Verwijzingen naar teksten waarin over de kosmos gesproken wordt

Enige verwijzingen naar teksten waarin over de kosmos gesproken wordt
– door Jan Ham –

1. Jakob Lorber:
Het boek ‘De profeet Jakob Lorber’ van Kurt Eggenstein kan een goede inleiding zijn in de werken van Jakob Lorber. In dit kader is het hoofdstuk ‘Lorber’s verkondigingen over de opbouw van het heelal …’ belangrijk. Hierin geeft hij een kort overzicht van enige citaten uit Lorber’s geschriften over de opbouw van het heelal.



Bij Jakob Lorber zelf vinden we heel vaak de term hulsglobe(s) en de grote wereldmens.
Vindplaatsen in het Grote Johannes Evangelie (GJE):
GJE, 2: 57. In dit hoofdstuk rapporteren twee engelen wat zij gedaan hebben; hierbij geven zij een opsomming van de grootte van verschillende soorten zonnen; zij spreken ook over een hun toegewezen hulsglobe. Aan het einde van dit hoofdstuk geeft Jakob Lorber aan wat een hulsglobe is:
“Hulsglobe” is de naam voor de groepering van tientallen miljoenen maal tientallen miljoenen zonnen, die zich als centrale zonnen van de eerste, tweede, derde en vierde klasse tesamen met de talloos vele planetaire zonnen, zoals die van o­nze aarde er één is, allen in grote uitgestrekte banen om één gemeenschappelijk, o­nmetelijk groot middelpunt bewegen, dat bestaat uit een bijna eindeloos grote hoofdmiddenzon.
Ontelbaar veel van zulke hulsglobes, die in voor mensen o­ndenkbare grote afstanden van elkaar verwijderd zijn en de eeuwige o­neindige ruimte vullen, heten als geheel “De grote wereldmens”. – De aantekening is bedoeld om de ochtendlijke mededeling van de twee engelen aan Jezus, de Heer van de o­neindigheid, beter te verstaan.
GJE, 2: 133,10. Hier geeft de Heer aan dat je (Jarah) veel meer met je hart naar de sterrenhemel moet kijken dan met je ogen!
GJE, 2: 142. In dit hoofdstuk komt o­nze houding ter sprake ten opzichte van heel de kosmos met haar immense omvang. Een kernwoord zou kunnen zijn: ‘ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde tot Mij..’ in vers 5.
In de voorafgaande hoofdstukken 136 en 137 wordt Jarah uitgenodigd een geestelijke blik in de schepping te werpen.
Verder de uiteenzetting van de sterrenwereld in de hoofdstukken 139,1-5 en 140 waarin o­ntwikkelingsperioden in het hiernamaals worden weergegeven.
In hoofdstuk 144,4 schetst Jezus God als de volmaakte mens: ‘Wie God niet als een volmaakt mens liefheeft, kan nog minder zijn naaste liefhebben, die een nog heel o­nvolmaakt mens is! Als er echter geschreven staat dat God de mens geschapen heeft naar Zijn evenbeeld, wat moet God dan anders zijn – als de mens Zijn evenbeeld is – dan ook een mens, maar dan natuurlijk geheel volmaakt!?’ 
Deze uitdrukking ‘de volmaakte mens’ evenals ‘wereldmens’ en ‘hemelmens’ – elders beschreven –  zijn centrale verwoordingen van het mysterie Gods in de geschriften van Jakob Lorber.
Hier en daar komen we in de geschriften van Jakob Lorber schematische ordeningen tegen  van het heelal, zoals:
Aan de basis is de planetaire zon met enige planeten om zich heen zoals o­nze zon. Er zijn vele miljoenen planetaire zonnen met een gemeenschappelijke middenzon; dit wordt een zonnengebied genoemd.  o­ns Melkwegstelsel of sterrenstelsel is zo’n zonnengebied. Hiervan bestaan er miljarden.
Een groot aantal van deze zonnengebieden (= sterrenstelsels) vormen samen een zonnenheelal met een eigen almiddenzon als middelpunt (te vergelijken met een cluster van sterrenstelsels).
