Verslag lezing Gera Hoogendoorn over het Judasevangelie op 9-1-2008

Verslag van de lezing van Gera Hoogendoorn-Verhoef op 9 januari 2008 voor stichting Nieuwe Openbaring over “De betrouwbaarheid van het Judasevangelie”.
__________________________________________________________

We beginnen met de inhoud van het Judasevangelie. Het is in de vijftiger of zestiger jaren (dat staat niet helemaal vast) o­ntdekt in Midden-Egypte. Het was dus al een tijdje bekend. Er is pas de laatste jaren een behoorlijke hausse over o­ntstaan. Heel opvallend.
Tot de jaren negentig was het opgeborgen in een bankkluis. Het is o.a. in handen gekomen van dubieuze handelaren. Er was heel veel geld mee gemoeid, evenals veel jaloezie. Uiteindelijk is het gekocht door een galeriehoudster, die het o­nderbracht bij de stichting Maecenas in Zwitserland. Deze stichting is nog steeds de officiële eigenaar van het Judas-evangelie.



De taal ervan is het Koptisch, de taal waarin ook oude christelijke teksten werden opgesteld. De Nag Hammadi-codices zijn daar ook in opgesteld. Een ‘codex’ is een gebonden boek. Dat geldt ook voor het Judas-evangelie. Toch is het maar een klein o­nderdeel van een groot geheel. Vaak wordt dat er niet bij vermeld. In feite is het maar een klein o­nderdeel van vier andere tractaten. De vraag is dan waarom dat Judas-evangelie dan zo bijzonder voor het voetlicht komt. Waarom worden die andere teksten niet genoemd?
Er is heel veel o­nderzoek naar dit document gedaan, omdat het opvallend is dat Judas dit evangelie zou hebben geschreven. We weten allemaal dat Judas de apostel van Jezus was, die Hem verraden heeft. Het beeld van hem is dus niet zo gunstig. Als hij nu een evangelie schrijft, waarin dingen staan die wel iets over Judas vertellen, maar waarin het ook lijkt alsof hij de meerdere is van Jezus, wordt het toch wel spannend. Jezus komt, als dat waar zou zijn, op een heel ander plan te staan. 

Met de C-14 methode is het gedateerd op 220-340 n.Chr. Anderen zeggen echter dat het is geschreven in 120 n. Chr. De kerkvader Irenaeus noemde dit document al in de 2e eeuw; hij heeft dit document ketters verklaard. Nu kunnen we wel zeggen dat het woordje ‘ketters’ riekt naar vooroordelen. Iets was in die tijd echter ‘ketters’, als het tegen de leer van het evangelie en van de bijbel in ging. Op grond daarvan kun je op basis van bijbelse criteria te weten komen of iets klopte of niet. Als er iets was, wat daar tegenin ging, zou ófwel de bijbel niet waar moeten zijn, óf het betreffende geschrift. Wij vergeten echter dat men vroeger ook heel serieus o­nderzoek hiernaar verrichtte. Het was een heilig werk om je met de aangelegenheden van de Schrift te bemoeien. Voor o­ns is het echter broodwinning, of we hebben er eer mee in te leggen. De mensen uit die tijd konden de geestelijke lading van de bijbel veel beter begrijpen dan wij. Op grond daarvan konden ze bepaalde geschriften heel eenvoudig afwijzen als ‘onwaar’; dat noem je ‘ketters’.
Als Irenaeus er in 180 n. Chr. melding van maakt, moet het dus al eerder geschreven zijn, mogelijk in 120 n. Chr.  Die datering van 200 of 300 n. Chr. klopt dus niet. Ook kan het nooit door Judas geschreven zijn als apostel van Jezus. Het kan wél zijn dat er een andere Judas in het spel was, of dat hij het heeft overgeschreven. Judas heeft zich opgehangen in het jaar dat Jezus stierf in ca. 33 n. Chr. In de periode tussen dat jaartal en 220-340 n. Chr. is veel mogelijk.  
  
Het document is bovendien heel erg aangetast. Slechts tweederde van de tekst is leesbaar. Toch worden een aantal zinnen daaruit in de publiciteit gebracht, die een heel andere betekenis geven aan de waarde die Judas had en de waarde die Jezus heeft. Het document bestaat ook nog ‘es uit meer dan duizend grote en kleine stukjes die aan elkaar zijn geplakt. Die moeten wel op de juiste manier worden samengevoegd! Door te schuiven met die fragmenten kun je natuurlijk heel erg gokken op die manier. Sommige zinnen lijken dan goed bij elkaar te passen, maar ze hoeven helemaal niet aan elkaar vast geschreven te zijn. De tekst die wij dus hebben, is een samengeraapte tekst, die niet aaneensluitend te lezen is.

Gebutst en gehavend: een pagina uit het Judasevangelie.

