Een blik door de tweede deur van de westelijke wand. Een middenzon van hogere orde. Pracht van steden en bouwwerken. Scheppingen van het instinct of van ware wijsheid?

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 147 / 153 »»
[1] Allen gaan nu door deze tweede deur in de avondlijke wand en zien daar een tweede middenzon van een hogere orde, waar hele zonnegebieden in enorm grote banen omheen cirkelen, zoals de planeten rond hun planetaire zon.
[2] Nu heffen allen hun handen omhoog en roepen: 'O Heer, o Heer, terug met ons! Dat is niet meer te verdragen! Dat is toch een licht, dat dat van de eerdere middenzon triljoenvoudig moet overtreffen. Wij zien hier geen einde en kunnen ook geen vormen meer onderscheiden. O God, almachtige Heer van de oneindigheid! Wat een enorme hoeveelheid licht! Wat een lichtintensiteit!'
[3] Ik zeg: 'Kijk er maar een poosje in, dan zullen jullie jonge ogen er wel aan wennen en jullie zullen dan ook vormen ontdekken.' Robert zegt: 'Alles goed en wel, als we het maar konden uithouden! Dit is immers zo' n intense lichtsterkte dat ze de aarde in een mum van tijd tot een volkomen niets zou moeten oplossen. Onze ogen zijn toch al tamelijk aan licht van het sterkste kaliber gewend, maar hier is het mij totaal onmogelijk om er ook maar een seconde lang in te kijken. Als U onze ogen niet afschermt, zullen we niet in staat zijn om dit verschrikkelijk sterke licht ooit te aanschouwen.'
[4] Ik zeg: 'Wel, wel, dat jij toch iedere keer alles beter wilt begrijpen dan Ik! Kijk maar eens enkele seconden lang in het licht, dan kun je je er van overtuigen of het al dan niet te verdragen is. Want kijk, jullie moeten er hier aan wennen om ook het sterkste licht te kunnen aanschouwen. Af en toe komt het voor, dat Ik Zelf in het licht van de Godheid in Mij verschijn, waarbij al dit licht vergeleken de reinste nacht is. Hoe zou je Mij dan in zo'n licht kunnen aanschouwen als dit geringe jou reeds zo hindert? Daarom maar dapper erin gekeken, dan zal alles wel goed komen!'
[5] Na deze woorden begint Robert, aanvankelijk flink knipperend met zijn ogen, naar deze grote middenzon te kijken en zegt na een poosje: 'Vader, ik dank U voor zo'n grote genade! Nu zie ik al vormen, maar ze zijn nog niet blijvend, want de kracht van het licht wist ze van tijd tot tijd nog uit. Toch komen ze steeds als dezelfde weer te voorschijn. O, dat moet een buitengewoon wonderbaarlijke wereld zijn! Werkelijk, zo'n wereld is ook al een hemel, want daar moet het heel heerlijk te leven zijn als men eenmaal aan het licht gewend is.
[6] Aha, nu ontdek_ik een enorm grote stad met grandioze, prachtige bouwwerken. Ze lijkt op Uw heilige stad die verheven is boven alle steden van de gehele oneindigheid. Merkwaardig! Zover mijn oog reikt, zie ik tuinen en de prachtigste paleizen in een bouwstijl die mij volkomen vreemd is. Enorme arcaden strekken zich naar alle richtingen uit; daarop staan de prachtigste zuilen, waarop paleizen van onbeschrijfelijke schoonheid prijken. O, o, wat is dat schitterend!'
[7] Nu beginnen ook alle andere constanter in het licht van deze tweede middenzon te kijken en ontdekken geleidelijk ook datgene wat Robert heeft gezien. Ja, enkelen zien nog meer. Ze worden een prachtige plantenwereld gewaar, een heleboel merkwaardige dieren van allerlei soort en in de tuinen wandelen veel onbeschrijfelijk mooi gevormde mensen. Uit hun montere bewegingen is op te maken dat ze uitermate gelukkig en tevreden moeten zijn.
[8] Vooral Mathilde-Eljah merkt dit op en zegt: 'O God, wat een onvergelijkelijk verschil tussen zo'n wereld en onze aarde! Daar is alles een volmaakte hemel, maar op aarde is alles vergeleken bij deze wereld de puurste hel. O, dat moeten bijzonder goede en wijze mensen zijn! Op deze wereld zal zeker geen dood bestaan. Ook lijkt het of daar niets ouder wordt. Overal straalt eeuwige lente en iedere gestalte blaakt van blijmoedige jeugdigheid. O God, o Vader, wat een wereld! Ook de dieren zien er buitengewoon goedmoedig uit en lopen samen als makke lammeren.
[9] O Heer, het moet voor elk van Uw kinderen toch een groot genoegen zijn om bestuurder van zo'n wereld te worden. Ja, voor Uzelf moet het een grote vreugde zijn deze overvloedig lichte landouwen te betreden. Nee, daar mag ik niet lang naar kijkén. Het zou me zo zwak maken, dat ik deze wereld zou willen betreden en met deze wondermooie mensen nader kennis zou willen maken.'
[10] Peter zegt: 'Je kunt het wel proberen, maar het zal je wel slecht bekomen. Deze wezens kunnen jou als geest uit de bovenste hemel wellicht helemaal niet zien omdat zij toch nog min of meer door de materie van hun wereld omvangen zijn. Ik heb het sterke vermoeden dat deze mensen helemaal geen dood, d.w.z. geen verandering kennen. Zij zullen wel, zoals jij nu ziet, al vanaf hun eerste ontstaan een hun welgevallig, eeuwig leven zijn begonnen. Hun werken tonen weliswaar dat er onder hen heel veel wijsheid aanwezig is, maar als regel zou ik dit nu ook niet durven aannemen. Er zijn op aarde immers ook allerlei dieren, die dingen tot stand brengen welke een nog zo wijze kunstenaar hen nooit zal nadoen. Zou het echter juist zijn als men aan zulke dieren een Salomonische wijsheid zou toeschrijven? Eveneens kan dat ook bij deze mensen het geval zijn. Zij kunnen best meer instinctmatig ingestelde dan wijze mensen zijn en in dat geval zouden we dan bij hen nu juist niet veel aantrekkelijks vinden. Wat zeg je daarvan?'
[11] Eljah zegt: 'Ja, je hebt misschien niet helemaal ongelijk. Maar te oordelen naar de grote verscheidenheid van hetgeen hier te zien is, lijkt het toch dat deze mensen eerder echte wijsheid dan een nog zo hoog ontwikkeld instinct bezitten. Zulke bouwwerken in zo' n gedurfde bouwstijl en deze prachtig aangelegde tuinen leveren het overduidelijke bewijs, dat in deze door het sterkste licht omgeven mensen meer dan louter instinct aanwezig is!' Peter zegt: 'Ja, in dit opzicht zou jij ook wel eens gelijk kunnen hebben, maar ik blijf toch meer bij mijn mening.'
[12] Ik zeg: 'Jullie hebben in zekere zin beiden gelijk! Maar omdat Ik de derde deur al heb geopend, verlaten we nu deze tweede en gaan meteen door de reeds geopende.'
«« 147 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.