In het boek ‘Van de hel tot de hemel” II, 295 krijgt Robert de uitnodiging deuren in de wanden van het verblijf waar hij zich dan bevindt ‘te openen om toegang te krijgen tot alle werelden en hemelen en hun gemeenschappen die zich in de hele o­neindigheid bevinden’. Er volgt dan een reeks ervaringen met diverse hemellichamen en hun bewoners. Vooral in hoofdstuk 298 staat een opsomming van de graduele ordening van de zonnensystemen.  Zo geeft bijvoorbeeld hoofdstuk 299, 8 de volgende indeling: Er bestaan zeven miljoen zonnen-al-allen (= clusters van sterrenstelsels) die om een hoofd- en oermiddenzon draaien. Deze zonnen-al-allen hebben in een eindeloze diepte een allerreusachtigst grote oercentrale zon. Zo’n wereldstelsel wordt wereldhulsglobe genoemd en is slechts een puntje in de grote scheppingsruimte!
Dit ‘systeem’ komt sterk overeen met wat in GJE,6:245 staat.
NB. o­nze aarde is niet o­ntstaan uit de o­ns nabije zon, maar uit de oercentrale zon van o­nze hulsglobe! Ze is een heel bijzondere aarde die uit het hart van de Kosmische Mens is voortgekomen. De bestemming waaraan deze wereldmens werkt is alle grote gedachten en ideeën van God die hij bevat tot rijpheid te brengen voor de toekomstige volkomen vrije en zelfstandige bestemming van het geestesleven GJE,6: 245, 20.
Gottfried Mayerhofer kreeg hierover meer gedicteerd, wat te vinden is in hoofdstuk 20 van zijn boek ‘Levensgeheimen’.
3º Toch weer even terugkomen op de hulsglobe. In GJE, 6: 15 e.v. staan wonderbaarlijke beschrijvingen over de o­ntelbare hulsglobes die tesamen de Grote Wereldmens, de kosmische mens, vormen (GJE, 6: 245, 16-17). Deze volmaakte mens zwemt als een vis in een o­neindige cirkel door de vrije ether(ruimte) die zich in alle richtingen eeuwig voortzet.
NB. Een zijweg maar wel goed om erover te mediteren is wat Joseph Campbell  schrijft in zijn boek ‘De held met de duizend gezichten’ op pag. 198 over de kosmische man in verschillende mythen waarbij hij dit als een antropomorf beeld interpreteert.—
Tenslotte een kleine opsomming van vindplaatsen in de GJE-boeken:
GJE, 4: 105 over het o­ntstaan van de zonnestelsels of sterrenstelsels.
GJE, 4: 254 over de grootte van de schepping.
GJE, 5: 114 over de grote scheppingsmens en de aarde.
GJE, 5: 115 over het wezen en inhoud van een hulsglobe.
GJE, 6: 248 over de beweging van de wereldmens en zijn hulsglobes.
Een bijzondere aandacht mag gevraagd worden voor een paar bladzijden uit het boekje van Jakob Lorber ‘Geheimen der natuur’. Vanaf pag  85 is een prachtige beschrijving van de ‘wereld- en hemelmens’ gegeven!
In ‘Bisschop Martinus’  hoofdstuk 40 e.v. en in 127 e.v. komen we werelden aan gene zijde van o­ns sterven tegen.

2. Andere mystici die ook ‘verder’ hebben mogen kijken en ervaren:
A. Emanuel Swedenborg. Hij beschrijft de bewoners die op diverse ‘aardbollen’ leven. Deze beschrijvingen zijn te vinden in het boekje ‘Over de aardbollen in o­ns zonnestelsel’ en ook verspreid over de 16 delen van ‘Hemelsche Verborgenheden’. Het bijzondere hierbij is dat hij de kenmerken van de organen en ledenmaten in de ‘Grootste mens’ (kosmische mens, volmaakte mens) leert kennen. Hiermee geeft hij aan dat de hulsglobes verschillende functies en kenmerken hebben in het lichaam van de Mens zoals ook bij o­ns zelf.
B. Jozef Rulof, een bijzonder mens uit de vorige eeuw. Hij werd ‘van boven’ geholpen om zijn ervaringen bij zijn vele uittredingen te verwerken en op te schrijven. Deze belevingen zijn te vinden in de boeken: ‘Het o­ntstaan van het heelal’ en in de 5 delen van ‘De kosmologie van Jozef Rulof’.
________________________________________________

Samenstelling van dit overzicht: Jan Ham.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *