Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

12361 resultaten - Pagina 1 van 825

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] (Dat was het waarachtige licht, dat alle mensen verlicht, die op deze wereld komen. Joh. 1:9) Niet de getuige, maar zijn getuigenis en Degene, van Wie hij getuigde, waren de echte bron Die vanaf het begin alle mensen die in deze wereld komen licht en leven heeft gegeven, en hen nog steeds meer leven en licht geeft. Daarom staat in het negende vers, dat Dat het ware en echte licht is en was, Dat alle mensen in het oerbeginsel vorm gaf voor het vrije bestaan, en Dat nu kwam om dat bestaan in alle volheid te verlichten en weer aan Zichzelf gelijk te maken.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Petrus zegt daarop: 'Heer! Voor U verlaat ik mijn leven, dus zeker mijn vrouwen kind! Die zullen ook zonder mij wel in leven blijven, want ik ben een bedelaar en kan hen maar weinig brood geven; onze visserij brengt nauwelijks voldoende op voor een halve mensenmond, laat staan dat je er een familie voldoende mee kunt voeden! Mijn broer Andréas kan dat getuigen. In Bethsaïda zijn wij geboren, maar het levensonderhoud moesten wij hier aan deze woeste, maar toch nog tamelijk visrijke oevers van de Jordaan zoeken, waar wij nu ook door Johannes zijn gedoopt. Onze vader Jona is nog sterk genoeg en onze vrouwen en zusters ook; daarbij nog de zegen van boven en ze komen er wel door!' Ik prijs hen voor dit vertrouwen en we gaan op weg.
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Daarop zei Ik tegen hen: 'Waarom Johannes zo leven moet, begrijpen jullie nu nog niet; want hij moet zo leven omdat anders de Schrift niet vervuld wordt. Hij zal echter weldra in een beter leven komen. Jeruzalem zal hem in de woestijn niet lang meer laten begaan, hij zal van nu af minder worden, opdat een ander toe zal nemen!
Hoofdstuk 10: Kana. De drie stappen tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Maar Jezus vertrouwde hen niet; want Hij kende ze allemaal. En het was voor Hem niet nodig, dat iemand over een mens getuigde; want Hij wist heel goed, wat in de mens was. Joh. 2:24-25) Ik zag echter dat hij het niet meende en dat zijn wens om Mijn verblijfplaats te weten te komen, niet oprecht bedoeld was, daarom zei Ik tegen hem, zoals ook later tegen nog menige onoprechte vrager, het volgende aforisme: 'De vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen; maar de Zoon des mensen heeft zelfs geen steen waarop Hij Zijn hoofd neer kan leggen, en hier in deze stad al helemaal niet. Ga echter heen en maak uw hart zuiver en rein; kom dan terug met oprechte, maar niet met verraderlijke plannen, en zie dan eens hoe u aan Mijn zijde leven kunt.'
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wat U echter met de verhoging van de Mensenzoon bedoelt, die zou lijken op die van de toenmalige slang van Mozes in de woestijn, en hoe en waarom allen het eeuwige leven zullen hebben, die in deze op de manier van de slang verhoogde Mensenzoon geloven, dat zweemt al naar het parabolische, ofwel naar iets dat op zichzelf pure onzin is! Wie is deze Mensenzoon? -Waar is Hij nu? -Wat doet Hij? -Komt Hij ook net als Henoch en Elia uit de hemel? -Moet Hij nog geboren worden? Wat moeten de mensen, die Hem zeker net zo min als ik ooit gezien hebben, van deze Mensenzoon geloven? -Hoe kan Hij op de aarde komen, als Hij voortdurend in de hemel is? -Waar zal Hij verhoogd worden en wanneer? -Wordt Hij daardoor een van de onoverwinnelijkste en machtigste koningen van de Joden?
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Want het rijk van de Messias zal geen rijk van deze wereld zijn, maar een rijk van de geest en de waarheid in het eeuwige rijk van Mijn Vader, en daar zal nooit of te nimmer een eind aan komen! Wie in dit rijk opgenomen wordt, die heeft het eeuwige leven en dit leven zal een zaligheid zijn, die nog nooit iemand heeft gezien, waar nog nooit iemand van gehoord heeft en die nog nooit door iemand in zijn hart is gevoeld!'
Hoofdstuk 36: De Heer trouwt Joram en Irhaël. De eerste van twee volle dagen in Sichar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Heeft u Hem al ooit eens moeten helpen om de grote zon over de wijde horizon omhoog te heffen en haar hemelse licht over de hele aarde te verspreiden? Of heeft u ooit de boeien gezien, of soms gesmeed, waarmee de Heer de winden in toom houdt, of heeft u wel eens gezien hoe hij de bliksem en de geweldige donder en de zee in haar diepten vasthoudt? Wie kan zeggen, dat hij de Heer ergens bij heeft geholpen?! Maar als dat zo is, wie kan dan, als de Heer tot hem zegt dat hij Hem volgen moet, nog denken aan zijn vrouw, zijn kinderen, zijn bezit. En wie kan dan niet onvoorwaardelijk Hem volgen, de Heer van al het leven van alle hemelen en alle werelden, van Wie wij al zo lang hebben gehoopt dat Hij komen zou, en Die nu is gekomen, precies zoals alle profeten en aartsvaders het hebben voorspeld?!'
Hoofdstuk 45: Niet iedereen kan de Heer lichamelijk volgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als U er echter prijs op stelt, o Heer, dan zou ik U willen vragen ook langs mijn huis te gaan, waar ik U dan mijn vrouwvolk voor kan stellen. Maar ze hierheen laten komen komt niet zo goed uit, want ziet U, ik heb weliswaar overal voldoende van en ik kan met mijn familie hier redelijk leven, maar onze kleding is wat armelijk. Voor in huis en voor de huiselijke bezigheden is het voldoende, maar om in een gezelschap, zoals dit hier te verschijnen, zien ze er als familie van de opperpriester veel te armelijk uit! En daarom is het in ieder opzicht beter, denk ik, als ze netjes thuis blijven, waar ze niet bloot staan aan de bespotting van de wereld en geen voedsel vinden voor hun aangeboren ijdelheid. En het is voor hen ook goed om zo min mogelijk met de wereld in aanraking te komen, want de wereld is en blijft altijd slecht!'
Hoofdstuk 52: De belastering van de dochters van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De koopman zegt: 'Ik heb tot nog toe gedacht, dat het edelknapen van de keizer en zonen van patriciërs uit Rome waren, hoewel het vanwege hun zachte en blanke huid misschien eerder meisjes uit Achter KleinAzië konden zijn. Want echt, ik heb al veel van dat schoons gezien, omdat ik vroeger daarin handel gedreven heb op Egypte en Europa, voornamelijk op Sicilië, ten behoeve van de grote en aan alle weelde van het leven zeer toegewijde Romeinen; maar zulke onuitsprekelijk heerlijke figuren heb ik daar nog nooit bij gehad! Zeg mij, waar ze vandaan komen en wie het zijn! Uw dochters zien er ook schitterend uit, maar met deze men zou haast zeggen -stralende gestalten, zijn ze echt niet te vergelijken. Als u ze echter beter kent dan ik, zeg mij dan wie ze zijn en waar ze vandaan komen!'
Hoofdstuk 57: Hoe de koopman de Messias verwachtte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] O Heer, bevrijd ons slechts van deze plaag, en geef dat de Joden van Jeruzalem weer met ons samen willen gaan, want ze hebben zich mijlenver van de oude waarheid verwijderd! Bij hen heerst alleen maar zelfzucht, machtshonger en praal; aan God denken ze nooit en van naastenliefde is geen spoor meer te vinden! Garizim verachten ze, maar de tempel van Jehova in Jeruzalem hebben ze veranderd in een wisselkantoor en handelszaak! En zegt men hen, dat ze misdadigers zijn in het heiligdom van God, dan vervloeken ze degene, die ze de waarheid durft te zeggen! Heer, dat moet anders worden, zo kan het niet meer blijven! En als het zo blijft, dan kunnen we weldra een nieuwe zondvloed verwachten! Overal in de wereld niets dan heidenen, en in Jeruzalem en in Judéa leven Joden, priesters, levieten, schriftgeleerden, Farizeeën en wisselaars en handelaars, die allemaal bij elkaar tienmaal erger zijn dan alle heidenen! Kortom, de wereld is nu vele malen erger dan ten tijde van Noach! Als dit kwaad niet wordt verholpen en de Messias geen vlammend zwaard in de hand neemt, komen we zeer waarschijnlijk weer tot het bouwen van een nieuwe ark! Heer, doe dus, waar U mogelijkerwijs toe in staat bent! Ik ben altijd tot Uw hulp bereid!'
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Jonaël zegt: 'Dat je van jouw standpunt uit bekeken helemaal gelijk hebt, kan en zal niemand je bestrijden; maar of zoiets nu al meteen noodzakelijk is, dat is dan weer een heel andere vraag. Het kan zijn dat deze booswichten, omdat ze nu erg geschrokken zijn, tot inkeer zullen komen en berouw zullen hebben over hun boosheid en hun leven zullen beteren; en dan zou het toch niet juist zijn, om ze allemaal uit te wijzen! Want een zonde blijft bij de mens alleen strafbaar zolang hij in de zonde blijft; legt de mens echter de zonde geheel af en voegt hij zich naar de door God ingestelde orde, dan is de mens losgekomen van de zonde en diens straf!
