Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 1 van 902

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[10] En toen Ik zag dat hij het ernstig met Mij meende, schreef Ik in duidelijk leesbare vurige letters de volgende woorden in zijn hart: Meduhed, sta op in het aangezicht van Mijn grote barmhartigheid! - Jij bent gered met al diegenen die, door jouw liefdevolle zorg in beweging gezet, je tot hier zijn gevolgd. Maar hier kunnen en mogen jullie niet lang vertoeven, nog minder blijven, - zoals je ziet loopt dit smalle dal in de richting van de morgen en het kleine riviertje stroomt eveneens daarheen, loop jij daarom ook met de schare zeventig dagen lang in die richting voorwaarts en als je dan aan een onoverzienbaar groot water zult komen, rust daar dan zeventig dagen lang uit. En kom dan weer tot Mij in je hart, zoals vandaag, dan zal Ik je de weg wijzen die je over de wateren moet gaan om in een ver, groot land te komen, waar jullie zonder bloedvergieten veilig zullen zijn voor de wreedheid van Lamech, de broedermoordenaar. En indien jullie honger mochten krijgen, eet dan van alle vruchten die je onderweg in grote hoeveelheden aan zult treffen en drink het goede water van de stroom, die tot aan het grote water je wegwijzer zal zijn en gedenken jullie allen zoals vandaag, je grote, boven alle wezens verheven God en gedenk dat Ik een volk op aarde heb, waarvoor Ik een heilige, liefdevolle Vader ben!
Hoofdstuk 31: De landverhuizing onder leiding van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] IK zeg: 'Martinus, wees nu noch naar de ene, noch naar de andere kant te heetgebakerd, dan zal alles goed gaan. Denk aan de lessen, hoe je je hier moet gedragen - namelijk vol liefde en met de grootste ernst, dan zul je steeds dezelfde overwinnaar blijven en een meester wat het vissen betreft in de wateren van de zon. Wees nu weer ernstig, want ze zijn al weer tamelijk dichtbij.'
Hoofdstuk 150: Liefdevolle wijze gedragsregels van de Heer aan Martinus - Wenken over wat er innerlijk bij de drie schoonheden omgaat - Martinus' ergernis en de geruststellende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Daarop zegt Simon, die steeds bij zijn bezigheden over de Messias fantaseerde en van mening was, dat de Messias de armen helpen en de rijken met hun harde harten geheel vernietigen zou: 'Broer, er is geen moment te verliezen; ik laat ogenblikkelijk alles liggen en volg Hem tot aan het einde der wereld, als Hij dat wil. Breng me daarom direct naar Hem toe, want ik voel een geweldig innerlijk verlangen en ik moet Hem vandaag nog zien en spreken. De nacht is helder en het is niet ver naar Zijn hut, dus laten we dadelijk maar op weg gaan! -Wie zal zeggen of we Hem morgen nog aantreffen?!'
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en duiven, en de wisselaars. Joh. 2:14) Bij Mijn aankomst in Jeruzalem was de situatie zo, dat het gewone volk nauwelijks meer in de tempel durfde te gaan vanwege al het vee en de veeverkopers, omdat vaak een van de ossen wild werd, waarbij zowel de mensen, als de aan God gewijde zaken, vertrapt werden. Ook was het voor de meesten daar niet uit te houden van de stank en het lawaai, en men raakte er niet zelden alle noodzakelijke bezittingen kwijt. Deze schandalige gebeurtenissen begonnen Mij tenslotte erg te hinderen en Petrus en Nathánaël zeiden tegen Mij: 'Heer, heeft U dan geen bliksem en donder meer?! Kijk toch eens! Deze beklagenswaardige mensen staan te huilen voor de tempel; ze komen van ver om God de eer te geven en kunnen door al die ossen en schapen, waarmee de tempel volgepropt zit, zelfs niet binnenkomen, en veel van degenen, die met moeite en gevaar in en ook weer uit de tempel kwamen, klagen dat ze daar van alles beroofd en van de stank bijna gestikt zijn! - Ach, dat is toch wel te erg en te slecht! -Aan zo'n schandaal moet tot elke prijs een eind gemaakt worden; want het is daar nog veel erger dan in Sodom en Gomorra!'
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] De toorn over Mijn huis zal Mij wel vernietigen, maar nu nog lang niet! Hier zullen hooguit een paar ter plaatse zijnde Joden vragen', wie Ik ben en wie Mij daar goedkeuring voor heeft gegeven en zij zullen een officieel teken aan Mij vragen. Ik weet echter al dat het zo moet gaan, en dat zal voor ons geen gevaar opleveren. Kijk maar bij het voorhangsel, daar staan er al een paar die onder dit voorwendsel hun eigen nieuwsgierigheid willen bevredigen; zij zullen dan ook meteen een goed antwoord krijgen!'
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] ('En niemand vaart op naar de hemel, dan Hij die uit n de hemel is neergedaald, namelijk de Zoon des mensen, die in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang had verhoogd, zo moet ook de Mensenzoon verhoogd worden, opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben!' Joh. 3:13-15) 'Zie, niemand stijgt naar de hemel dan alleen Degene, Die uit de hemel is afgedaald, namelijk de Zoon des mensen, die altijd in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat allen die in Hem geloven niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben! Zeg eens, kunt u dat begrijpen?'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Nicodémus zegt: ' Ach, ach, beste Meester, dat zal moeilijk gaan! Want ik heb iedere dag zaken die direct afgehandeld moeten worden, en daar kan ik niet gemakkelijk onderuit! Denk U eens in dat er in de stad en naaste omgeving met de vreemden erbij geteld, meer dan achthonderdduizend mensen leven, waarvoor ik als overste heel veel te doen heb; daarnaast wachten er nog dagelijkse tempelzaken, die ik beslist af moet handelen. Als de genade mij daarom niet hier in Jeruzalem ten deel kan vallen, dan zal ik daar tot mijn spijt van af moeten zien! Kijk, op z'n allerminst zou ik voor deze onderneming drie volle dagen nodig hebben en dat zou dan voor mijn werk net zoveel achterstand opleveren als drie jaar bij iemand anders.
