Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 1 van 50

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] IK zeg: "Dat is ook niet zo belangrijk. Of je het weet of ook niet weet zal je leven niet armer of rijker maken. Maar je mag toch wel weten dat daar geen mensenhanden aan te pas zijn gekomen; de natuurlijke elementen vormden dit alles als bij toeval. De bergen nemen steeds vochtigheid uit de lucht op; daarbij komen de herhaaldelijke regens, de sneeuwen de nevels, die vaak de bovenste toppen van de bergen omhullen. Het op de bergen neergeslagen vocht sijpelt voor het grootste gedeelte door de aarde en het gesteente van de bergen, en waar het boven een inwendige holle ruimte komt, verzamelt het zich in druppels, die bijna voor de helft uit opgeloste kalk bestaan. Die druppels vallen naar beneden. Het zuivere water daaruit sijpelt dan nog dieper naar beneden, of het verdampt in zo'n ruimte. Maar de slijmerige kalkmassa wordt harder en harder, en door de regelmatige toename ontstaan er uiteindelijk allerlei vormen, die meer of minder nu eens op het ene, dan weer op het andere aardse maaksel lijken. En zo ontstonden al die scheppingen in deze grot op een geheel natuurlijke manier, hoewel daarnaast wel is aan te nemen dat satans dienaren belangrijk bijgedragen hebben aan de betere vormgeving van allerlei op mensen lijkende vormen, teneinde de zwakke mensen een rad voor ogen te draaien.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Maak je daarom een precies tegenovergestelde voorstelling van de eeuwig oneindig grote ruimte; stel je voor dat daarin niet één enkel puntje levenloos en zonder intelligentie is, en dat zelfs datgene wat in jullie ogen dood en volkomen levenloos lijkt te zijn, niet dood en levenloos is, maar door Gods almachtige wil gericht is, zoals jullie dat zelfheel goed kunnen waarnemen bij een hemellichaam of de levenloos lijkende bestanddelen daarvan!
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarop zei Nojed: 'Grote en werkelijk meer dan wijze vriend! Je hebt levende en lichtend ware woorden gesproken, en ik kan daar niets tegen in brengen. Maar één ding blijft daarnaast ook nog waar, en dat is het volgende: de mens kan het via de weg van absolute zelfverloochening wel zover brengen dat hij op God gaat lijken en zodoende ook machtig wordt, zoals dat met name bij de grote profeten overduidelijk is gebleken; maar toch is en blijft de mens in een bepaald opzicht slechts een in de tijd ontstane en dus met al zijn op God lijkende volmaaktheid onderdanige en beperkte, heel kleine God, terwijl Jehova eeuwig, dus zonder begin, oneindig in tijd en ruimte en derhalve door niets beperkt is. En dit meer dan eindeloos grote verschil tussen de ene en eeuwig enig ware God en de in de tijd ontstane menselijke God zal eeuwig nooit weggevaagd kunnen worden.'
Hoofdstuk 24: De bedenkingen van Nojed over de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Mijn eigen hart was ook mijn rechter en had in zijn onreinheid rust noch hoop, maar slechts het mij zeker lijkende vooruitzicht op de eeuwige dood. Maar toen hielp de Heer mij uit mijn grootste nood, die mijn eeuwige dood zou zijn geworden. Mijn hart werd daarop gezuiverd door mijn sterke liefde tot Hem en kreeg ruimte om Zijn genade in zich op te nemen. Ik werd daardoor echter steeds zaliger! Dat zal zich ook allemaal aan jou voltrekken! En als je net als ik deze beproevingen ongetwijfeld goed zult doorstaan, zul je je ook al spoedig in de zaligste toestand bevinden. Verman je nu echter en spoed je samen met mij naar Hem, de enige die allen kan helpen!'
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Daardoor wordt het ook begrijpelijk waartoe het vele licht dient, dat van de zon uitstroomt in de wijde, leeg lijkende ruimte. Deze eerste diertjes zijn kogelvormig, hun oppervlakte is zeer glad en hun voeding is de essentie van het licht. Hun levensduur is een triljoenste deel van een seconde*
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[2] Door een positieve dwang van de onwrikbare wil van de bron van alle macht werden de eerste scheppingsideeën in een afgezonderd, op zelfstandigheid lijkend bestaan gesitueerd; de afscheiding en het vormen van het door ruimte en tijd beperkte bestaan werden vervolgens aan onveranderlijke wetten ondergeschikt gemaakt.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] ('Want Wie God gezonden heeft, Die spreekt Gods woord. God geeft echter Zijn geest niet volgens de maat.' Joh. 3:34 ) 'Zo is het nu ook met Hem, Die van God gekomen is om van God te getuigen en het zuivere woord van God te spreken. Hijzelf is de onmeetbare zee. Als Hij aan iemand Zijn geest geeft, dan geeft Hij deze niet volgens de oneindige maat, die alleen maar in Gods eindeloze volheid bestaan kan, maar naar de maat die in de mens is. Maar als de mens de geest behouden wil, mag zijn eigen ruimte niet beschadigd en onafgesloten zijn; maar deze ruimte moet dicht en goed afgesloten zijn!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Zeg dat wel, en daar voeg Ik nog aan toe: Mijn juk is zacht en Mijn last is licht! Maar de mensen hebben tot op heden zware lasten te dragen gehad en konden daarmee niets bereiken; het is maar de vraag, welke vorm hun geloof zal aannemen, als zij het aangeleerde, zwaar drukkende, oude geloof moeten omruilen tegen een ongewoon licht nieuw geloof. Zullen zij tenslotte niet zeggen: 'Grote moeite en zwaar werk brachten ons niets op, wat zal dan deze, daarbij op kinderspel lijkende moeite, ons kunnen opbrengen?'
