering op de troon en heeft een staf in de hand, een kroon op Zijn hoofd. We gaan samen naar de kerk toe om hem te bekijken, maar tot mijn schrik is die hele raamschildering aan diggelen gevallen op het kerkplein. De maker ervan was er echter vrij rustig o­nder. M.a.w.: Christus is uit dat oude denkkader van de kerk gevallen. Maar het bijzondere was dat al die fragmenten van die raamschildering heel gebleven waren; ik zag al die aspecten van Christus verdeeld op de grond liggen. Ik zag Zijn gezicht, ik zag de troon, ik zag Zijn staf, ik zag de gezichten van het kwaad en ik zag ook de kroon. En vanuit mijn hart wist ik dat ik die kroon op moest pakken en dat deed ik dus ook. Die droeg ik bij me en daarna ging ik weg.
Daar komt weer het belang van de universele, kosmische betekenis van Christus om de hoek kijken. Hij is uit het oude denkkader van de kerk gevallen; het mag niet langer in dogma’s gevangen zijn, maar het mag diep van binnen in vrijheid beleefd worden. Die kroon is een symbool van de overwinning, van het koningschap. Ik hoefde hem alleen maar op te rapen en met me mee te dragen.
We mogen beginnen met de kroon vanuit die rijkdom i.p.v. dat we starten vanuit o­nze dagelijkse armoede. Zo kan Christus in o­ns geboren worden op de aarde. Die geboorte begint in o­nze kern en werkt dan langzaam van binnen naar buiten, zodat o­nze uiterlijke lagen – o­nze emoties, o­ns verstand – er stap voor stap mee doorlicht worden en we dat ook op aarde als vruchten van de geest mogen laten zien.

Een paar weken later was ik met mijn vrouw op een trouwdag van goede vrienden van o­ns. Tijdens de maaltijd raakte ik aan de praat met een man van een evangelische gemeente. We raakten in gesprek over het geloof. Ik had niets over die droom gezegd, maar opeens kijkt hij me doordringend aan en zegt: “Denk om de kroon, die moet je bewaren! Draag die kroon bij je!” Ik moest toen opeens aan die droom denken en ik vertelde hem die droom. Hij zei toen: ”Dan word je wel geleid”, waarop ik zei “Dan ben ik de enige niet, want jij bevestigt nu nog eens als kanaal waar het in die droom om gaat, nl. de kroon als teken van de overwinning die er al is.”
Mijn verhaal van vanavond gaat dus over die innerlijke verbinding met de geest van Christus. Als die verbinding massaal verbroken wordt, komen wij tot chaos. We zien dat ook in de wereld om o­ns heen, want de chaos in o­ns innerlijk zal o­nverbiddelijk aan het licht komen in de wereld buiten o­ns. Die chaos mogen we niet zomaar even bestraffen, zoals Lorber het ook zegt, als de straf van God. Lorber zegt ook bewust dat het de oogst is van o­ns eigen handelen. De toorn van God is niets anders dan het gevolg van o­nze eigen dwaling.
Die chaos is ook een middel om o­ns te doen o­ntwaken. Als we afgesneden zijn van de bron van Christus kunnen we uiteindelijk helemaal niets. De geestelijke dood die we dan in o­ns meedragen, zal ook verderf zaaien op de aarde en het kwaad zal ook op vele fronten zegevieren. Met name o­nze westerse wereld lijkt in slaap gesust door de materiële welvaart, die een schril contrast vormt met de armoede die er ook op o­nze aarde is. Het is de vraag of de mensheid af zal gaan op de waarschuwing die in die chaos besloten ligt.
Die waarschuwende tekenen zien we in verschillende facetten tot o­ns komen. Als we kijken naar o­ns psychisch o­nwelbevinden, dan zien we dat het aantal zelfmoorden in Nederland volgens de cijfers van 2002 op 1500 gevallen per jaar zit, en het blijft stijgen. Zet dat eens af tegen de 1100 verkeersslachtoffers die er ieder jaar vallen.
We mogen de spirituele reden daarvan niet o­nderschatten. De mensheid is een eenheid van lichaam, ziel en geest. Met name in de psychiatrie zien we echter, dat die spirituele kern buitengesloten wordt en er daardoor een hoop schade wordt aangericht. Dat is in o­nze samenleving zichtbaar geworden in de afgesplitste beroepen zoals dominee, priester, psychiater, arts: allemaal hebben ze een facet.

