Verlossing door Jezus Christus – G.K. Holderer

Verlossing door Jezus Christus  –  G.K.Holderer

Dit onderwerp moet eigenlijk nog een tweede titel hebben, namelijk: ‘Vanaf de mens Jezus tot de hemelse Vader Jezus-Jehova’. Die tweede titel drukt uit wat gelijktijdig met de verlossing van ons mensen door Jezus gebeurt. Voordat wij dit onderwerp nader bekijken, zullen wij eerst de betekenis “mens Jezus” en “Jezus Jehova” wat verduidelijken, om te begrijpen welk verschil er tussen deze namen bestaat.

De mens Jezus werd geboren uit een jonge vrouw, namelijk Maria, en Jezus heeft daardoor een normaal lichaam zoals alle mensen. Zijn ziel is net zoals bij haast alle mensen vanuit de natuurzielenontwikkeling gevormd. Zo heeft zij ook de negatieve eigenschappen die door de val van Lucifer zijn veroorzaakt. Zijn menselijke ziel is de reden waarom Jezus in de Bijbel vaak de ‘mensenzoon’ wordt genoemd. Hij is zoals iedereen een mens. Maar nu komt een belangrijk verschil: terwijl alle mensen vanaf de tijd van Adam tot de geboorte van Jezus een door God gegeven zuivere geest – niet te verwarren met verstand – hebben ontvangen, bevindt zich in Jezus de volledige goddelijke Geest.

De benaming Jezus Jehova wordt misschien minder gebruikt, maar duidt de voor ons zichtbare hemelse Vader aan. Jehova is God, en dat sinds alle tijden. Tot de tijd van Jezus op aarde bleef God in zijn Godscentrum en was daardoor voor ons mensen niet zichtbaar. Door de opstanding, die samenhangt met de volledige vereniging van de vergeestelijkte mens Jezus met de in hem wonende goddelijke Geest, werd God voor alle mensen zichtbaar in de ‘toenmalige’ mens Jezus. Hij is onze enige zichtbare God, onze hemelse Vader Jezus Jehova.

Wij mogen de eerste jaren van Jezus beschouwen als die van elk ander kind, maar toch kwamen in deze levensfase genoeg situaties voor waarbij de goddelijke geest door het kind sprak en handelde. In de “Jeugd van Jezus” door Jakob Lorber worden wij hierover onderwezen. In die tijd leerde hij zijn pleegvader Jozef, diens zonen en natuurlijk ook zijn moeder Maria dat hij de verwachte Messias, de Christus is. Hij zei zelfs dat de in hem wonende geest God Zelf is. Het is begrijpelijk dat zijn familie daar maar moeilijk mee kon omgaan.

Van het begin af aan voelde de mens Jezus een zeer sterke drang van en naar zijn goddelijke geest. Dat zorgde ervoor dat hij de eenzaamheid opzocht om daar zijn ziel in lange meditaties dichter bij zijn geest te brengen. Tegelijkertijd werkte hij als timmerman samen met Jozef en diens zonen. Zoals eerder gezegd, was zijn ziel zoals bij alle mensen door de oerzonde van Lucifer ook met lage verlangens en onzuivere eigenschappen bevlekt. Dat moest bestreden en veranderd worden door middel van liefde. Daarvoor dienden de meditaties en gebeden in eenzaamheid, maar de werkzame uitstraling en doorgave van liefde gedurende zijn tijd als timmerman waren daarvoor ook noodzakelijk. Het innerlijke proces om zijn ziel met de Godsgeest te verenigen duurde tot zijn dertigste levensjaar. Toen was de wedergeboorte van zijn ziel met de Godsgeest een feit.

Dat vormde de basis om met zijn werkzaamheden als onderwijzer te beginnen. Nu kon de Godsgeest in de mens Jezus volkomen tot uiting komen. Het belangrijkste was de leer van de liefde, waaraan in zijn tijd – evenals in onze tijd – zo goed als geen aandacht werd geschonken. Ons leven is afhankelijk van de liefde. Daarmee wordt niet alleen het leven op aarde bedoeld, maar vooral het leven in de geestelijke wereld na de dood op aarde. Niet voor niets zei Jezus steeds weer de goddelijke woorden: “Heb God boven alles lief en je naaste zoals jezelf!” De mens Jezus die zich volledig met de Godsgeest verenigde, kon daardoor de leer door ‘zogenaamde’ wonderen bevestigen, om zijn toehoorders te bewijzen hoe machtig zijn leer van de goddelijke liefde is. Ik heb dat als ‘zogenaamd’ aangeduid, omdat de goddelijke geest in zijn almacht dingen doet die voor normale stervelingen raadselachtig zijn.

