De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 198 / 276 »»
[1] IK zei: 'O, vraag maar rustig, aan antwoorden zal er bij ons nooit gebrek zijn, en zeker nooit aan zulke die alleen de constante en onverwoestbare uiterlijke en innerlijke levenswaarheid in zich bergen! Let daarom maar goed op wat Ik je op je vraag voor antwoord zal geven!
[2] Zie, vóór de zojuist genoemde eerste ware mensen waren er ook wel -zoals op talloze hemel en aardelichamen die op deze aarde lijken wezens, die wat hun uiterlijke vorm betreft zeer sterk op de huidige mensen leken! Er waren vele tijdperken op deze aarde waarin een eerder geslacht geheel onderging en er langzamerhand een nieuw voor in de plaats kwam, dat altijd in een bepaald opzicht iets volmaakter was.
[3] Heel lang voordat zulke geslachten elkaar aflosten, gewoonlijk om de 7000 jaar en heel zeker om de 14000 jaar, werd de aarde slechts door allerlei plantengewassen op de droge delen bewoond en daarna pas door allerlei grote en kleine warmbloedige dieren, die altijd pas heel langzaamaan ontstonden. Het rijk der waterdieren en later van de amfibieën was echter al vóór de zeer grootse vegetatie van de droge landen zeer sterk en machtig vertegenwoordigd, evenals het rijk van allerlei vliegende insecten zoals de vlieg en duizenden soorten hiervan, en bijna gelijktijdig hiermee enkele oersoorten van vogels, die nu weliswaar niet meer bestaan, hoewel de vlieg* (* zie 'De vlieg'. Lorber-Verlag, Bietigheim) als eerste levende schepsel en als begin van alle gevleugelde dieren van ieder hemellichaam nog tot op dit uur hetzelfde is en ook in de toekomst zal blijven"
[4] Pas toen de aarde steeds humusrijker werd en vaak voorkomende enorme inwendige vuuruitbarstingen de hard geworden zeebodem op talloze plaatsen met geweld naar boven stuwden, waardoor lange uitgestrekte bergketens ontstonden en er ook door andere machtige stormen in de lucht en op het water grotere droge gebieden met een rijkere plantengroei ontstonden, konden er tenslotte volmaaktere en met meer intelligentie begaafde wezens een bestaan vinden. Toen pas werden zij, de creatuurlijke mensen**, (** Duits: die geschoptlichen Menschen -bedoeld worden hier de pre-adamitische mensen.) in het individuele leven geroepen door de hoogst wijze, eeuwige en almachtige geest van God.
[5] Van toen af aan volgden zij, zoals Ik daarstraks al zei, gedurende voor jullie ondenkbaar lange aardse tijdsperiodes elkaar op, en steeds verdrong een enigszins volmaakter geslacht het eerdere, minder volmaakte.
[6] Kijk, de zee heeft vele miljoenen malen boven dit droge punt gestaan, dat nu toch zelfs zeker meer dan twintig manshoogten boven de waterspiegel van deze kleine zee ligt. En het is telkens, natuurlijk in een steeds vaak sterk veranderde vorm, zoals nu droog geworden. En voordat er vanaf nu 6000 jaar zal vergaan, zal het zich weer onder de zee bevinden, en dan over een tijd van nog eens ongeveer 9 a 10.000 jaar weer zoals nu droog zijn. Deze toestanden zullen zich op aarde steeds net zolang afwisselen tot de aarde, of liever haar materie, geheel tot leven zal zijn overgegaan"
[7] HIRAM zegt: 'O heer en enige oermeester van al wat is en leeft! Hoe zal het er dan, als er weer zo'n overstroming komt, met het voortbestaan van de dan zeker ook nog bestaande mensen uitzien? Die zullen dan zeker weer allemaal jammerlijk verdrinken!"
[8] IK zeg: 'Nee, absoluut niet; want zulke periodieke overstromingen van de zee vinden immers altijd uiterst langzaam en geheel ongemerkt plaats zodat alle mensen heel lang voldoende tijd hebben aan de zee te ontkomen door naar de zuidelijke gebieden van de aarde te trekken, waar de zee door zich terug te trekken weer enorm grote landstreken droog zal leggen, omdat zij zich in zo'n periode weer meer naar het noorden zal verplaatsen. En zo zal het dan ook weer gaan als zij zich opnieuw naar het zuiden verplaatst.
[9] Daarbij hebben de mensen dus absoluut geen gevaar te duchten, en Mijn geest zal hen dan wel leiden, zodat ze reeds lang van te voren de juiste voorzieningen daarvoor kunnen treffen. -Heb je dat nu een beetje begrepen?"
[10] HIRAM zegt: 'Ja, ik heb wel de indruk dat ik het begrepen heb; maar om een heel duidelijk beeld te krijgen van deze eerder nog nooit vermoede en nog minder ooit gehoorde wonderbaarlijke toestanden die er in de immens grootse natuur van de grote werelden en hun ordening bestaan, is meer nodig dan mijn oneindig beperkte verstand! Vanuit de grond der zaak begrijpen kan ik dat dus onmogelijk; maar ik geloof u op uw woord; want u bent er wijs genoeg voor om dit allemaal heel precies te weten en te doorgronden, omdat uw geest, zoals Aziona mij vandaag nog vertelde in de macht, in het schouwen en in het hoogst volkomen begrijpen geheel één moet zijn met de geest van een allerhoogste Godheid, waarvan ik weliswaar ook niet inzie hoe dat mogelijk is, maar ik geloof het, omdat u er voor ons nu al zulke buitengewoon geweldige bewijzen van heeft geleverd zonder dat we erom vroegen. Misschien komt er voor ons ook nog een tijd dat we dergelijke dingen beter in zullen zien dan nu; maar voor nu moeten we het gewoon geloven"
«« 198 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.