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Zoals al eerder werd aangeduid, bevonden we ons niet precies op het hoogste deel van de berg, maar vanwege de grotere en aangenamere ruimte meer beneden op de eerste hellingen, omdat veel volk uit de stad Mij gevolgd was, en ook omdat daaronder veeloude en al zeer zwakke mensen waren, die bij de aanmerkelijke hitte van de dag de top van de berg nauwelijks zouden hebben bereikt. Maar ondanks dat waren we toch tamelijk hoog en de stoet bewoog zich vrij langzaam, omdat veel slecht ziende mensen door de schemering het pad niet zo goed zagen.
Hoofdstuk 46: Terug naar Sichar. De genezing van de melaatse. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Stel, dat een paar van uw ondergeschikten zich niet aan uw voorschriften hebben gehouden, en dat ze daarvoor gestraft moeten worden. Op de voorgeschreven manier onderzoekt u wat ze hebben gedaan en u probeert ze tevens door allerlei slimme vraagjes te laten bekennen; maar ze gebruiken hun verstand en zien kans alles te weerleggen, wat u met Uw verstand zo slim en verstandig weet te vragen. Op die manier maakt de ene leugen steeds weer ruimte voor de andere, en het eind van het liedje is, dat u hen veroordelen moet, zonder dat ze bekend hebben, waarbij u moet afgaan op de verklaringen van getuigen, die hen vaak vijandig gezind zijn en die óók geen waarheid spreken. Bij zo'n rechtspraak kunt u gevoeglijk aannemen, dat misschien in één van de tien gevallen een rechtvaardig oordeel uitgesproken wordt en dat de onschuldige hetzelfde lot ondergaat als de schuldige!
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Om de evangeliën van Johannes en Matthéus beter te kunnen begrijpen is het nodig het bovenstaande te weten; want beide zijn onder Mijn persoonlijke leiding geschreven, en Ik wil dat men door deze kennis in staat is om de beide uiterlijk zeer verschillend lijkende berichten als één geheel en als aanvulling op elkaar te zien, omdat het zo vaak voorkomt dat zelfs goede kenners van de Schrift de wonderen, die overeenstemming vertonen bij Matthéus en Johannes, als dezelfde beschouwen, en zich daarna af gaan vragen: 'Hoe is het toch mogelijk dat Matthéus dit zegt en Johannes dat, terwijl het onderwerp toch beslist hetzelfde lijkt te zijn?!'
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Toen wij voor het huis kwamen, vroegen enige Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem, of Ik hier geen wonderen en tekenen zou doen. Maar Ik zei hen heel ernstig en beslist: 'Neen, door uw ongeloof is dat hier niet mogelijk!' Na dit besliste neen begon men zich te verspreiden, en een paar mompelden en fluisterden elkaar in het oor: 'Hij is bang voor de heren uit Jeruzalem en durft niet.' Anderen zeiden: 'Hij heeft zijn tovermiddelen zeker niet bij zich.' Weer anderen zeiden: 'Hij doet hier niets vanwege zijn landslieden; want hij zal wel weten, dat hij bij hen niet erg hoog aangeschreven staat!' Onder zulke en gelijksoortige opmerkingen verstrooiden ze zich, en binnen enkele ogenblikken was er geen mens meer bij het huis van Maria, de moeder van Mijn lichaam, en we hadden meteen ruimte genoeg om naar de stad te wandelen.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Door al die drukte aangelokt komen er echter ook een aantal Farizeeën en schriftgeleerden, deels uit Jeruzalem maar op dit ogenblik in Kapérnaum verblijf houdend, en deels ook uit Nazareth en uit de omgeving, tesamen met de priesters en schriftgeleerden uit Kapérnaum, speciaal voor Mij naar dit huis. Ze hebben van Jaïrus gehoord hoe Ik zijn dochtertje, waarvan boven alle twijfel verheven vast stond dat ze dood was, weer levend gemaakt heb. Het volk maakt ruimte voor hen, zodat ze bij Mij in het huis kunnen komen.
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes, de evangelist, zegt: 'Vrienden, ik weet precies hoe het zit, en ben er geheel mee op de hoogte, maar het ogenblik is nog lang niet gekomen om jullie dat te vertellen. Er komt beslist een moment, waarop u het van Hem Zelf zult horen! Tot zo lang moeten Zijn daden en Zijn wijsheid voldoende voor u zijn'. De Farizeeën en schriftgeleerden drongen er wel bij Johannes op aan, dat hij hen toch. tenminste een paar aanwijzingen zou geven, maar Johannes liet zich niet overhalen. Toen gingen er verscheidene tolbeambten en de opzieners naar hun werk, omdat ze klaar waren met het middagmaal en er kwam ruimte aan de grote tafel.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Neem nou dit huis eens; het is een gastvrij huis en het heeft, in het licht van de goede zaak der broedergeest bezien, zijn weerga nog niet gevonden; maar kunt U nu van de gastheer redelijkerwijs verwachten, dat hij steeds klaar moet staan om alle mensen, die toch zonder meer onze broeders zijn, op te nemen en te verzorgen?! Ook al zou hij dat nog zo graag willen en ook al zou hij zich daartoe nog zo gedrongen voelen, dan zullen de middelen, zoals ruimte, voedsel en noem maar op, hem daartoe toch ontbreken.
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...