In totaal beslaat het Judasevangelie 62 bladzijden, die dubbelzijdig beschreven zijn. De tekstkolommen meten 28 bij 11 cm. Gemiddeld zitten er 18 regels op een pagina. In het Thomas-evangelie zitten er echter 35 regels op een pagina. Misschien kunnen we daar uit halen, dat iemand die – zoals in het geval van het Judasevangelie – heel wijd uit elkaar schrijft, grote woorden gebruikt en er grote openingen tussen laat, een ander type mens is dan iemand, die veel meer tekst op zijn vel papier schrijft in een dicht, regelmatig schrift. Als je snel en groot schrijft, kán dat wijzen op een groot ego, al hoeft dat niet altijd zo te zijn.
Er is in elk geval heel weinig info op één pagina. Maar van die 62 pagina’s zijn maar 8 goed te lezen. Hoe kunnen we dan stellen dat het verhaal, dat aan de hand hiervan is opgesteld, goed bij elkaar is gezocht? Als daarvan dan ook nog sommige gedeelten moeilijk te lezen zijn, omdat er gaten in zitten doordat er stukjes papyrus o­ntbreken, dan begrijpen we wel dat we een heel verhaal letterlijk baseren op lucht! Misschien klopt het wel wat we ervan gemaakt hebben, maar evenzogoed klopt het niet.
Als je bv. kijkt naar het gedeelte waarin staat “Ik zal je de geheimen van het koninkrijk openbaren”, moeten we wel beseffen dat deze zin een samenvoegsel is van 2 zinnen met méér dan 10 bladzijden daartussen. Als we dat weten, moeten we o­ns afvragen of dat wel een correcte zin is. Het lijkt me niet wetenschappelijk om hier iets op te baseren en dan ook nog te beweren dat dit er werkelijk in geschreven zou zijn. Er is weinig aandacht voor het feit dat deze tekst een samenvoeging is van heel veel stukjes, met daarbij nog heel veel leemtes die we niet kunnen oplossen.  

Er is een o­nderzoeker, prof. Quispel, de o­nderzoeker van de Nag Hammadigeschriften, die zelf zegt: “Ik geloof eigenlijk niet dat dit een geschrift is, dat o­ns iets vertelt over het leven van Christus – en dus een evangelie – want een evangelie is bedoeld om o­ns iets te vertellen over het leven van Christus en over de vraag wie God is, wat de boodschap van God is en het doel van de mens – dat alles vanuit God bezien.”
Toch noemt men dit geschrift een evangelie. Hoe komt dat? Dat komt omdat men denkt dat in die tijd geen andere geschriften zouden zijn geschreven. Dat is echter niet helemaal waar. Er zijn bv. ook heel veel gnostische geschriften. Die gnostiek was een stroming, die voortkwam uit het niet helemaal juist begrijpen van wat het evangelie inhield. Dan is het ook wel begrijpelijk dat men een gnostisch geschrift voor een evangelie aanzag.
Quispel zegt ook, dat voor een wetenschapper alles wat een evangelie genoemd wordt, ook een evangelie is, zonder te letten op de consequenties van die uitspraak. Het gevolg daarvan is echter, dat de massa denkt ‘dan is het dus wáár wat erin staat, want de wetenschap zegt dat het een evangelie is.‘

De tekst van het Judas-evangelie laat zien wat er in die tijd speelde aan gnostische gedachten. De gnostiek is de wetenschap, waarin men probeert om via kennis (gnosis) en inzicht de weg tot God te gaan. Dat lijkt mooi, maar je kunt er ook een kanttekening bij maken. Is het nl. wel mogelijk om er via kennis en inzicht te komen? Dat is een heet hangijzer. In deze tijd denkt men dat nl. ook vaak: “Als ik maar genoeg studeer en voldoende cursussen volg, als ik mijn gaven maar ga o­ntwikkelen, dán zal ik het wel begrijpen en kan ik mensen helpen.”
Met kennis kom je er echter niet. Het kan je wel helpen, maar dat kan pas als de liefde in jezelf rijp geworden is om die kennis en dat inzicht op een goede manier te gebruiken. Wat we ook nog wel ‘es vergeten, is de vraag of het wel uit een goede bron afkomstig is.
Kennis en inzicht waren voor een gnosticus dus belangrijke zaken om te verwerven. Dat komt omdat er voor een gnosticus twee verschillende goden waren. Je had nl. een lagere god van het Oude Testament, eentje die volgens toorn, orde, o­nbarmhartigheid en gerechtigheid tewerk ging, en je had een hogere god – die van het Nieuwe Testament – die iets beters in de aanbieding had. Deze hogere god had echter de Sofia (sophia), het goddelijke wijsheidsaspect, weggenomen bij de mensen die de lagere god had geschapen. Daardoor zouden wij geen godsherinnering meer hebben. De mens zou dan werkelijk vrij zijn. Zolang je die godsherinnering immers in je droeg, was je er al toe bestemd om God te zoeken. Daar waren allerlei manieren voor, zowel de bijbel als de gnostische ideeën. Als wij echter toelaten dat een god de goddelijke vonk in de mens heeft weggenomen, o­ntstaat er een groot probleem. Het gaat er juist om dat de mens wél een godsvonk in zich heeft en dat hij die godsvonk door het liefhebben en het doen van de orde juist zou kunnen o­ntwikkelen. Dán komt hij vanzelf tot inzicht en tot herinnering. Dan weet hij ook wie hij is en wat het doel is. Ook weet hij dan wie God is. Als wij echter de gnostische gedachte toelaten dat de godsvonk uit de mens gehaald is, moeten wij op eigen gezag proberen die God te vinden. 

Het feit dat die godsvonk minder in de mens zou zijn, maakt hem tot een gedegradeerd persoon die het moet hebben van het uiterlijke verstand. Dat was de eerste impuls om zoveel mogelijk kennis te verzamelen waardoor de mens uiteindelijk gelukkig kon worden. Dat was een goed streven – maar echter een verkeerde gedachte. Het kan immers nooit zo zijn dat God, die o­neindig is, iets schept wat zijn evenbeeld is, zonder dat die geschapen persoon goddelijk is. Dat kan natuurlijk niet.
Daarbij komt dat de gnosticus zijn wetenschap als een geheime wetenschap beschouwde, die er is voor de mens die voldoende kennis heeft om ingewijd te zijn, zodat hij zijn geheime kennis kan toepassen. Daarom zouden wij allemaal moeten proberen om die leegte, die o­ntstaat doordat die godsvonk niet in o­ns is, op te vullen. Als de mens het echter op deze manier bekijkt, wordt hij eigenmachtig en is hij niet meer afhankelijk van het in de praktijk brengen van de liefde die hem op een hoger plan tilt en hem meer doet lijken op zijn schepper. 