De tijd van het leren was na drie jaar ten einde gekomen. Toen kwam de belangrijkste opgave voor de mens Jezus. Hij wist dat oorspronkelijk de eerste mens die van een geest was voorzien – Adam – de opdracht had gehad om in gehoorzaamheid aan de goddelijke orde te leven. Om die reden had hij een voortdurend contact met God en was heer over de materiële aarde. Als Adam erin was geslaagd om zijn opdracht te vervullen, zouden geen negatieve eigenschappen aan zijn kinderen, kleinkinderen en uiteindelijk aan ons zijn doorgegeven. Ons leven op aarde zou dan een heel ander karakter hebben gehad. Maar Adam werd zwak en daarom was het nodig dat God zelf deze opgave in de vorm van een mens  – dat was Jezus – op zich nam.

De Geest is eeuwig, maar de materie heeft maar een korte levensduur. Als ooit een mens zuiver genoeg wilde worden om in de armen van God, onze hemelse Vader, te kunnen terugkeren, dan moest eerst de in de materie en de ziel aanwezige boosheid en de tegen het leven gerichte valsheid worden overwonnen. Deze zuivering en daarmee de overwinning op de valsheid kon alleen worden bereikt, als ziel en materieel lichaam in volledige deemoed gehoorzaam zouden zijn aan de geest. De wedergeboorte van Jezus’ ziel in zijn geest was de eerste stap van deze deemoed. Die had de Mensenzoon Jezus voor het begin van zijn leerambt bereikt.

Maar zijn lichaam was nog niet zover; ook dat moest vol deemoed aan God gehoorzaam zijn. De vleselijke verlangens in het lichaam van Jezus moesten ondergeschikt worden aan de liefde en orde van God. Dat kon alleen worden bereikt door een vernedering van het lichaam. Dat betekende het vrijwillig ondergaan van marteling en een gewelddadige dood. Een lang leven op aarde zou de materiële verlangens van zijn lichaam steeds opnieuw laten opkomen, wat geen volledige deemoed van zijn lichaam had betekend.

In de tuin van Gethsemane vocht de mens Jezus, die voor zijn laatste opgave door de Godsgeest alleen werd gelaten, met zichzelf en de angst voor de op handen zijnde dood aan het kruis. Zijn wedergeboren ziel gaf toen de doorslag en heeft de verdeemoediging van het vlees door de dood aan het kruis op zich genomen. Deze opdracht van de verdeemoediging moest de mens zelf volbrengen, niet God! Onmiddellijk na het overlijden aan het kruis keerde de goddelijke Geest in Jezus terug om zich voor alle eeuwigheid met zijn ziel te verbinden.

Jezus heeft als mens de terugkeer van ons allen naar God in de hemel weer mogelijk gemaakt. Hij is door de in hem wonende goddelijke Geest de zichtbare hemelse Vader met de naam Jezus Jehova! Wij allemaal zullen ooit vol vreugde en bewondering voor hem staan. Door de geest van Pinksteren, die allereerst aan zijn discipelen werd gegeven en daarna alle pasgeboren kinderen in het hart wordt gelegd, geeft Jezus ons een stuk van zijn verlossende geest, die ons de terugweg naar de hemelse Vader gemakkelijker laat vinden. Door deze geest hebben wij zijn voortdurende hulp op onze bezwaarlijke weg om het hemelse doel te bereiken. Het spreekt vanzelf dat hij niet onze persoonlijke fouten en zonden heeft weggenomen – daar moeten wij zelf aan werken – maar de brug naar de hemel is wel gebouwd en staat open. Zijn verlossende geest helpt ons de brug over te steken.

God zelf heeft in “De Huishouding van God”, deel 1, van J.L. hierover gesproken: “De poorten van de hemel staan voor jullie open en als jullie willen, dan kunnen jullie naar binnen gaan en daar het aangezicht van jullie heilige Vader zien, die ik ben, de eeuwige God Jehova. Dat kunnen jullie doen krachtens het levende woord, dat Jezus Christus is, de eeuwige liefde en wijsheid in Mij, waaruit al het goede en ware voortkomt.”

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *