Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 1 van 195

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[17] IK zei tegen hem: "Ik heb je gisteren toch verteld welke machten Mij gehoorzamen, en Mij moeten dienen! Waarom vraag je daar dan naar? Overigens, als je je voeten op het water durft te zetten, en Ik het wil, zul je óók daarop kunnen lopen zolang Ik het wil! Als jullie zin hebben, dan proberen we het meteen! Je moet echter niet twijfelen, maar dapper en moedig volgen!"
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Reeds grepen allen elkaar bij de hand en zetten zich gezamenlijk schrap tegen het aanstormende water, om het zwakke houvast onder hun voeten niet te verliezen, toen ook de rotsblokken onder de druk van het water begonnen te bewegen en het gevaar het grootst werd.
Hoofdstuk 48: De zielstoestand van de leerlingen - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[5] En de Heer sprak: 'Luister, wie zijn tong verheft tegen de Mijne, diens tong zal verlamd worden; wie zijn oog meet met het Mijne, die zal blind worden! Wie zijn arm opheft tegen de Mijne, zal gedeemoedigd worden tot op zijn laatste druppel bloed; wie zijn voeten voor de Mijne wil zetten, die zal kreupel worden! Wil iemand zijn hoofd meten met het Mijne, waarlijk, diens hersens zullen als troebel water worden en zijn schedel tot een vat vol vuil!
Hoofdstuk 257: De Heer in gesprek met de blinde verstandsmensen. Deemoedige liefde tot God als de weg tot het licht. De geestelijke leiding en ontwikkeling van de mensheid tot de vrije wil - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[22] De oude mensen staren hun nu wanhopig na. Enkele proberen op dringend aanraden van de ene, hun voeten op het water te zetten - en kijk, het gaat. Nu rennen ze er allemaal naar toe en willen de twee achterna; maar men komt met het hardlopen niet snel vooruit, want de oppervlakte van het water moet uiterst glad zijn en hachelijk, daar deze oude hardlopers aan een stuk door over elkaar heen vallen. De eerste die zich in het water wilde storten komt tamelijk goed vooruit, maar de anderen vallen voortdurend en komen bijna niet van hun plaats. Nu, deze zullen wel voor de eerste en laatste keer op dit ijs gaan dansen!
Hoofdstuk 81: Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] ('Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze heerlijke put heeft gegeven, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee hebben gedronken?' Joh. 4:12) Wie en wat bent u dan, dat u op zo'n manier met mij durft te spreken? - Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze bron gegeven heeft, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee gedronken hebben?! Wie denkt u wel dat u bent? - Zie, ik ben maar een arme vrouw; want als ik rijk was, dan kwam ik niet zelf in deze hitte om een koele dronk voor mij te halen. Zou u als Jood mij nog ellendiger willen maken, dan ik toch al ben?! Kijk eens naar mijn kleren, die nauwelijks voldoende zijn om mijn schaamte te bedekken en dan zal het u toch wel duidelijk zijn, dat ik erg arm ben! Hoe kunt u van mij verlangen, dat ik arme ellendige vrouw u, een trotse Jood, zelfs zou smeken om uw lusten te mogen bevredigen?! Bah, als uw zinnen daarop gericht zouden zijn! Maar ik zie u er toch niet op aan; daarom moet u me wat ik zei maar niet kwalijk nemen! Maar omdat u dit gesprek met mij begon, moet u me nu maar eens uitleggen wat u met dat levende water bedoelt!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Dat wil niet zeggen, dat ik U direkt voor een nar houd; maar als U zegt dat wij de geest van Uw leer door onze geestelijke blind en doofheid niet zien en begrijpen kunnen, dan is Uw leer toch net als het water in de afgesloten kruik, die in alle ernst door de dorstige tegelijk met het water opgeslokt zou moeten worden, een eis, die slechts een ontsnapte profeet uit een gekkenhuis zou kunnen stellen! - U mag erover denken, zoals U wilt! Zolang U aan Uw leer, die op menig punt veel goeds en waars bevat, geen voldoende uitleg meegeeft, blijven ik en veel verstandige denkers bij deze gedane uitspraak! Want echt, U zult nooit beleven, dat wij volgens Uw leer nu meteen zullen beginnen om handen en voeten af te hakken, en ogen uit te rukken! - Ook zullen we net als altijd werken en ons brood in het zweet ons aanschijns verdienen, en degene, die zich boosaardig aan ons zal vergrijpen, die zal zijn rechtvaardige straf niet ontlopen!
Hoofdstuk 41: Onbegrip voor de beeldspraak der bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Als iemand in brand staat, moet men water over hem heen gieten, en geen kokende teer of roodgloeiend vloeibaar erts! Als iemand zijn been breekt moet men hem dragen en het gebroken been zetten, het verbinden en die persoon in een goed bed leggen, opdat zijn beenbreuk zal genezen; maar men moet hem niet met knuppels slaan omdat hij zo onhandig liep dat hij viel en zijn been brak!
Hoofdstuk 78: Straffen als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Van degenen, die gebleven waren, zeiden er een aantal: 'Nee, van hem of haar zou ik dat nooit gedacht hebben!' Anderen moesten er om lachen en zeiden: 'Wat heeft U dat slim aangelegd! AI had men hen er tien jaar lang over ondervraagd, dan zouden ze er toch nooit iets over gezegd hebben; U heeft hen echter alleen maar heel liefdevol en vriendelijk aangeboden om hen hiervan te genezen, - en kijk, nu kiezen ze allen het hazenpad! Ze dachten zeker dat U, Die water in wijn kon veranderen, hen ook misschien bij name kon roepen en zeggen: ' Jij hebt daar zo en zoveel maal mee gezondigd, en jij deed het ook zo en zoveel maal!' en dat zouden ze natuurlijk niet kunnen verdragen en daarom namen ze de benen! Maar ze zijn er nog niet achter gekomen, dat ze zich door weg te lopen veel meer verraden hebben! We veroordelen ze niet - want we kennen onze eigen zwakheden ook wel, en we weten wel dat men het beste alleen maar voor eigen deur veegt en schoonmaakt -, maar het blijft toch wel wat lachwekkend dat ze geloofden, door zich uit de voeten te maken, niet herkend te worden als die zondaars, die U bedoelde! Nee, die zijn nog een ietsje dommer dan een neushoorn uit Perzië!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Vervolgens Iaat hij zich naar Romeins gebruik water brengen en wast zijn handen; een gerechtsdienaar breekt een staf in tweeën en werpt deze voor de voeten van de twaalf.
Hoofdstuk 233: Romeinse rechtspraak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Mijn Heer, mijn heilige grootste Vriend Jezus! O zeg mij toch, wat ik nu moet doen, om deze geweldig grote schuld maar enigermate in te kunnen lossen! Als U mijn kroon van opperstadhouder op Uw hoofd zou willen zetten, met welk een onuitsprekelijke vreugde en waardigheid zou ik deze dan aan Uw heilige voeten leggen!
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, mij en verscheidene van onze broeders vergaat het zoals zo veel snoeplustige kinderen, die geen trek hebben in allerlei lekkernijen zolang ze niets van dergelijke zoetigheden weten of zien. Maar zet ze aan een met allerlei zoete spijzen gevulde tafel en verbied hen daar iets van te gebruiken, dan zul je al gauw tranen in hun ogen en nog meer water in hun mond ontdekken. Maar ondanks dat heb je toch gelijk. Zoals een wijze vader zijn kinderen, als oefening in de belangrijke deugd van de zelfverloochening, zo nu en dan iets lekkers voorzet waarvan ze niet mogen eten, zo schijnt onze hemelse Vader ons ook zo nu en dan geestelijke spijzen voor te zetten, waarvan we niet mogen genieten, voordat we een bepaalde graad van zelfverloochening bereikt hebben. Als we volgens Zijn orde die graad hebben bereikt, die Hij voor onze ziel nodig vond, dan zal Hij ons laten genieten van de spijs, die wij nu zo graag willen hebben. En dus zullen wij voor dit moment, en zolang Hij het wil, helemaal tevreden zijn met hetgeen wij weten en hebben, en Zijn alleen heilige wil geschiede altijd!"
Hoofdstuk 73: Niet alle kennis is goed voor ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar PETRUS twijfelde nog wat en zei: " Als Hij het is dan moet Hij mij op zee laten komen, zodat ik ook, net als Hij, met mijn voeten het water als vaste ondergrond kan gebruiken!"
Hoofdstuk 101: Petrus loopt op de zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] Eindelijk probeerde ook de hoofdman een voet op het water te zetten, en toen hem bleek dat het water niet week, zette hij er tenslotte heel behoedzaam ook de tweede naast, ging, zich zo licht mogelijk makend en met ingehouden adem, de tien passen naar Mij toe en was heel blij toen hij bij Mij op een nooit op deze wijze betreden bodem stond.
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De ENGEL zegt: " Als het mij mogelijk was om de zware massa water in een ogenblik op te heffen, dan zal het mij toch ook wel mogelijk zijn om jou bliksemsnel naar beneden op het laagste deel van de zeebodem te zetten, en dan net zo snel weer terug! Maar jij moet het willen anders kan ik niets doen, want wij hebben meer ontzag voor één vonkje van de vrijheid van de menselijke wil dan voor al onze door God aan ons verleende kracht en macht! Daarom moet jij eerst willen en ik zal daarnaar handelen!"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Daarop zocht ieder voor zich een plaatsje, dat hem het makkelijkst leek om te rusten en zo werd het weldra stil op de berg. Alle leerlingen sliepen snel in, alleen Ik bleef wakker en sliep pas tegen de ochtend wat in. Toen Ik bij zonsopgang ontwaakte, was Petrus al ter plaatse met een hoeveelheid brood. Hij ging drie uur voor zonsopgang al de berg af en vond beneden aan de oever van de zee een met brood beladen schip, dat uit Magdala afkomstig was en naar Jesaïra koers wilde zetten. Petrus kocht bijna een kwart van de lading van het schip, en Matthéus, de jonge tollenaar, betaalde alles. Tevens vervoerde het schip goede vers gebakken vissen, waarvan de brave Petrus een hele kist vol kocht, die Matthéus ook betaalde. De bergtop was nu met dit alles voorzien, maar er mankeerde één ding en dat was een goede bron. Op de hele berg, die tamelijk uitgestrekt was, was geen druppel water te vinden en de geringe wijnvoorraad was nauwelijks voldoende voor een halve dag.
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...