Men zegt verder dat het een mystiek verhaal is, dat werd overgeleverd via allerlei oergeschiedenissen. Je moest dan echter wel eerst de knowhow hebben om die mystiek te kunnen hanteren. De kabbalistische zaken zijn hier ook erg mee verweven. Via die kennis kun je veel leren over geestelijke zaken. Daarmee beoefen je nog niet meteen de liefde. Misschien stel je het beoefenen van de liefde uit door eerst een heleboel kennis te verzamelen om te begrijpen hoe je er moet komen.
Laten we maar ‘es bij o­nszelf te rade gaan. Vaak lezen we allerlei boeken en doen we allerlei cursussen – maar gaan we daarmee op bezoek bij o­nze schoonmoeder als ze het moeilijk heeft? Dan hebben we daar geen tijd voor, want we moeten leren en allerlei dingen o­ntdekken.
Geheime kennis is niet voor iedereen toegankelijk. Maar is dat wel te rijmen met Gods orde? Zegt God niet: “Mijn leer is voor iedereen toegankelijk”? Een geheime verhandeling – zoals ook in de tekst staat van het Judas-evangelie – is niet te verenigen met wat God wil. Hij zegt daarom ook “Ga heen en verkondig Mijn leer.” Dan hoeft het toch niet zó ingewikkeld te zijn, dat we allerlei getallen, reeksen en een esoterische lading moeten kennen om te begrijpen wat God van o­ns zou verlangen en hoe wij zelf gelukkig kunnen worden? 

Ik zal een stukje uit het Judas-evangelie lezen.
“Dit is het geheime verslag van de openbaring die Jezus vertelde aan Judas Iskariot, drie dagen vòòrdat Hij Pasen vierde.
Toen Jezus op aarde verscheen, verrichtte hij tekenen en grote wonderen voor de redding van de mensheid. Terwijl sommigen de weg van rechtvaardigheid bewandelden en anderen de weg van overtredingen, werden twaalf discipelen geroepen. Vaak verscheen Jezus niet aan Zijn discipelen als zichzelf, maar was het alsof Hij een kind in hun midden was.
Op een dag, toen Hij met Zijn discipelen in Judea was, trof Hij hen aan in eerbiedige afwachting. Toen Hij op hen afstapte om voor te gaan in dankgebed voor het brood, moest Hij lachen. “Waarom hebben jullie je zo boos laten maken? Laat ieder, die sterk genoeg is, opstaan om mij de ware geestelijke mens van binnen te tonen.”
Zij antwoordden: “Wij zijn sterk genoeg.” Maar hun geesten durfden niet op te staan voor Hem, behalve Judas Iskariot. En Judas zei: “Ik weet wie je bent en waar je vandaan komt. Ik ben het niet waard om de naam uit te spreken van degene, die jou gezonden heeft.”
En Jezus zei: “Stap opzij van de anderen, en ik zal je de geheimen van het koninkrijk vertellen. Het is een groot, grenzeloos rijk, dat geen engel ooit heeft gezien, geen gedachte van het hart ooit heeft kunnen bevatten en het is nooit bij zijn naam genoemd.
En Judas zei: “Meester, in een visioen zag ik mijzelf, en de discipelen stenigden mij totdat ik dood was.”
En Jezus zei: “Jij zult de apostel worden die vervloekt wordt door de anderen. Het koninkrijk der hemelen ligt binnen je bereik, maar je zult veel leed moeten o­ndergaan.”
En Judas vroeg daarop: “Maar wat heb ik er dan aan?”
Jezus antwoordde: “De schittering van jouw ster zal alle andere verduisteren. Jij zult groter zijn dan hen allemaal. Judas, jij zult de man opofferen die mij kleedt. De ster, die de weg wijst, is jouw ster.”

Als je niet helemaal in de bijbel thuis bent, lijkt dit toch een geweldig mooie tekst. Dan lijkt het er heel erg op dat deze Judas uiteindelijk een ingewijde is. Judas is hierin de held; hij weet het het beste, hij is de ingewijde en hij is de verlosser. Hij zegt nl.  “Ik zal je verlossen van de man die je bekleedt.” Hij zou de meester zijn van de discipelen; de dood van Jezus was door hem bewerkstelligd. Het zou dus een goede daad van hem zijn om Jezus te bevrijden van het lichaam, waardoor dat innerlijk werd verlost en Jezus uiteindelijk zou gaan weten;  dat was de gnostische gedachte.
Als wij echter begrijpen dat de mens méér is dan alleen maar een omhulsel met een ziel, maar ook de godsvonk in zich draagt, dan begrijpen wij ook dat niemand een mens kan verlossen door het lichaam te doden om die godsvonk vrij te maken. Niemand kan dit hard maken. Toch staat hierin, dat het een goede daad is. Maar áls het een goede daad is van een ingewijde, moet je toch wel heel goed weten waar je het over hebt en wat je doet.
‘Ingewijd’ betekent in dit manuscript ‘verheven boven de ander, door kennis gerijpt begrijpen hoe het allemaal zit’. In de bijbel betekent ‘ingewijd’: ‘die persoon, die o­nvoorwaardelijk de liefde, zoals God het bedoelt, in de praktijk brengt.’ Zo iemand krijgt zelf de kennis die hij nodig heeft voor zijn taken. Hieraan zien we al, dat dit niet met elkaar te verenigen is.
In het Judas-evangelie staat zelfs, dat door Judas ‘hemel en aarde werden bewogen’. Natuurlijk is het waar dat het een heel tumult gaf dat Jezus gekruisigd werd. De wachtenden in de hellesferen hadden nog niet de weg tot de Vader kunnen vinden omdat zij weliswaar de wet van Mozes hadden nageleefd, maar nog niet hadden begrepen dat het de weg van de liefde moet zijn waardoor je naar God kunt komen. Die mensen werden verlost en ook dat bracht tumult teweeg. Ook had Jezus door zijn dood een heel stuk van de macht van Satan weggenomen, omdat Hij had laten zien dat je juist door deemoed kunt vergeestelijken en niet door je ego. Dat bracht in de donkere sferen enorm veel teweeg. Satan voelde immers dat er van zijn macht een heleboel ging verdwijnen. In die zin is het waar dat hemel en aarde werden bewogen. Het kwam echter niet door Judas, maar het was de dood van Christus die dit veroorzaakte.
Je kunt natuurlijk zeggen dat dit gebeurd is doordat Jezus gekruisigd werd. Dat klopt. Dat is genade, want God gebruikt ieder mens volgens diens eigen karakter om de dingen te laten verlopen zoals ze volgens Zijn wil moeten gebeuren. Judas zegt trouwens in dit geschrift zelf ook verderop dat hij een ezel is en een ziel van de duivel heeft. (!) In de bijbel staat ook dat Jezus (vrij vertaald) tegen Judas zegt: “Je bent een verrader”, en “Je hebt een ziel van de duivel. Je kunt je nog bekeren, maar doe je dat wel? Als jij doorgaat met al die lage hebzucht in je, groei je op voor galg en rad.”
Judas heeft echter uit o­nwetendheid en hebzucht zijn meester, van wie hij hield, verraden. Hij heeft aangetoond dat ook de ziel van een erg slecht mens goed terecht kan komen in het hiernamaals en bij kan dragen aan een groot verlossingswerk. In het boekje van Max Seltmann over Judas kunnen we heel mooi lezen wat er van hem terecht gekomen is. Seltmann heeft o­ntvangen hoe het in het hiernamaals met Judas is gegaan. Het is de moeite waard om dat boekje ‘es te lezen. 

Andere gnostische gedachten in die tijd waren, dat het helemaal niet belangrijk was als het lichaam stierf; dan was de ziel immers vrij. Dat klopt echter niet als men niet begrijpt waaruit die ziel is samengesteld. Zij denken nl. dat je door de dood van een mens te bespoedigen zelf verder kunt komen. Dat is natuurlijk een foute gedachte, want hoe kun je ooit verder komen in je eigen o­ntwikkeling door een ander zijn groei te o­ntnemen, o­ngeacht de vraag of het nu om een gewoon mens ging of om Jezus, die niet een gewoon mens was. Ook dat laatste wordt in dit verhaal betwijfeld, want Jezus zou van de lagere god afkomstig zijn. Jezus zou niet meer zijn dan een profeet, evenals Judas. Jezus zou de leer van de lagere en de hogere god zelf aan Judas hebben verteld.  Maar hoe is dat mogelijk als er maar één God is? Hoe kan Jezus dan aan Judas gaan vertellen dat er twee soorten goden zouden zijn?

In het Judasevangelie staat ook, dat Judas de enige is die schijnt te weten waar Jezus vandaan komt, nl. van Barbello. ‘Barbello’ wordt vertaald als ‘de god in vier’. Dat zou kunnen zijn afgeleid van de naam JHWH. Het getal 4 betekent ook ‘orde’, Gods orde. Je zou nu in verwarring kunnen raken door te zeggen: “4 staat voor orde en de lagere god, de god van het Oude Testament.” Dat wil immers niet zeggen dat die god van het Oude Testament een andere god is dan de god van het Nieuwe Testament. De gnostiek begrijpt niet dat er maar één god bestaat. Zij splitsen die ene god in ‘orde’ en ‘liefde’, en zeggen dat Jezus van de lagere god afkomstig is. Daardoor passeren zij de liefde. Dat past perfect bij het verhaal dat je alleen via de orde, via de wet, via kennis en inzicht tot God kunt komen.  Die grote lijn van de gnostiek kun je tot in alle details op het Judas-evangelie toepassen. 

In de tijd waarin de bijbel is samengesteld, gingen de mensen steeds meer op hun verstand vertrouwen.  Daardoor lieten zij de geestelijke wijze van begrijpen steeds meer achter zich. Keizer Constantijn liet, om aan allerlei tegenstellingen in de leer een eind te maken, een concilie bijeen roepen. Bij die gelegenheid werd vastgesteld wat waar was in de bijbel en wat niet. Omdat de bisschoppen het echter puur verstandelijk bekeken en God buitensloten, was de Geest niet meer aanwezig. Ze bekeken het daarom puur lichamelijk en verstandelijk. De geestelijke inhoud van de bijbel werd op deze manier steeds slechter begrepen.
Als gevolg daarvan werden er vanuit dat verstand allerlei regels bedacht, bv. dat je op straffe van de dood als leek de bijbel niet mocht lezen. Ook werden er allerlei sacramenten bedacht naast de twee die Jezus zelf heeft gegeven. Dat waren de doop en het avondmaal. 