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik, Johannes, heb dit nu tegen jullie gezegd en ik heb daarmee een ten volle geldig getuigenis gegeven. Ik heb jullie met mijn eigen handen gereinigd van het vuil der aarde; neem Zijn woord aan opdat de doop van Zijn geest je ook ten deel valt, want anders is al mijn moeite voor jullie nutteloos en waardeloos! Ik zou zelf ook naar Hem toe willen gaan! Maar Hij wil het niet en openbaart mij in mijn geest, dat ik moet blijven, omdat ik datgene al in de geest ontvangen heb, wat jullie nog niet hebben.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Toen liet de vrouw de kruik staan en liep snel naar de stad en zegt tegen de mensen: ' Joh, 4:28)] Met vreugdetranen in de ogen laat de vrouw de kruik achter en gaat van de bron snel naar de stad, ze kijkt onder het gaan nog vele malen groetend naar, Mij om, want ze heeft Mij zeer lief. De vrouw komt bijna bulten adem in de stad en ontmoet daar een groep mannen, die, zoals op de sabbat gebruikelijk, in een schaduwrijke straat voor hun genoegen heen en weer wandelen. De mannen, die de vrouw wel kenden, vroegen haar schertsend: 'Nou nou, waarom zo'n haast? Waar is de brand?' De vrouw kijkt hen welwillend ernstig aan en zegt: 'U moet niet schertsen, beste heren, want onze tijd is ernstiger dan u kunt vermoeden!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Zeggen jullie zelf niet: 'Nog vier maanden, dan komt de oogst?' Zie Ik zeg jullie: 'Slaat de ogen op en aanschouwt het veld; het is nu reeds wit om te oogsten!' Joh. 4:35) 'Velen van jullie hebben akkers thuis, en zelf zeg je: 'Nog vier maanden en de oogsttijd begint en wij zullen naar huis moeten gaan en oogsten!. Ik zeg je echter: Doe je ogen beter open! Nu al zijn alle velden wit om te oogsten. Maar Ik bedoel niet deze natuurlijke velden, maar het grote veld, dat bestaat uit de gehele wereld, waarop de mensen als gerijpte tarwe staan, dat voor de schuren van God geoogst moet worden!.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Gaan jullie nu echter naar bed! Maar zolang Ik in dit huis verblijf, moet je elkaar terwille van de kuisheid niet aanraken. Gedurende deze tijd behoef je je geen zorgen te maken over de tafel en de kelder, want zolang Ik hier in dit huis verblijf, zullen tafel en kelder net als vandaag van bovenaf verzorgd worden. Zeg echter niet voortijdig tegen iemand dat dit gebeurt, want de mensen zouden dit niet begrijpen. Als Ik weg ben, dan kan je het nog altijd aan diegenen zeggen, die het begrijpen kunnen. En ga nu naar bed, Ik zal hier nu alleen waken! Want de Heer mag niet slapen noch rusten, want de slaap en de totale rust zou de dood en het verderf van de wezens zijn! AI zou dan ook de hele wereld slapen, dan waakt toch de Heer en bewaart alle wezens.'
Hoofdstuk 36: De Heer trouwt Joram en Irhaël. De eerste van twee volle dagen in Sichar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Matthéus zegt: 'Ik heb voor twee dagen voldoende; moet ik meer hebben dan zal ik het direct gaan halen.'
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] 'Nu dan', zeg Ik daarop, 'omdat u het begrepen heeft, laat ons dan nu de ochtendmaaltijd gebruiken! Na de maaltijd moet u nog wel noteren, dat Ik gisternacht Irhaël en dokter Joram in de echt verbonden en gezegend heb, en dat van nu af aan verder niemand zich meer aan hen moet ergeren! Maar gaan jullie nu zitten voor de ochtendmaaltijd! Het zij zo!'
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Maak je nu echter allemaal gereed, want Ik vertrek dadelijk voor het tochtje de berg op. Wie met Mij mee wil gaan, moet zich nu gereed maken; en Matthéus, ga je schrijfgereedschap halen! Kom gauw terug, want je ziet dat Ik al klaar sta om weg te gaan!'
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Wie kan zijn vijanden liefhebben, wie kan diegene goed doen, die hem kwaad doet en wie kan diegenen zegenen, die hem haten en slechts kwaad over hem spreken?! En als iemand iets van mij lenen wil, moet ik mij dan niet van hem afwenden en mijn oor en hart afsluiten voor zijn vraag, als ik heel goed zie dat de lener het geleende nooit terug zal kunnen geven?! Ah, dat is toch te dom! Als de luien en werkschuwen dat ontdekken, zullen ze dan niet direct naar de vermogenden gaan en net zo lang bij hen lenen tot deze niets meer hebben?! Als deze dan op die manier alles aan de niets teruggevende armen geleend hebben, en er gaat niets gemakkelijker dan dat, dan hebben ze tenslotte zelf niets meer. Dan vraagt men zich af, wie dan in de toekomst nog zal werken en van wie de armen dan nog iets kunnen lenen!
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...