Hoofdstuk 78: Straffen als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar de mensen, die in het geheel niet met Mijn leer in aanraking komen, krijgen aan de andere zijde gidsen, die hen naar deze brug zullen brengen. Als de met Mijn leer onbekende geesten de gidsen volgen, zullen ze ook over de brug tot het ware leven komen; als ze echter hardnekkig bij hun eigen leer blijven, dan zullen ze overeenkomstig hun leer als schepsel slechts naar hun levenswandel geoordeeld worden en nooit het kindschap van God bereiken! -Kijk, zo zit het in elkaar! Denk er over na en zeg Mij, wat je er van denkt, -maar vlug; want weet je, Mijn tijd in deze plaats is bijna verstreken!'
Hoofdstuk 81: De Heer is de brug naar de geestelijke wereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De overste zegt: 'Als die kerels nog tien jaar zo doorgaan, dan zullen er in Judéa niet veel mensen in leven blijven. Het is maar goed dat er in hun hoge raad een gematigd persoon zit, anders was er niet lang nadat U zo dapper de tempel gereinigd heeft van het gespuis, een kolossale herrie ontstaan! Maar een echt rechtschapen man, Nicodémus genaamd, is het gelukt om deze kerels, waarvan er nu al bijna net zoveel zijn als er gras is op de aarde, in toom te houden. Het was bijna om je dood te lachen, hoe buitengewoon slim hij het voor elkaar kreeg hen te doen geloven, dat deze tempelreiniging met opzet door God werd toegelaten om Zijn dienaren daardoor veel geld te verschaffen, ten nadele van de verkopers, wisselaars en duivenverkopers, die behalve hun kleine plaatshuur nooit een offer in de tempelkas deden terwijl ze toch het meeste geld van heel Jeruzalem bezaten! De meesten waren het daar mee eens, en sommigen zeiden zelfs: 'Nu, laat die op het volgende feest maar weer komen met zijn toverkracht; we kunnen hem gebruiken!' Maar degenen, die zelf in de tempel als bijverdienste ook via vertrouwde agenten wisselhandel bedreven hadden, waren het natuurlijk met deze wens helemaal niet eens. Maar desalniettemin sta ik er toch voor in, dat U wegens een eventuele tempelreiniging bij een volgend feest door het gespuis geen haar gekrenkt zal worden; want U heeft hen de laatste keer aan een aanzienlijke som gelds geholpen. Wanneer U daarom bij een zelfde gelegenheid weer eens naar Jeruzalem zoudt gaan, sluip dan maar heel in het geheim naar binnen, anders zult U de tempel van zelf al gereinigd vinden; want deze kooplui, wisselaars en veehandelaren hebben naar alle richtingen spionnen uitgestuurd, die al Uw doen en laten in de gaten moeten houden, net zoals de ons bekende ontzettend slechte tempeldienaars dat doen. Degenen, die ik onderweg gevangen liet nemen, waren voornamelijk dat slag kerels en ik geloof niet dat er ook maar twee eerlijke bij waren!
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vorstelijke persoon zei tegen Hem: 'Heer! Daal af, voor mijn zoon sterft!' Joh 4:49) Nu schreeuwt de vorstelijke persoon het uit: 'O Heer, praat hier niet zo lang met mij arme; U ziet toch dat ik geloof, anders was ik niet tot U gekomen! Ik smeek U, o Heer, kom slechts onder het dak van mijn huis, en mijn zoon zal leven! Als U echter treuzelt, dan zal hij gestorven zijn nog voor U er zijn zult! Begrijp me dan toch, ik heb veel knechten in dienst, en als ik tegen de één of tegen een ander zeg: Doe dat, of doe dit, dan zal hij dat doen. Als ik niet volledig in U geloofde, o Heer, dan had ik één van mijn knechten naar U toegestuurd! Maar omdat ik onvoorwaardelijk in U geloof, daarom kwam ik zelf; want mijn hart zei mij: ' Als ik U maar vind en zie, dan wordt mijn zoon gezond!' Heer, ik geef het toe, dat ik helemaal niet waard ben dat U onder mijn dak zou komen, - maar, als U slechts één woord wilde spreken, dan zou mijn zoon gezond en levend worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Stel dat een paar arme mensen niet meer bezitten dan een eigen gebouwd hutje en voor de winter een spaarzame voedselvoorraad, waarmee ze zelf slechts ternauwernood in leven zullen kunnen blijven totdat de aarde weer vrucht zal gaan geven. En er komen tien mensen naar hen toe, dus naar die twee die zelf nauwelijks ruimte genoeg hebben in hun hut, en deze tien vragen om binnen gelaten te worden, en om onderdak en voedsel. Zeg dan eens, kan welke leer dan ook deze twee opdragen, of zelfs maar adviseren of aanpraten, dat het goed en zegenrijk is om tegemoet te komen aan de wens van de tien aan de deur staande mensen, en zichzelf daardoor geheel en al te gronde te richten?!'
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...