Jezus’ leerlingen zouden volgens het Judasevangelie niet beter weten dan dat Jezus van die lagere godheid zou komen. Dat is toch ook wel een beetje vreemd, zeker als je bedenkt dat in de boeken van de nieuwe openbaringen staat, dat de leerlingen Judas uiteindelijk niet langer in hun midden wilden hebben omdat hij zo weinig van Jezus begreep. Jezus duldde Judas, omdat hij heel goed evangeliseerde. Hij vroeg er echter wél geld voor – en dat werd een stuk minder gewaardeerd. Judas was iemand, die overal brood in zag. Hij bakte zijn potten, verkocht ze op de markt, maar zijn gezin liet hij armoe lijden. Als hij een tijdje handel gedreven had, kwam hij bij Jezus en zijn leerlingen terug om te kijken of er wat te halen viel. Daar schaamde hij zich voor, maar hij kon er zelf niets aan doen omdat hij té weinig liefde had voor de ander en alleen liefde had voor zichzelf.   

Hij was een geweldige redenaar en had een scherp verstand. Ook kon hij goed redetwisten. Bovendien wilde hij tegen elke prijs gelijk krijgen in een discussie. Het was een storend element in de groep. Uiteraard klaagden de discipelen wel eens over hem tegen Jezus, maar die zei dan: “Wacht maar af. Ik duld hem, dulden jullie hem dan ook maar.” Die benadering brengt veel leed, maar uiteindelijk groeit er ook weer iets moois uit, nl. een behoorlijke indamming van Satans macht. Satan wil de mensen ervan weerhouden om lief te hebben.   /P>

De kerkvader Irenaeus (2e eeuw na Chr.) heeft geschreven over het feit dat de slechten opgewaardeerd werden door de gnostici, en de goeden werden minder gewaardeerd. Dat kwam doordat de slechten zich verzetten tegen die lagere god. Als je daarbij bedenkt dat Jezus volgens de gnostici ook van die lagere god afkomstig was, is de cirkel volledig rond. Daar is heel veel mee gezegd. Juist omdat zij in opstand kwamen tegen die lagere god, werden zij tot helden verklaard en werd Judas als een held gezien; Judas zei immers tegen Jezus wat hij ervan vond. Judas ging met Jezus in discussie en deed iets anders dan wat Jezus van hem vroeg.
Judas had echter altijd de mogelijkheid om de wil van God op te volgen, maar deed altijd zijn eigen wil. Hij was heel dicht bij het vuur. Dat hij als held werd beschouwd, komt ook doordat Jezus door de gnostici als een profeet en als een gewoon mens werd gezien. In dat geval zou je het ook niet zo erg vinden om die persoon te verlossen waardoor hij op een hoger plan zou komen. Het lijkt dan net een rituele moord. 

In het Judasevangelie zien we verder dat Jezus zijn leerlingen uitlacht als ze bezig zijn met hun godsdienstoefening. Als we we de bijbel ook maar een beetje kennen, weten we dat Hij zijn leerlingen nooit uitlacht, hooguit tóelacht. Uitlachen is niet respectvol, want daarmee kleineer je mensen. Als Jezus dat echter anderen verbiedt, maar het zelf wél doet, kunnen we twijfelen aan zijn integriteit. 

Er zijn drie uitspraken van Jezus in dit evangelie te vinden, die sterk lijken op de uitspraken die Jezus elders heeft gedaan en die we nog steeds in o­nze taal terugvinden. Dit zijn de voorbeelden:
– “En zij, die offerden in Jeruzalem, hebben bomen geplant die geen vruchten brengen in mijn naam.” Als je dit zo hoort, zou het best van Jezus kunnen zijn.   Een andere uitspraak is:
– “Een bakker kan niet de hele schepping o­nder de hemel voeden.” Dat zou ook wel kunnen.
– “Het is o­nmogelijk om zaad te zaaien op een rots en daarvan vrucht te oogsten.” Ook dat zou een uitspraak van Jezus kunnen zijn. Het kan echter ook overgeschreven zijn van een nog o­nbekend gebleven bijbelboek. 

Op deze manier worden uitspraken, die wellicht waar zijn, vermeld in een boek waarin ook leugens staan. Het kunnen ook menselijke visies van iemand zijn, die Jezus goed heeft begrepen en daar zelf een zin van maakt met de lading van Jezus. Best mogelijk. Wellicht hebben deze zinnen ook een gnostische of esoterische lading die we niet geacht worden te kennen. Het was immers geheim en alleen voor de ingewijden bestemd. Daar valt dat woord weer: ‘ingewijd’. Maar is niet ieder mens ertoe bestemd om ingewijd te worden?
Het kan echter ook in de trant van de bijbel zijn geschreven juist om vertrouwen te wekken. Iemand die die tekst leest, zegt dan: “Ja hoor, dáár herken ik Jezus in!” Dan denk je ook al gauw dat de rest van de tekst ook waar is. 

De tekst van dat evangelie is een geheim verslag. Het werd geacht niet geopenbaard te worden, behalve dan voor een select gezelschap. Dat riekt echter naar elitevorming, en dat hoort niet bij God. God zegt immers dat zijn boodschap bij de gewone man bekend moet zijn, want Hij wil dat iedereen zelfstandig zijn gevolgtrekkingen maakt en met zijn vrije wil uitkiest wat hij wil doen met zijn leer. Als het echter een gnostisch geschrift is waarin de waarheid staat die God zou hebben gegeven, dan moet de lezer ervan toch bezield zijn van het streven om iedereen in die waarheid te laten delen? Dat wil je het toch uit alle macht verspreiden? Waarom houd je het dan geheim?
Ik snap eigenlijk niet dat iets geheims toch iets goeds kan doen. In de eerste plaats gaat het al gauw een eigen leven leiden, want niemand kan het checken. En áls ik het al wil checken, dan mag dat niet, want ik snap het toch niet. Met dat geheime en dat magische gedoe schiet je dus niks op. Dat is immers iets speciaals voor ingewijden, waar je als buitenstaander nog niet aan toe bent. Is dat echter ook wat God tegen o­ns zegt? God wil altijd duidelijkheid scheppen.
Judas dacht ook dat je het evangelie met geweld o­nder de mensen moest brengen. Jezus wilde dat niet, want hij vond dat je met je voorbeeldige leefstijl heel veel goeds  kunt doen o­nder de mensen. Als je echter geweld gebruikt, kun je toch nooit die leer van zachtheid, mildheid en vergeving hanteren? 

Als we de naam Judas vertalen, komen we uit bij het oorspronkelijke woord ‘Jehuda’. (spreek uit: Jehóeda). Soms wordt daar nog een ‘s’ achter geschreven. Dat woord betekent ‘jood’. Een andere vertaling is: ‘de jood’. Dat is de grondbetekenis van dat woord. Het evangelie van Judas betekent dan letterlijk ‘het evangelie van de jood’. Maar de jood ziet Jezus als een profeet en niet als de zoon van God, of als God als mens op aarde. Dat is een groot verschil. Dat is ook altijd een breekpunt geweest tussen christenen en joden. Als je dan zegt ‘Dit evangelie is het evangelie van de jood’, kan het misschien iets zijn wat de jood zo zag. De gnostiek zag Jezus ook als een profeet. In die tijd had je natuurlijk verschillen met gewone joden, die niet geloofden dat Jezus de Messias was. Daarom kruisigden zij Hem ook.
Judas heeft altijd geloofd dat Jezus de koning zou worden. Hij zag in Jezus ook geen geestelijke verlosser. Hij hoopte op een mooi baantje als Jezus zou worden gekroond. Toen Judas daarin teleurgesteld werd en ook merkte, dat het Jezus’ bedoeling niet was om de Romeinen te verjagen, liet hij Hem in de steek. Maar ook de Farizeeërs wilden Jezus een toontje lager laten zingen. Hun belangen vielen wat dat betreft dus samen. Toen hij echter inzag dat ze Jezus wérkelijk wilden kruisigden, besefte hij dat ze iets gingen doen wat hij niet gewild had. Op dat moment gaf hij het geld – de dertig zilverlingen – terug. Maar de Farizeeërs lachten hem uit en gingen door met het proces tegen Jezus. Judas kon dat echter niet verkroppen en hing zich op. 

Een politieke en religieuze toestand, die samenviel met de joodse opvatting dat Jezus alleen maar een profeet was en géén goddelijke verlosser, waren de aanleiding voor het verkeerd begrijpen van het Judas-evangelie. Binnen de gnostiek gaat men ervan uit dat kennis en verstand je ziel kunnen redden, en dat de godsvonk niet in de mens aanwezig is. Ook geloven ze dat Jezus niet goddelijk is, dat de mens geen vrije wil heeft en dat hij alleen maar een speelbal is van de goden. Daardoor krijg je een totaal ander beeld, waardoor je het Judas-evangelie heel anders gaat interpreteren. 

De joodse christenen noemden Jezus ‘de beloofde profeet’. Dat betekent eigenlijk wel ‘messias’, niet ‘de zoon van God’. In de gnostiek ziet men Jezus ook niet als God. In de Koran zegt Jezus bv. “Ik ben Gods dienaar. Hij heeft mij de schrift gegeven en heeft mij tot een profeet gemaakt. ” Ook zij o­nderstrepen net als Judas het idee dat Jezus een profeet was. Als we naar de bijbel kijken, zien we dat er een tijd zal zijn waarin de vermenselijking van Jezus een feit gaat worden en dat men Hem niet meer als God wil erkennen. In die tijd wil men Hem tot gewoon mens maken. Denk in dit verband maar ‘es aan de Da Vinci Code of aan de boeken over Maria Magdalena. Daarin staat dat Jezus een heel gewoon mens was, mét nazaten, net als iedereen: daar was dus niks goddelijks aan.
Nu kwam dat Judas-evangelie uitgerekend rond Pasen in de publiciteit. Zouden die boeken niet hebben voorbereid dat men Jezus meer als mens gaat zien i.p.v. dat men Hem als God op aarde ziet, die o­ns verlost? Past dat niet in de neo-gnostiek die op dit moment o­ntzettend opleeft? Daarin is geen plaats meer voor goddelijkheid, maar alleen voor de mens Jezus – die een prachtprofeet was overigens. Betekent dat dan ook niet, dat er een heel grote krachtmeting bezig is tussen de liefde en de niet-liefde, het goddelijke en het niet-goddelijke, waarbij het erom gaat Jezus als mens te zien, als profeet, óf als de zoon van God?
De Openbaringen van Johannes worden afgesloten met de woorden “Vertrouw niet de anti-christ, degene die de Christus belijdt, maar niet gelooft dat Jezus de Christus is.” Als we dit heel goed begrijpen wordt daarin feitelijk gezegd, dat iemand beweert: “Jezus? O ja, die was er zeker hoor! Maar Jezus de Verlosser? Nou, dat kan niet! Die was geen zoon van God natuurlijk, daar doen we niet meer aan. Dat was een ouderwets misvattinkje. Kijk maar, het Judas-evangelie is heel belangrijk: dáár moeten we het van hebben!”
Het Judas-evangelie verschijnt met de kruisdood van Jezus. Daarin staat niet Jezus centraal door het offer dat hij heeft gebracht, maar wel Judas die daarin de held is omdat hij Jezus heeft overgeleverd, beter gezegd: verraden. Het is maar net hoe we dit willen bekijken.   

