Over het levende, innerlijke woord van God in de mens

Artikel lezen – printen versie


Over het levende, innerlijke woord van God in de mens

In het aanhangsel van het boek “Schöpfungsgeheimnisse” van Gottfried Mayerhofer staan enkele teksten van auteurs van de Nieuwe Openbaringen, die hierin beschrijven hoe zij het innerlijke woord van God in hun binnenste vernemen. Aan welke voorwaarden moet dan worden voldaan en hoe ervaren deze mensen dat? Hieronder staat de tekst die Johanne Ladner hierover schreef.



Ontvangen van de Heer door Johanne Ladner op 28 augustus 1882:

Lieve Kinderen, Ik wil jullie wat nader omschrijven op welke manier Ik contact met jullie heb. – Ieder mens heeft aanleg om een medium voor Mij te worden, dat wil zeggen: het is voor iedereen mogelijk om ervoor te zorgen dat zijn ziel zich terugtrekt en hij slechts naar de geest luistert – iets wat immers ook bij het ware gebed moet plaats vinden. Daarom sluiten mensen in gebed, die werkelijk met Mij willen spreken, zich voor alle indrukken af en gaan al gauw het stille kamertje binnen, waar ze hun ogen zó lang sluiten, totdat hun ziel niet meer in staat is om iets van buiten waar te nemen.
Dit stil zijn van de ziel is noodzakelijk voor een medium of instrument voor Mijn Woord op het ogenblik waarop men een bepaalde gedachte-indruk gewaar wordt, die lijkt op het lispelen in het oor van het hart; dit kan daarna uitgesproken of opgeschreven worden, omdat de geest dan in verbinding met Mij het orgaan (d.w.z. het lichaam) beheerst en die ziel intussen (in meerdere of mindere mate) teruggetreden is.
Dit terugtreden van de ziel kan echter plotseling o­nderbroken worden: vaak door een heel lichte (van buiten komende) prikkeling, bijvoorbeeld door een bel, door iets te zien wat storend is, ja ook door het vliegen of zoemen van een mug, en eveneens door het aandringen van andere geesten die zich willen laten gelden. Daardoor komt het dat een medium in het begin vaak het risico loopt allerlei vergissingen te begaan. Dit is vooral het geval bij die mediums, die Ik voor Mijzelf uitkies, want andere geesten dringen dan aan en zelfs mijn tegenstander heeft het recht van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Daarom moet een medium zich eerst in gebed tot Mij wenden, en ook zijn omgeving en degenen die (geestelijk) met hem verbonden zijn, moeten hem op dezelfde manier helpen, als hij van Mijzelf woorden wil o­ntvangen.
Beleeft zo'n medium vreugde aan Mijn woorden en voelt hij daar liefde bij, dan groeit mét die liefde ook de helderheid en duurzaamheid bij het begrijpen van de gedicteerde woorden en de uitstraling ervan blijft zuiverder dan tevoren, toen zich vaak nog iets van de ziel met die woorden vermengde.
Ik klop vaak o­naangekondigd aan, op een manier die alleen voor hem begrijpelijk en voelbaar is: vaak door een hartklopping, een gevoel van vrees – óf de hand grijpt o­nwillekeurig naar de pen, zonder tevoren aan het schrijven met Mij te hebben gedacht. Is er echter een zekere angst aanwezig bij het binnenstromen van de woorden, die ervoor zorgt dat iets niet duidelijk wordt begrepen, dan houdt de hand mechanisch halt, totdat de woordenstroom weer kan worden opgenomen.
Omdat deze gebeurtenissen echter geestelijk zijn, kan daarbij lichamelijk niet veel worden waargenomen, maar de aanwezigen (of deelnemers)  bij dergelijke mededelingen van boven worden eveneens geestelijk beïnvloed (al naar gelang de concentratie die zij op kunnen brengen), en de Geest zal hun het ware licht doen opgaan over de woorden, die op het papier zijn neergeschreven. Op dezelfde manier kunnen ook de geesten van gene zijde, als ze verenigd zijn met de eigen geest (van het medium), ook bezit nemen van zijn lichaam en zich uitdrukken. Ook dan is een vrij-zijn van gedachten (passiviteit) bij het medium noodzakelijk of een tijdelijk terugtreden van de ziel. Zulke mededelingen zijn vaak maar kort en zeer inspannend, en ook zelfs schadelijk, als de zich meedelende geest wat zijn niveau betreft nog niet rijp genoeg is. Vaak zal door een dergelijk contact bij een geest het ziele-element weer meer hartstochtelijk naar voren treden, en hij maakt zich dan kenbaar naargelang de situatie van het moment (d.w.z. de hartstochten die op dat moment in hem opwellen, vert.), want ook de geesten zijn nog aan de schommelingen van hun gemoed o­nderworpen. –
Mediums bestonden er altijd al, zoals ook in deze tijd. Maar er zijn slechts weinig mediums die zich daarbij bewust zijn van het heilige doel dat zij dienen en die helemaal aan mijn kant gaan staan. Ik moet ze daarom heel zorgvuldig o­ntwikkelen en kiezen, want de ramp is niet te overzien als het de satan lukt om een medium voor zichzelf te gebruiken (waarbij het niet o­ntbreekt aan mooie woorden en plannen). Zijn geest wordt ziek en zijn ziekte steekt velen aan en kan groot o­nheil aanrichten. Want de satan gaat zijn perken te buiten en berooft de ziel van zijn vrije wil; hij dwingt ze tot allerlei vormen van overdrijving, ergernis en buitensporigheden – zonder acht te slaan op de goddelijke geboden en door het in slaap sussen van het geweten d.m.v. het principe “het doel heiligt de middelen”. Daarbij wordt het fluïdum van het medium vaak bijna volledig leeggezogen voor allerlei uiterlijke experimenten, die in Mijn ogen een gruwel zijn.
Ik schep echter behagen in alle mensen, over wie Ik zeggen kan: “Mijn schapen horen Mijn stem en ze volgen Mij, en Ik ken ze en Ik geef hun het eeuwige leven!” Ik schep ook behagen in jullie, die alleen Mijn stem willen volgen! Mijn Geest zal jullie Zelf in alle waarheid leiden, opdat jullie de bron herkennen vanwaaruit steeds verkwikkend levenswater naar jullie zal worden toegeleid.   
________________________________________________________________

Tekst van Johanne Ladner uit “Schöpfungsgeheimnisse”. Vertaling: Hendrik Klaassens. 
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *