Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 1 van 120

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] CYRENIUS zegt nogmaals tegen Mij: 'Heer, ik weet nu weliswaar uit Uw goddelijke mond waarom op de wereld alles zo is en gebeurt, en ik ken nu Uw goddelijk wijze plannen met betrekking tot de opvoeding van de mensen in alle tijden en in alle gebieden van deze aarde; maar daarnaast moet ik toch eerlijk toegeven, dat er in feite voor de opvattingen van deze Farizeeër vanuit een aards gezichtspunt wel iets te zeggen valt. Het is werkelijk van A tot Z geen wereld van liefde en waarheid, maar een zeer boze wereld vol haat en leugen, valsheid en onrechtvaardigheid! Deze zou echter ook wel anders kunnen zijn! Maar het is nu eenmaal zo en het zal nooit anders worden, en de aarde is gedoemd een huis van ellende te blijven, waar haar mensenkinderen altijd moeten versmachten. Maar het zou wel anders kunnen zijn!"
Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Volgens de eerste betekenis ontwikkelt het zedelijk leven van de mens zich zodanig, dat hij als natuurlijk mens tengevolge van een juiste opvoeding zo denkt en ook handelt, dat hij niet aan de materie blijft vastzitten, maar zich er van afwendt en deze slechts gebruikt om steeds dieper en helderder door te dringen in het puur geestelijke. Wie dat doet als hij daartoe onderwezen is, vindt dan al gauw het overeenkomstige tussen materie en geest. Kent hij dit, dan zal hij vanuit het geestelijke in het hemelse ofwel in het zuiver geestelijke binnengaan. Van daaruit is de overgang naar het zuiver goddelijk hemelse gemakkelijk. Dan zal het hem pas volledig duidelijk worden wat de Schrift der profeten uiteindelijk in de grond der zaak allemaal, als deze geheel onthuld is, bevat.
Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik kan er alleen aan toevoegen, dat er van de mensen die ertoe bestemd zijn om kinderen van God te worden slechts één paar, namelijk Adam en zijn vrouw Eva, op de aarde zijn gezet. Met hen is ook de geestelijke opvoeding vanuit de hemel begonnen, die tot op dit uur werd voortgezet.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ga in de paleizen van de rijken en doe navraag naar de ware vorming en je zult meestal vaststellen, dat de kosten daar zelden gevormd zijn volgens Gods bedoelingen. Ga dan echter in de hut van een arme landman en je zult hem aantreffen temidden van de zijnen, terwijl hij het karige brood zegent. Hij bidt vanuit zijn geest en voedt zijn kinderen daardoor geestelijk op en verheft hen tot God. De god van de rijke echter is enkel zijn lichaam, dat hij met alle denkbare genot eer aandoet. En zo voedt hij ook zijn kinderen op, alleen omwille van het lichaam. Zo'n opvoeding kan God echter onmogelijk bevallen, omdat daardoor het heilige doel, waarvoor God de mens heeft geschapen, nooit kan worden bereikt.
Hoofdstuk 25: Zin en doel van de aardse levensschool. Tijdelijke of eeuwige gelukzaligheid? - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[24] Maar Ik, als diepste grond van al het bestaan, moest wel vanuit Mijn totale licht zien, hoe het hoogheidsgevoel, als Gods licht in de mensen, door de voortdurende strijd steeds matter en zwakker en daardoor als levenslicht duisterder en tenslotte geheel donker werd, en dat daarom het grootste deel van de mensen Mij niet herkennen zou, als Ik in die vorm tot hen zou komen, die zij, toen zij naar Mijn evenbeeld geschapen werden, ook gekregen hadden; en dat ze Mij zeker niet zouden herkennen als Ik geheelonverwacht en onvoorbereid als een Deus Ex Machina ( een plotseling verschijnende God) in de beperkte mensenvorm tot hen zou komen. Ik zou het dan aan Mij Zelf te wijten hebben, als de mensen Mij onmogelijk zouden kunnen herkennen, omdat ze niet voorbereid waren op Mijn komst.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Deze verzen hebben duidelijk alleen maar betrekking op een historische gebeurtenis en ze hebben weinig geestelijke betekenis, die ook al door de voorgaande commentaren niet moeilijk te vinden is. Wel moet hier vermeld worden, dat zulke verzen beter begrepen worden, als men alles, wat men in de beschreven tijd vanzelfsprekend vond, er bij vermeldt. Want in de tijd, dat de evangelist het evangelie schreef, was het de gewoonte om alle mogelijke omstandigheden die men vanzelfsprekend vond, als onnodige ballast weg te laten, en alleen de hoofdzinnen op te schrijven en alle bijkomstige omstandigheden zo gezegd, tussen de regels door, te laten lezen. Om deze, voor onze tijd belangrijke zaak nader te belichten, willen we nu de hierna volgende drie verzen vanuit deze gezichtshoek een beetje beter bekijken, en dan zal de toenmalige manier van schrijven (de syntaxis) wel aan het licht komen en te herkennen zijn.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De opperpriester wordt hierop erg treurig en zegt: 'Heer! Als ik ook maar een beetje onverschilliger en nalatiger zou zijn geweest bij de opvoeding van mijn dochters, dan zou het mij niet raken zoiets te horen, maar ik weet, dat bij mijn dochters niets verzuimd werd om ze geestelijk en verstandelijk te ontwikkelen en ik durf er de heiligste eed op te zweren, dat ieder van mijn dochters nog zo rein is als een bloem op de berg van Jehova! Wat is dan de reden voor deze schandelijke laster?!'
Hoofdstuk 52: De belastering van de dochters van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Als u de dingen, net als uzelf, waarheidsgetrouw wilt zien en kennen, dan moet u dat doen vanuit deze enige ware diepste grond van uw bestaan; alle andere manieren zijn misleidend, en het hoofd van ieder mens en alle bedenksels die daar ontstaan, behoren bij de bekende gordiaanse knoop, die met bedachtzaamheid niet ontward kan worden.
Hoofdstuk 69: Het verstand kan talloze goden creëren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Dit teken in Kapérnaum, en ook dat daarvoor aan de zoon van de koninklijke beambte, die stadhouder was in Kapérnaum, kregen in deze stad bijzonder veel belangstelling, vooral van de kant van de Romeinen en Grieken, die in de stad aanwezig waren; maar onder de Joden en de in deze stad vanuit Jeruzalem gestationeerde, en in feite blijvend aangestelde priesters en schriftgeleerden wekte het alleen maar ergernis, nijd en woede!
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik hield daarna het gezelschap bezig met allerlei gelijkenissen, waarin het menselijke leven in zijn zwakheid, en de uit deze zwakheden maar al te vaak voortkomende verworpenheid, op een heel duidelijk begrijpbare manier voorgesteld werd. Zo gaf Ik hen ook kernpunten voor het juiste opvoeden van kinderen en liet hen zien, hoe een slechte opvoeding op den duur alle mogelijke kwalen, zowel geestelijk als lichamelijk, ten gevolge moet hebben.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Goede moeder Maria, een nog steeds zeer lief, vlijtig en deugdzaam vrouwtje, waarvan beslist geen mens iets verkeerds kan vertellen, is weliswaar als jong meisje, als we tenminste goed ingelicht zijn, in de tempel opgevoed; maar deze opvoeding kennen wij en we weten maar al te goed hoeveel wijsheid daar speciaal voor meisjes bij te pas komt. En daarom kan hij van zijn moeder ook maar erg weinig wijsheid meegekregen hebben! En in de een of andere school was hij, zover wij weten, ook niet!'
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Bij zo'n gelegenheid ontbraken natuurlijk nooit de Farizeeën, die Mij vanuit Kapérnaum overal heen volgden. omdat deze Mij weer opgewekt en vrolijk zagen eten en drinken, en zagen hoe Ik ook aan tafel de berouwvolle tollenaars - die, volgens de Joden, verstokte zondaars zijn - in alle vriendschap de handen reikte en hen zelfs Mijn beste vrienden noemde, had Ik het weer gedaan bij de Farizeeën en andere aartsjoden.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Het grote verschil tussen ieder mens en iedere geest ligt daarin, dat een geest, zoals nu deze drie engelen hier, van meet af aan een wijs gebruik heeft gemaakt van zijn vrijheid binnen Mijn ordening en nooit daartegen heeft gezondigd. Een groot deel van de voor jouw, begrippen talloos vele geesten heeft de vrijheid van haar wil echter misbruikt en is daarom ondergedompeld in het gericht; en uit zulke geesten, die tesamen eigenlijk deze hele aarde en alle talloze andere werelden, zoals zon, maan en sterren, vormen, ontstaan volgens de wet waaraan de gehele natuur gehoorzamen moet, zowel de natuurlijke mensen van deze aarde als ook de mensen van alle andere werelden, en wel op de je wel bekende manier van de geboorte met de daaraan voorafgaande verwekking. Zo moeten ze door opvoeding en onderricht mensen worden, en na het afleggen van hun lichaam tot zuivere en vrije geesten worden opgevoed.
Hoofdstuk 165: Waarom moeten de mensen geboren worden. (16.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Hoe moet jullie Messias er dan uitzien? Soms net als jullie? Of moet Hij optreden als een duizendvoudige Simson en met het wapen van Simson zomaar met één slag de mensen bij millioenen doodslaan en dan niet Zichzelf, maar jullie op de heersersstoel zetten, en Zich dan door jullie heel onderdanig laten gebruiken als lastezel, kameel, waakhond, als vechtende leeuw in de woestijn tegen je vijanden, als adelaar, die met zijn scherpe ogen vanuit de hoogte meedeelt, waarvandaan de vijand op je afkomt, zodat je geheelongestoord het geroofde van de hele aarde kunt verbruiken en met de teerste en schoonste meisjes der aarde kunt geilen?! Dat zou pas een Messias voor jullie zijn!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...