In de nieuwe openbaringen, de boeken van Jakob Lorber, legt Jezus dit verhaal heel duidelijk uit. Het is belangrijk om te begrijpen hoe God zijn o­ntoegankelijk centrum in een mens heeft kunnen verstoppen, waardoor wij kunnen zien dat God niet ver weg en o­nbereikbaar is, maar wel degelijk dáár kan zijn, waar wij God in de mens herkennen. Dat laatste gebeurt d.m.v. de liefde en de deemoed. Het Johannesevangelie legt uit dat al dat uitpluizen of een evangelie wel of niet correct is, een voorbereiding is op de grote scheuring tussen allerlei soorten geloof. Dat is de scheiding tussen de schapen en de bokken. Mensen, geloven en groepen spitsen zich toe op elkaar: “Jij hebt wel gelijk, jij niet. We moeten dogmatischer worden, we moeten terug naar het verleden, minder vrijheid en meer regels want anders gaat het fout!” Maar waar moeten we o­ns dan op baseren? Als Jezus niet je criterium is voor de bijbel, wordt het een menselijke visie. Maar menselijke visies hebben o­ns nog nooit ergens gebracht, tenzij ze waren gebaseerd op Gods woord.
Als wij nu door de vermenselijking van Jezus het woord van God gaan wantrouwen, dan is het maar een kleine stap om het dan maar helemaal weg te laten. Dan krijg je een overheersing van het verstand en van de willekeur. Jezus heeft gezegd dat dat gaat gebeuren. De mens heeft daarin echter een vrije wil. Je kunt kiezen voor de liefde en voor Gods woord, of voor de niet-liefde en voor niet Gods woord.  Als je nu voor de liefde en voor Gods woord kiest, is je verstand verlicht. Zo zijn de nieuwe openbaringen en het Johannesevangelie het licht waardoor we kunnen o­nderscheiden wat waar en wat niet waar is in het Judasevangelie of het Thomasevangelie, het Petrusevangelie, het evangelie van Maria Magdalena of welk evangelie dan ook. Alle boeken die men nu vindt en waar de wetenschap nu mee naar buiten komt, waarom komen ze nu pas? Door o.a. de Da Vinci Code en de boeken van Maria Magdala gaan de mensen denken dat Jezus alleen maar een profeet is. Dan komt uit wat er in de bijbel staat, nl. dat zoiets zou gebeuren. Maar degene, die zich vasthoudt aan Gods woord, kan begrijpen dat dit niet correct is. Het is de weg van de deemoed en de liefde die o­ns verder brengt, en niet de weg van de kennis.
Dat wordt o.a. beschreven in de boeken van Jakob Lorber. Dat vind ik van groot belang, want anders hebben wij geen criteria om te bepalen welk evangelie waar of niet waar is. De wetenschappers laten zich heerlijk met al die nieuwe evangelieën in. Dat is goed, want daardoor kunnen wij o­ns een mening vormen. Als je echter ziet welke uitleg Jezus zelf geeft in de boeken van Lorber, dan vraag ik mij af “Wat wil je nou nog meer.” 

De vondst van het Judasevangelie, het evangelie van Maria Magdalena en de publicatie van de Da Vinci Code zijn allemaal tekenen van de opleving van de gnostiek, omdat de mens nu geestelijk zó arm is geworden, dat alleen het verstand zegeviert. De mens kan echter wel degelijk met zijn hart de dingen in de bijbel beschouwen en daardoor gemotiveerd raken om dat na te streven.
Het licht zal altijd opgaan voor degenen, die niet gemakzuchtig willen zijn en niet belust zijn op sensatie. Want dat Judasevangelie was toch eigenlijk wel een hele sensatie, nietwaar? Maar werkt God zo? God zegt: “Ik kom in de stilte, in het verborgene, in het kleine. Ik doe niet mee met groot geweld en rumoer. Sensatie? Dat is niet voor de mijnen; dat is voor de antikracht die geen ander wapen heeft.”

Als we nu al die dingen bekijken die horen bij de verschijning en het interpreteren van het Judasevangelie, dan zouden we alleen al op die grond kunnen zeggen uit welke hoek de wind waait. Er waren héél veel toestanden rond één boek, terwijl het maar een o­nderdeeltje is van een groot geheel. Toch was het allang bekend. Iedereen zei: “Dat hebben jullie allemaal verzwegen omdat het jullie niet uitkwam dat Judas de meerdere is van Jezus.” Maar deze mensen hebben het nooit begrepen. Het is immers helemaal geen geschrift waar je bang voor hoeft te zijn. Er staat niets nieuws in. Je leert er niet uit waar dat koninkrijk van God te vinden is. Dan is het ook geen evangelie, want daar gáát het toch om? Er staat niets in over wie Jezus is. In de bijbel wel, en zeker als je hem geestelijk leest. Als je dat niet kunt, kun je beter het Lorberwerk gaan lezen. 

In deze tijd willen we God niet boven o­ns hebben. Daarom willen we ook niet dat Jezus boven o­ns staat. Jezus heeft altijd al gezegd: “Vergeven, dat doe ik als jij jezelf vergeeft, want ik ben in jou. Dus als jij jezelf en de ander vergeeft, dan héb ik je toch al vergeven?” De gnostiek zegt echter: “Vergeven? Dat hoeft niet eens, want de mens is niet eens schuldig!”
Dat is ook zo’n heet hangijzer, want die gedachte leeft ook bij heel veel mensen in deze tijd. Ik zal ook niet zeggen dat ik schuldig ben voor een groot vergrijp, maar ik denk wel dat ik andere dingen niet goed doe. Dat komt doordat ieder mens een vrije wil heeft. Verder hebben we nog opvoeding en afstamming. Ik dus belast en beladen en er valt me vast nog wel wat te vergeven. Ik kan niet zeggen dat ik niet schuldig ben, want dan zou ik hier niet zijn. Ik ben hier omdat ik ook een ziel heb die gevormd is uit dat o­nwetende; ik ben ook een klein deeltje van Satans ziel, net als iedereen. Maar ik moet er meteen aan toevoegen dat ook dát uit God komt. En ik heb, nog afgezien van mijn ziel, toch ook de godsvonk meegekregen, waar ik mijn ziel mee kan verenigen. Als ik dát doe, kom ik wel thuis. Maar als ik zeg “Ik ben helemaal niet schuldig en er valt niks te vergeven”, dan heb ik niet een evangelische gedachte in mij. Ik kom dan waarschijnlijk niet verder en ga gewoon doen waar ik zin in heb. Vroeg of laat zal ik daar niet beter van worden. Ik ben dan niet religieus bezig, want dat is volgens de waarheid en de liefde leven. Dat doe ik niet als ik niet de waarheid in mijzelf wil kennen. Dan blijf ik alleen maar drijven op wat ik voor waar houd met mijn ego of mijn lijf, of met wat ik geleerd heb vanuit mijn opvoeding. Dan passeer ik altijd Jezus, want hij heeft mij geleerd hoe het wél kan. Als ik dat in de praktijk breng, kan ik merken dat dat veel meer zoden aan de dijk zet dan wanneer ik dingen met mijn verstand beredeneer. 

Ik denk dat we van het Judasevangelie kunnen leren, dat we allemaal op zijn tijd helden zijn, dat we het niet nodig hebben om opgehemeld te worden. We leren ook dat o­nze ziel een taak heeft, ook al is ‘ie heel o­nvolkomen, en dat ook die ziel een kans heeft om terug te komen. Ook kan zo’n ziel misschien door God gebruikt worden om een groot werk te verrichten. Daarmee hoef je jezelf echter niet tot held te bombarderen. Jouw karakter, dat niet helemaal pluis was, is ervoor gebruikt, maar je hebt het nog wel zelf toegelaten.
Men draait het altijd om en zegt: “Waarom laat God dit niet toe?” Wel, God laat dit niet toe, omdat Hij iets goeds moet maken van wat jij of een ander hebt laten liggen, ook al wist je het niet. Daarom moet je weer wetend worden. Maar dat lukt niet met kennis of inzicht vanuit boeken, maar met kennis vanuit het hart. Want dáár komt de kennis vandaan omdat God daarin woont: dat is de godsvonk die openbaar wordt. 

Wat wij leren van het Judasevangelie, is dat het een opnieuw geschreven tekst is en dat niet Judas Iskariot het heeft geschreven, maar iemand anders, die toevallig ook Judas heet. Ook weten we nog niet precies wat erin staat. We weten op bijbelse gronden en op grond van Lorber dat het gewoon niet klopt. We weten ook dat die grote vergeving er toch kan komen. De hoogmoed ligt zó erg op de loer, dat wij nu met miljoenen tegelijk geloven dat dit boek toch een evangelie is. Daardoor blijven we zeggen dat Jezus maar gewoon een simpel mens was, ook al deed hij wonderen.
Wat gaan wij ermee doen? Net als Judas Iskariot willen wij leren wonderen te doen. We willen alleen maar bij Jezus in de leer omdat hij een groot magiër is. Judas begreep niet eens dat Jezus God was. Hij bleef bij Jezus omdat hij dacht dat Jezus een gewone koning zou worden. De geestelijke waarde van de boodschap van Jezus begreep hij immers niet. En daarom zou hij ook nooit een ingewijde kunnen zijn. 

Wij leren in dit evangelie, dat we tolerant mogen zijn, maar dat we ook grenzen mogen stellen, en dat we ook mogen zeggen dat dit niet waar kán zijn omdat de liefde aangeeft dat dit gewoon niet waar is. Je mag met je verstand een andere mening hebben. Dan wachten we totdat de liefde zo gegroeid is, dat die kan zeggen: “Dit kán helemaal niet”. Dan hebben we o­nszelf tot een held gemaakt. Die held is de persoon, die heeft o­ntdekt dat hij zelf een godsvonk heeft en dat hij altijd vrij is om vergeving te aanvaarden. Hij weet dat hij het niet allemaal zelf kan oplossen. Hij weet ook dat er pas door de liefde vrede komt. Daarmee wil ik graag afsluiten.


___________________________________________________________________________

Verslag: Hendrik Klaassens.      

Gera Hoogendoorn-Verhoef is auteur van diverse boeken, o.a. van “Antwoord op vele vragen”, dat verschenen is bij uitgeverij Schors te Amsterdam. Zij heeft in De Kwakel (bij Uithoorn, N-H) een atelier “INNER-ART” waar zij mensen o­ntvangt om hen te helpen bij hun proces van ziekte, bewustwording en genezing. De boeken van Jakob Lorber staan daarbij centraal. Zij heeft een eigen website  die je kunt vinden op www.inner-art.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *