De grote scheppingsmens in het universum

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 245 / 248 »»
[1] DE SCHRIFTGELEERDE zei: 'Ja, Heer en Meester, nu is ook mij alles duidelijk; maar wij allen bij elkaar zullen niets in kunnen brengen tegen de macht van de wereldheersers! En die zullen hun strafcodex daarom niet veranderen, en zij zullen hun doodsoordelen vellen als voorheen, en Uw leer zal in dit opzicht de wil van de wereldheersers en machtigen niet buigen!'
[2] IK zei: 'Net zoals jij weet Ik ook wel hoe het met de wereldheersers overal ter wereld staat. Ik heb ook niet tegen hen gesproken, maar tegen jullie! Jullie zullen ook naar de wereldheersers gaan en hun Mijn wil kunnen meedelen. Die het aan zullen nemen, zullen er ook wel bij varen, - die het echter niet aan zullen nemen, maar hun rechtspraak houden als tevoren, die zullen ook daarna hun loon van daar ontvangen, van waar zij hun oordeel gehaald hebben; want zij die het niet van Mij hebben en het voortaan ook niet willen hebben, die kunnen het toch nergens anders vandaan hebben dan uit de hel, en dus zullen zij ook van haar het loon daarvoor oogsten!'
[3] DE GELEERDE FARIZEEËR zei: 'Ja, Heer, als zij het beeld van de verloren zoon horen en begrijpen zullen, zullen zij zich uiteindelijk om de hel niet zo erg druk maken!'
[4] IK zei: 'Maak jij je maar ergens anders zorgen over! De tijd, waarbinnen de verloren zoon* (* de grote Scheppingsmens) de genoemde hoop gegeven is, is niet zo kort als jij je je misschien voorstelt. Ik zal je de duur van de gerichte werelden duidelijk maken, luister dus!
[5] De aarde is zeker geen klein hemellichaam, en de zon is juist duizendmaal duizendmaal groter dan deze hele aarde; maar reeds de dichtstbijzijnde centrale zon is meer dan tienmaal honderdduizend maal groter dan deze zon, die deze aarde verlicht en weldra op zal gaan, en heeft meer volume dan alle tienhonderd maal duizendmaal duizend planetaire zonnen tesamen met al hun aarden en manen en kometen, die zich allemaal in voor jullie onvoorstelbaar uitgestrekte kringen met hun aanhang met grote snelheid om zo 'n centrale zon bewegen en toch, vooral de verst verwijderde, vaak duizendmaal duizend jaren van deze aarde nodig hebben om slechts eenmaal hun uitgestrekte baan te doorlopen en weer op het beginpunt terug te komen.
[6] Nu bestaat er echter nog een tweede soort centrale zonnen, waaromheen zich in nog oneindig grotere banen hele zonnengebieden met hun centrale zonnen bewegen, waarvan de verst verwijderde gebieden reeds een aeon van deze aardse jaren nodig hebben om slechts eenmaal om deze tweede centrale zon té cirkelen. Zo' n tweede centrale zon, waaromheen nu hele zonnengebieden met hun centrale zonnen draaien, zullen we samen met haar duizendmaal duizend zonnengebieden een zonnenheelal noemen.
[7] Stel je nu echter weer een net zo groot aantal van die zonnenheelallen voor! Die hebben weer op een afstand die voor geen mensenverstand meer te meten is een gemeenschappelijke centrale zon, die op zich als hemellichaam nog tienmaal duizendmaal duizend maal groter is dan de zonnenheelallen die in onmetelijk wijde kringen om haar heen draaien.
[8] Dit zonnenheelal gezelschap met een centrale zon zullen we een zonnenal-al noemen. Zulke al-allen zijn er weer in een voor jullie ontelbaar aantal, en alle hebben op een eindeloze diepte weer een ongehoord grote centrale oerzon, waaromheen zij zonder verstoring van hun vele afzonderlijke bewegingen als één lichaam in een alleen voor een engel meetbaar wijde baan doorlopen, en zo'n zonnen en wereldensysteem willen we, om het tot een begrijpelijk begrip te maken, een zonnen en wereldenhulsglobe noemen, omdat alle hiervoor genoemde al-allen naar alle richtingen om de centrale oerzon cirkelend, een onmetelijk grote bol vormen en tengevolge van hun noodzakelijkerwijs vrijwel gedachten snelle beweging en de daardoor veroorzaakte centrifugale kracht op een natuurlijk voor jullie onmeetbare diepte en verte een soort huls vormen, waarvan de dichtheid die van de atmosferische lucht van deze aarde benadert en van binnen naar buiten een doorsnede heeft die gerekend naar de afstanden op aarde zelfs met duizendmaal duizend aeonen nog veel te gering zou zijn.'
[9] Toen zeiden DE SCHRIFTGELEERDE EN DE ROMEIN EN MIJN LAZARUS: 'Heer, we worden duizelig van deze meer dan verschrikkelijke grootte van Uw schepping! Kan een engel die wel ooit overzien en de waarheid daarvan bevatten?'
[10] IK zei: 'Heel zeker, want anders was het geen engel! Maar laat je duizeligheid maar varen, want het wordt nog erger; want nu heb Ik jullie nog maar nauwelijks een stip van de grootte van Mijn schepping laten zien!
[11] We zijn bij de grote huls als gemeenschappelijke omhulling van al de talloos vele al-allen staan gebleven. Hoe die omhulling tot stand komt, heb Ik jullie al in het kort aangeduid. Maar waarom wordt ze gevormd?
[12] Kijk, alles wat een geheel vormt, van het grootste tot het kleinste, heeft ter bedekking en ter bescherming van zijn uiterst kunstige binnenste een omhulling! Deze omhulling heeft echter ook nog het heel belangrijke doel om het onreine van het binnenste mechanisme van een levend lichaam in zich op te nemen en als iets wat voor het organische leven ondeugdelijk is naar buiten te brengen, maar daarvoor dan van buiten af gezuiverde levensvoedingsstof op te zuigen en ter versterking van het leven aan het inwendige, organische lichaamslevens mechanisme toe te voeren. Daaruit kunnen jullie je nu in ieder geval een duidelijk begrip vormen, waarom ik het geheel van zonnen en werelden-al-alcompendium een omhulde bol of 'hulsglobe' noem.
[13] Maar vraag niet naar de grootte en lengte van de doorsnede van zo'n hulsglobe! Want voor de mens zou er wel eens moeilijk ooit op deze aarde een getal uitgedacht kunnen worden waardoor men als men de afstand van deze aarde naar de zon, die toch ongeveer 44 maal duizendmaal duizend uur bedraagt, als eenheidsmaat neemt, zoiets toereikend zou kunnen bepalen, want aeonenmaal aeonen van zulke afstanden zijn nauwelijks voldoende voor een zonnenwereldal-algebied, waarvan er binnen een hulsglobe zoals reeds aangeduid een vrijwel ontelbaar aantal zijn. Nu heb Ik bij jullie toch nog het begrip voor de bijna oneindige grootte van een hulsglobe gevormd, en op deze basis kunnen we dan wel verder bouwen.
[14] Kijk, zo'n hulsglobe is eigenlijk slechts een enkel punt in Mijn grote scheppingsruimte! Hoe je je dat echter voor moet stellen en dat moet begrijpen zal Ik jullie allen meteen laten zien.
[15] Denken jullie je nu helemaal buiten de reusachtig grote omhulling of buitenste huid van een hiervoor beschreven globe een zich naar alle kanten uitstrekkende, ontzaglijke ruimte die helemaal leeg is, en ga die in gedachte in tot zelfs iemand met heel scherpe ogen van die hele vrijwel eindeloos grote hulsglobe alleen nog maar een flauw schemerig minuscuul puntje zou kunnen ontdekken, en in de tegenovergestelde richting ook weer zo'n puntje, dat natuurlijk ook weer een hulsglobe is. Dat geeft dan zo ongeveer een indruk van de afstand tussen twee hulsgloben, die alle twee even groot zijn, maar door de enorme afstand reeds halverwege tot een nauwelijks waarneembaar schemerig puntje ineenschrompelen, en zo hebben we dus kennis gemaakt met twee naburige hulsgloben.
[16] Wat zullen jullie echter zeggen als Ik je nu vertel dat er van zulke hulsgloben in de eindeloos grote scheppingsruimte, ook al is je begrip als mens nog zo groot, werkelijk ontelbaar vele zijn, die echter alle volgens Mijn orde in hun totaliteit precies een mens in optima forma voorstellen?
[17] Dan vraag je je af hoe groot zo'n mens dan wel moet zijn, als reeds een enkele hulsglobe zo eindeloos groot is en de afstand van de ene hulsglobe naar de andere nog aeonenmaal aeonen maal groter!
[18] Maar ook deze mens is aan de buitenkant net als iedere afzonderlijke hulsglobe met een soort huid omgeven. Weliswaar is die huid nog onnoemelijk veel dikker -om begrijpelijk te spreken - dan die van een hulsglobe, maar deze heeft toch in het algemeen hetzelfde doel en is naar jullie begrippen oneindig belangrijk net als de omhulling van een enkele hulsglobe. Jullie zullen je nu wel afvragen wat er dan buiten deze mens is, en waarop deze bijna eindeloos grote mens staat en wat hij als mens doet.
[19] Buiten deze wereldmens strekt zich naar alle kanten de vrije etherruimte eeuwig uit, waar deze mens in een voor jullie begrippen werkelijk eindeloos grote kring, door Mijn wil aangedreven, met voor jullie onvoorstelbare snelheid doorheen vliegt ter wille van de voedingsstof uit de eindeloze etherzee, waar hij in zekere zin als een vis doorheen zwemt. Omdat er in de vrije, grote etherruimte geen onder of boven is en geen wezen noch naar de ene noch naar de andere kant ergens heen kan vallen, bevindt deze mens zich dus net zo stevig en vast in de etherruimte als deze aarde, de zon en al de aeonenmaal aeonen zonnen in een hulsglobe.
[20] De bestemming waar hij aan werkt is alle grote gedachten en ideeën van God die hij bevat tot rijpheid te brengen voor de toekomstige volkomen vrije en zelfstandige bestemming van het geestesleven.'
«« 245 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.