Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 1 van 53

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] Als het licht van de zon nu op deze genoemde luchtgolven stuit, kaatst het net als op een waterspiegel terug. Zijn er hoge luchtgolven, dan kaatsen zij het opgenomen licht zo nu en dan ook in de richting van de aarde, en dat gaat het gemakkelijkst als de zon zich schijnbaar nog onder de horizon bevindt, waarbij haar stralen in zekere zin van onderaf op de oppervlakte van de luchtzee vallen. Daarom zijn deze opgewekt heen en weer zwevende lichten niets dan de weerschijn van de zon, en hun beweeglijkheid komt door de luchtgolven.
Hoofdstuk 148: De natuur en haar geestelijke betekenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Dit wil Ik jullie zeggen: In het binnenste van de aarde bevindt zich een soort gesteente dat er roodachtig uitziet en niet zo hard is als ander gesteente. Als men het echter oppakt, heeft het een gewicht dat opmerkelijk groter is dan het gewicht van een andere, even grote steen. Dit gesteente ontstaat uit de door de aarde opgenomen stralen van de zon en is bijna overal in de bergen voorhanden, omdat zich juist alleen in de bergen meestal holle gangen bevinden, waarin de door de aarde opgenomen kracht van de zonnestralen zich concentreert in het vocht dat daar voortdurend aanwezig is. Met behulp van de inwerking van de andere nachtelijke sterren aan het uitspansel ontstaat er in dat gesteente een eigen uitgaande en tegenwerkende kracht (polariteit) en tenslotte wordt het geleidelijk aan vaster en steviger. En zo vaak, bij het terugkeren van de zon op de helft van haar baan om de 13.555 jaar, de wateren der aarde hun kracht en tegenkracht wisselen en het ontstane stralen gesteente gesteente in de holle gangen van het gebergte flink met zout doortrokken is, wat ongeveer 7000 jaar geduurd heeft, is er dan dit gesteente door het opnieuw terugtrekken van de wateren reeds zo rijkelijk en gedegen voorhanden, dat het in de volgende 13.555 jaar niet licht verbruikt bruikt wordt. Het achtergebleven, onverbruikte deel van dit stralengesteente, ook al heeft het meerdere duizenden wisselingen van het waterpeil doorgemaakt, wordt daardoor niet slechter, maar juist beter.
Hoofdstuk 7: De aanwijzing van de Heer voor het vervaardigen van ijzer en staal. Het enige wat nodig is: vertrouwen en liefde tot de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[8] Zie, dat dauwdruppeltje leeft, geeft leven aan zijn kleine wereld en wordt juist daardoor als een zichzelf vervolmakend leven. door een reeds hogerstaande levensgraad opgenomen, waarin het dan een steeds machtiger werkende ziel wordt, welke dan niet meer sterft, maar steeds groeiend en stil voortschrijdend zich door de rij der wezens beweegt tot zij haar doel heeft bereikt om hogere stralen op te nemen uit de zon, die jou nu liefhebbend vol warmte bestraalt!
Hoofdstuk 65: De gelijkenis van de dauwdruppel. Het verloop van de ontwikkeling van de ziel. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[18] Laten we een ander voorbeeld nemen. Jullie hebben zeker al eens ruwe kiezelsteen gezien, waaruit glas wordt vervaardigd. Laat zo'n ruwe kiezel, net als zijn afstammeling, het glas, de stralen ongehinderd door? O nee, dat weten jullie heel goed. Waarom laat zo'n ruwe kiezelsteen de stralen niet door? Omdat zijn delen nog te veel gescheiden en veel te weinig eensgezind zijn. Als de stralen op hem vallen, verteert elk van zijn deeltjes de stralen voor zichzelf en Iaat ofwel helemaal niets of hoogstens in zekere zin de afval van de opgenomen stralen voor zijn eventuele buurman over. Maar hoe komt het dan dat zijn afstammeling, het glas, zo vrijgevig wordt? Kijk, de kiezel wordt eerst stukgeslagen en fijngemaakt. Daardoor heeft elk deeltje in zekere zin voor het andere moeten sterven, ofwel het heeft zich volledig van de ander moeten losmaken. Daarna wordt zulk kiezelpoeder gewassen. Is het gewassen dan wordt het gedroogd, met zout vermengd en komt het in de smeltkroes, waar de afzonderlijke stofdeeltjes door het zout en de juiste temperatuur van het vuur onderling volkomen verenigd worden.
Hoofdstuk 1: De geestelijke zon - een genadevonk van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[28] Als je op aarde een opticien was geweest, dan zou je je dit nog duidelijker kunnen voorstellen. Hoe komt het dat verscheidene mensen, kijkend naar een en hetzelfde voorwerp, dat voorwerp slechts zien als één ding, terwijl een ieder afzonderlijk alleen het zijne ziet? Kijk, dat ligt aan het oog van de mens. Van het voorwerp gaan naar alle richtingen stralen uit en eenieder neemt het stralenbeeld in zijn oog op. Men ziet dan in zichzelf alleen dit opgenomen stralenbeeld, dat in alles volkomen gelijk is aan het bekeken voorwerp.
Hoofdstuk 60: De Oer-eigenlijke God-Zon. Uitleg over de persoonlijke, wezenlijke alomtegenwoordigheid van de Heer. Voorbereiding voor de maaltijd met de Vader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Bekijk het oog van een mens of een dier eens! - Het komt volledig overeen met een hulsglobe, aangezien zich eveneens in het midden de kristallen pupil bevindt, die in de eerste plaats met name bij veel dieren een eigen licht heeft en het licht van andere voorwerpen op vrijwel dezelfde manier opneemt als een zon, van welke aard ook, doordat die zich binnen de huls bevindt. Bekijk dan (aan de binnenkant) de wanden van het oog, hoe die alle stralen, die ze door de kristallen lens heen en ondersteund door het eigen licht van diezelfde kristallen lens van buitenaf hebben opgenomen, onmiddellijk weer op iedere denkbare afstand naar buiten kaatsen. Want jullie moeten weten dat jullie niet de voorwerpen zelf zien, maar alleen de overeenkomstige afbeeldingen ervan, en dat komt doordat deze beelden door de aan de achterkant gelegen spiegelhuid door de kristallen lens heen worden opgenomen en onmiddellijk na het opnemen volkomen door en door verlicht weer buiten jullie gekaatst worden. Pas daar nemen jullie dan de voorwerpen waar op de plaats, waar de voorwerpen zich als zodanig buiten jullie in hun natuurlijke gesteldheid bevinden. Want als jullie de voorwerpen zelf zouden zien, zouden jullie die niet anders dan in hun echte natuurlijke grootte waarnemen, waarbij jullie dan natuurlijk op de plaats, waar jullie nu een stofmijt zien, een olifant, dat wil zeggen een dier zo groot als een olifant zouden zien, en met je geestelijke oog zelfs een wezen zo groot als een planeet.
Hoofdstuk 6: Het etherische, omvattende omhulsel van hemellichamen en stelsels van hemellichamen. De grootste verzameling hemellichamen: een hulsglobe - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[14] Waarom kan men dat op een 7000 voet hoge berg al niet meer en nog minder op nog hogere bergen? Omdat de invallende stralen van deze zeer verre sterren nog te weinig gecondenseerd zijn. Opdat het oog de ster zou kunnen waarnemen, moet de invalshoek minder scherp zijn; ook heeft hij te weinig lichtlichaam om een werking te voorschijn te roepen en hoe hoger men stijgt, des te meer zal men deze theorie bevestigd zien. Dat is ook de reden dat op zulke hoogte de vegetatie afneemt en tenslotte geheel ophoudt. Men moet niet geloven dat dat alleen door de zonnestralen wordt veroorzaakt, hoewel die hogerop ook minder dicht worden. De zon werkt alleen maar indirect, ze ondersteunt het van de sterren invallende licht en wel met hetzelfde licht dat ze eerst zelf uit de sterren heeft opgenomen. Ze fungeert dus alleen maar als ondersteuning, maar is niet degene die geheel alleen het licht verspreidt.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Want het geloof is een zeer bijzonder licht, en Mijn naam, waarop de machtige stralen van dit licht gericht zijn, is de kracht en de macht en het eigenlijke wezen van Mijn oerbron, waardoor ieder in zichzelf het rechtmatige en geldige kindschap van God tot stand brengt. Daarom staat dan ook in het twaalfde vers, dat allen, die Mij opnemen en in Mijn naam geloven -de macht in zich hebben rechtmatige 'Kinderen Gods' te heten!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En het woord werd vlees en woonde onder ons, en wij zagen Zijn Heerlijkheid, een heerlijkheid als van de eniggeboren zoon van de Vader, vol genade en waarheid. Joh. 1:14) Als de mens zo door de wedergeboorte een echt kind van God wordt, welke geboorte als het ware door God of de liefde tot God plaats vindt, dan komt hij tot de heerlijkheid van de bron van alle licht in God, ofwel tot het eigenlijke goddelijke bestaan. Dit bestaan is de werkelijke eniggeboren zoon van de Vader, zoals het licht inwendig verborgen rust in de warmte van de liefde, zolang de liefde het niet opwekt en uit zich naar buiten Iaat stralen. Dit heilige licht, dat zo naar buiten straalt, is in wezen de werkelijke heerlijkheid van de zoon van de Vader en het doel van iedere wedergeborene; daar wordt de wedergeborene gelijk aan die heerlijkheid, welke eeuwig vol genade (Gods licht) en vol waarheid is, en dit is de echte werkelijkheid of, anders gezegd, het vlees geworden woord.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Omdat tijdens de allereerste opeenvolging van wezens het gevecht steeds heftiger werd, moest de grote grondwet verscherpt worden en de wezens moesten opgenomen worden in een tijdelijk vast oordeel. Dat gebeurde door de vorming van stoffelijke vaste hemellichamen en de daardoor ontstane grotere deling van de oorspronkelijke wezens.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] De wereld zal nooit veranderen en blijft altijd de woestijn van Bethabara, waar Johannes zijn getuigenis gaf. -Maar Ik verander ook niet en kom steeds bij de mensen, net zoals Ik bij de Joden kwam om hun hoogmoed te onderdrukken en de ware deemoed en liefde op te wekken. Gezegend zijn allen, die Mij zo herkennen en opnemen, zoals Johannes Mij heeft herkend en heeft opgenomen volgens zijn getuigenis dat hij Mij gaf in het bijzijn van de trotse priesters en levieten uit Jeruzalem, die zich daaraan zo ergerden!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Daarna daalde Hij af naar Kapérnaum, en Zijn moeder, Zijn broers en Zijn leerlingen gingen met Hem mee, maar zij bleven daar niet lang. Joh. 2:12) Zeven dagen na de bruiloft verliet Ik Nazareth en trok met Maria, Mijn vijf broers, waarvan er twee tot Mijn leerlingen behoorden, en met de tot dat tijdstip opgenomen leerlingen naar het lager gelegen Kapérnaum. Dat was toentertijd een tamelijk belangrijke handelsstad, die gelegen was op de grens van de provincies Zebulon en Naftali aan de Galilese zee. Het lag ook niet ver van de plaats waar Johannes aan de overzijde van de Jordaan in de omgeving van Bethabara doopte, zolang deze vaak geheel droogstaande rivier voldoende water had.
Hoofdstuk 12: Naar Kapérnaum. Begin van het prediken. In Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen deze leerlingen opgenomen waren en Mij aan Mijn woorden en door de enthousiaste verhalen van degenen, die bij Mij waren, herkend hadden, startte Ik met het formele onderwijs aan de mensen, en Ik begon hen tot boetedoening te manen omdat het Rijk van God dichtbij gekomen was. Ik ging in hun synagogen en gaf daar lessen. Velen geloofden, maar nog meer ergerden zich en wilden Mij grijpen en van een berg in zee gooien. Ik ontliep hen echter, tesamen met allen die bij Mij waren, en bezocht een paar kleine plaatsjes aan de Galilese zee. Ik verkondigde daar het Rijk van God en genas veel zieken; en de armen en het gewone volk geloofden in Mij en namen Mij liefderijk op. Een aantal van hen sloot zich bij Mij aan en volgde Mij overal, zoals de lammeren hun herder.
Hoofdstuk 12: Naar Kapérnaum. Begin van het prediken. In Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar geloof me geachte Meester, het is mij ernst met het komende Rijk van God. Als U daarom iets naders weet, zeg het mij dan op een manier, die ik begrijpen kan! Praat over het hemelse met hemelse en over het aardse met aardse woorden, maar in begrijpelijke beelden, anders heeft Uw uitleg nog minder nut dan het Oudegyptische vogelschrift, dat ik niet lezen en nog minder begrijpen kan. Mijn berekeningen geven maar al te duidelijk aan, dat het Rijk Gods er al moet zijn, alleen weet ik nog niet waar en hoe men er in komt en er in wordt opgenomen. Deze vraag zou ik door U in begrijpelijke en heldere taal beantwoord willen zien.'
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Beste Meester, voor zo'n Rijk van God op aarde voelen de arme aardwormen, die in ieder opzicht belachelijk genoeg -mensen -heten, niets! Wie weet niet dat het zo is en altijd al zo was? Een of zelfs drie zwaluwen maken nog geen zomer! Wat had Henoch en wat had Elia ervoor gedaan, dat ze van de aarde naar de hemel werden opgenomen? Uit de aard der zaak niets wat ze al niet als deel van hun hemelse persoonlijkheid hadden meegekregen! Daarom was het geen verdienste van hen en zijn ze volgens Uw huidige verklaring alleen maar van de aarde in de hemel opgenomen omdat ze, net als U, eerst uit de hemel naar de aarde zijn afgedaald!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...