Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13452 resultaten - Pagina 1 van 897

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] (Maar Jezus keerde Zich om, zag de twee volgen zei tegen hen: Wat zoeken jullie?' Zij zeiden echter tot Hem: 'Rabbi, waar houdt Gij verblijf!' Joh. 1:38) Ook deze tekst is een vervolg op de voorgaande en is meer geschiedkundig dan geestelijk, want hiermee begint in eerste instantie de bekende en op een bepaalde manier nog geheel stoffelijke opname van de apostelen. Het vindt plaats in dezelfde omgeving waar Johannes verbleef, en wel in Bethabara, een zeer armelijk, door arme vissers bewoond gehucht, en dat is dan ook de reden waarom de beide leerlingen al zo snel naar het onderkomen vragen, en eigenlijk van Mij willen weten in welke hut Ik woon.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Nu werd de Jood ontstemd en ging weg naar zijn andere genoten, waaraan hij alles vertelde wat hij van Mij gehoord had. Zij schudden hun hoofden en zeiden: 'Vreemd! Hoe kan deze mens dat weten?' - Ik verliet echter die plaats en ging met de Mijnen in een kleine herberg buiten de stad en bleef daar enige dagen.
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Maar Jezus vertrouwde hen niet; want Hij kende ze allemaal. En het was voor Hem niet nodig, dat iemand over een mens getuigde; want Hij wist heel goed, wat in de mens was. Joh. 2:24-25) Ik zag echter dat hij het niet meende en dat zijn wens om Mijn verblijfplaats te weten te komen, niet oprecht bedoeld was, daarom zei Ik tegen hem, zoals ook later tegen nog menige onoprechte vrager, het volgende aforisme: 'De vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen; maar de Zoon des mensen heeft zelfs geen steen waarop Hij Zijn hoofd neer kan leggen, en hier in deze stad al helemaal niet. Ga echter heen en maak uw hart zuiver en rein; kom dan terug met oprechte, maar niet met verraderlijke plannen, en zie dan eens hoe u aan Mijn zijde leven kunt.'
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Als U echter al zo iets eenvoudigs in een begrijpelijk gesprek niet bevatten en begrijpen kunt, terwijl Ik toch op een volkomen aardse wijze spreek over geestelijke dingen, die daardoor gewoon aardse dingen worden, dan zou Ik wel eens willen weten wat uw geloof zou doen, als Ik over hemelse dingen op een hemelse manier met u zou spreken!
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als alles tot rust is gekomen, en alleen de vrouwen de dokter met de tien leerlingen zich bij Mij in de grote eetzaal bevinden, zeg Ik tegen de leerlingen: ' Jullie weten dat Ik in Bethabara in Galiléa toen Ik jullie aannam gezegd heb: Van nu af aan zul je de hemel open zien en de engelen Gods zien afdalen naar de aarde; en zie dat gaat nu letterlijk voor je ogen in vervulling! Alles wat je hier ziet en wat je gegeten en gedronken hebt is niet van deze aarde, maar door de engelen van God uit de hemel hierheen gebracht. Doe nu echter je ogen open, en zie hoeveel engelen er klaar staan om Mij te dienen!'
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Geloof Mij: Zo wijs als u denkt dat u bent, zo wijs zijn wij ook, en wij weten het zeer goed of een mens zich verminken kan en wil om het eeuwige leven te verkrijgen! Maar wij weten ook, dat u de geest van deze leer niet begrijpt en nog lang niet zult begrijpen! Ondanks dat, nemen wij onze woorden niet terug. U heeft wel oren, maar die horen niet het juiste, ook heeft u ogen, die echter evenzo geestelijk blind zijn, en, hoewel uw oren en ogen open zijn, hoort en ziet u toch nog niets!'
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De opperpriester, die zeer opmerkzaam naar deze toespraak geluisterd heeft, zegt: 'Dat is nu allemaal goed en wel, en ik denk, dat ik nu zo ongeveer alles wel begrijp; maar één ding wil ik nog opmerken, en dat is, dat de Meester eigenlijk alleen van het uitrukken van het rechter oog en het afhakken van de rechter hand gesproken heeft. Ik heb in mijn onderzoekingsdrang zo voor een totaalbeeld ook de voeten er maar bij betrokken, en tot mijn verwondering heb je mij het afhakken van de voeten net eender verklaard, als dat van oog en hand, die bij mijn weten alleen maar door de Heer genoemd zijn. Je zegt echter, dat de woorden van de Heer alleen maar een geestelijke betekenis hebben; hoe komt het dan, dat je in mijn aanvulling ook een geestelijke overeenkomst vond?
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] U, als Samaritanen, kunt echter gevoeglijk met de voeten beginnen, want ofschoon uw oog nu naar het goddelijke is gewend, en uw handen goed werk doen, is uw voet, of wel uw lust tot verder gaan, puur op de wereld gericht! Want u verwacht van de Messias iets geheel anders, dan wat u volgens de voorspelling van alle profeten van Hem verwachten moet! En dat is geestelijk gezien uw rechtervoet, die u afhakken moet om de juiste weg naar her rijk van God te kunnen inslaan. En daarom heeft de Heer alleen voor u ook over de rechtervoet gesproken, maar Hij heeft het niet op laten schrijven, omdat de latere aanhangers van de leer des Heren wel zullen weten, waar en waaruit het rijk van de Messias bestaat, en wat men moet doen om daarin te komen. Heeft u nog meer bezwaren?'
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zei echter tegen de knechten: 'Ga naar uw heer en zeg hem: zijn en uw Heer laat weten dat Hij, tesamen met allen, die bij Hem zijn, bij hem het middagmaal zullen gebruiken!'
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik ben hem echter voor en zeg tegen hem: 'Vriend! Mijn dienaren zijn geen beschermgeesten en Ik ben zeker geen zoon van jouw Zeus! En nu weet u alles wat u van Mij weten en aan Mij vragen wilde.'
Hoofdstuk 68: De overste en het toepassen van de leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik antwoord: 'In de eerste plaats heb Ik het u eigenlijk al gezegd en wel zodanig, dat u het makkelijk had kunnen weten, als u er goed over had nagedacht, en ten tweede heb Ik u daarnet gezegd dat Jonaël uw verdere vragen zou beantwoorden. Wanneer u naar hem toe gaat, dan zult u heus alles te weten komen wat u nu nog niet begrijpt. Houd ons nu echter niet langer op; want de dag loopt alweer op zijn eind, en Ik moet vandaag nog veel doen!'
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Gebeurt het eerste, dan zal het inwendige van de aarde veranderd worden in een eeuwige kerker; maar de buitenkant zal een paradijs blijven. In het tweede geval zou de aarde echter veranderd worden in een hemel, en de vleselijke en de zieledood zou voor altijd verdwijnen! -Hoe en of het zal gebeuren?! - Dat mag zelfs de eerste engel in de hemel niet van te voren weten; dat weet alleen de Vader. Wat Ik jullie nu echter geopenbaard heb, dat mag je aan niemand vertellen voordat je over een paar aardse jaren gehoord zult hebben, dat Ik boven de aarde verhoogd ben!'
Hoofdstuk 72: Het einde der wereld en het oordeel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De genezene zegt: 'God de Heer moge je daarvoor verlichten! Ik zal doen, wat je mij zult aanraden; want ik zie, dat je een echte vriend van deze grote profeet bent en daarom zul je ook goed weten wat Hij wil. Deze profeet is echter meer dan alle anderen, en ik geloof, dat juist Hij degene is van Wie David zong en profeteerde:
Hoofdstuk 73: Sichar. Johannes, de genezen verlamde man. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik wil wel massa 's pure boosdoeners voor je hierheen brengen en ze vragen, of ze zich ervan bewust zijn dat ze kwaad doen, -en ze zullen allemaal toegeven, dat ze het weten! Vraag je ze echter waarom ze dan kwaad deden, dan zullen velen zeggen: 'Omdat we het prettig vinden!', en anderen zullen zeggen: 'We wilden wel het goede doen, maar omdat de anderen kwaad doen, daarom doen wij het ook!' En nog anderen zullen zeggen: 'Wij kennen het goede wel, maar wij zijn niet bij machte het uit te voeren; want we zijn nu eenmaal zo, we moeten diegene haten, die ons beledigd heeft!'
Hoofdstuk 76: De mens kent het goede, maar doet het kwade. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...