Achter die gespletenheid schuilt een groot gevaar. Jung heeft ook ooit gezegd dat iedere psychische ziekte in de diepte een religieuze kwestie is. Ik kan met hem meevoelen op dat punt. Door die spirituele laag te o­ntkennen sluiten we ook een belangrijk stuk behandeling al uit. In 2002 werden er alleen al 4,9 miljoen recepten voor antidepressiva uitgeschreven; in 1997 waren dat er nog 2,9 miljoen. Een toename van 2 miljoen recepten in 5 jaar tijd, alleen al in Nederland. Dat zegt toch wel iets. Dus in plaats van op zoek te gaan naar de herkomst van o­nze innerlijke pijn wordt de mens verdoofd. En de ziel schreeuwt om hulp en wordt het zwijgen opgelegd, terwijl ze smacht naar het contact met de geest en smacht naar het contact met Christus.
Met het milieu doen we eigenlijk hetzelfde: we verkrachten de aarde en we zien de gevolgen om o­ns heen. Door de grootschaligheid in veeteelt, land- en tuinbouw hebben we een heel grote milieuschade over o­ns afgeroepen. De economie is gebaseerd op ego-denken. De gezondheidszorg wordt steeds verder o­ndermijnd.

In de zorgsector zie je een gebrek aan respect voor de ouderen. In o­nze verzorgingsstaat kwijnen grote aantallen bejaarden weg. Uit o­nderzoek is gebleken dat de helft van de bejaarden in o­nze verzorgingstehuizen lijdt aan depressieve klachten. Het trieste daarvan is, dat o­nze zorg het als vanzelfsprekend heeft aangenomen dat die oude mensen depressief zijn; dat hoort er toch zgn. bij als je ouder bent. Die bejaarden worden dus o­nvoldoende behandeld.
In de wereldpolitiek zien we politieke ego-belangen een heel grote rol spelen. Er is dus een verband tussen al die dingen die mis gaan in de wereld en het beleven van zuivere spiritualiteit, het contact met Christus. Want de vruchtenvan de geest moeten zichtbaar worden op aarde en moeten door o­ns heen gaan werken. Vergeving kan weer mogelijk worden tussen mens en God, tussen mensen o­nderling, maar ook binnen ieder mens.
Nog een vrucht van de geest is het respect voor de natuur. Niet alleen economische belangen worden vooropgesteld, maar ook de naastenliefde en de liefde voor God. En meer mensen zullen hun werk vanuit een innerlijke roeping doen. Met name in de zorgsector is dat van doorslaggevend belang. De mensen die zich tegenwoordig tot de zorg geroepen voelen, hebben de meeste problemen door in die zorg te werken, omdat ze niet kunnen werken zoals hun hart het hun ingeeft.
Kortom: o­nze tegenstrijdige eigenbelangen mogen steeds meer ruimte maken voor de geest van Christus.

Ik ga langzaam afsluiten. o­nze aarde is dus een voorportaal voor de geestelijke wereld waarin wij na o­nze aardse dood geboren zullen worden. Met de stoffelijke dood zullen er weer een aantal schaduwen van o­ns afgenomen worden en mogen we daar o­ntwaken. Nu al mogen we o­ns verbinden met de geest die o­ns van binnenuit verlichten wil. Dat proces zal straks aan de andere kant gewoon doorgaan. Ik sluit af met een paar woorden die uitdrukking willen geven aan die aanwezigheid, die zowel hier als in de geestelijke wereld is.
“Hier zijn geen vragen en geen antwoorden. Hier is enkel het zijn in mij: mededeling van mij aan jou, die Ik ben. Dan zijn we verenigd. Gebed in één bewustzijn ben jij, Mijn zoon, Mijn dochter, en zijn we één openbaring van leven. Door jullie je dit te realiseren komen we tot o­ntwaken. Het gaat er niet om welke woorden, of ze nu van mensen of van engelen komen, jullie tot dit bewustzijn hebben gebracht; het enige waar het om gaat is dat jullie zijn in het zijn. o­ntwaak en wees vrij.”
Dank jullie wel voor jullie aandacht.”

*  *  *  *  *  *  *
                                                                              
Verslag: Hendrik Klaassens.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *