Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 1 van 2415

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[19] Daarom mag de Heer zich nog niet toevertrouwen aan zo'n met geweld gereinigd mens, want Hij alleen weet wat nodig is voor een volledige vernieuwing van de innerlijke mens. Daarom gaat de reiniger weer uit de tempel en komt alleen maar, alsof het toevallig gebeurt, van buiten af naar het innerlijk van de mens. Hij gaat niet in op de eisen van de mens, dat Hij bij en in hem zou moeten blijven en hem zou moeten ondersteunen in de traagheid, integendeel, de mens moet geheel zelfstandig worden en daardoor een volmaakt mens worden, zoals dat in het derde hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes wat van meer dichtbij getoond wordt.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Nicodémus zegt: ' Ach, ach, beste Meester, dat zal moeilijk gaan! Want ik heb iedere dag zaken die direct afgehandeld moeten worden, en daar kan ik niet gemakkelijk onderuit! Denk U eens in dat er in de stad en naaste omgeving met de vreemden erbij geteld, meer dan achthonderdduizend mensen leven, waarvoor ik als overste heel veel te doen heb; daarnaast wachten er nog dagelijkse tempelzaken, die ik beslist af moet handelen. Als de genade mij daarom niet hier in Jeruzalem ten deel kan vallen, dan zal ik daar tot mijn spijt van af moeten zien! Kijk, op z'n allerminst zou ik voor deze onderneming drie volle dagen nodig hebben en dat zou dan voor mijn werk net zoveel achterstand opleveren als drie jaar bij iemand anders.
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik antwoord hen echter: 'Ik nodig u niet uit en dwing niemand; wie van u uit vrije wil tot Mij wil komen, zal geen gesloten deur vinden, maar kan zonder meer bij Mij komen. Wie dus komen wil, die kome, wie echter thuis wil blijven, die blijve thuis, want Ik dwing en veroordeel niemand!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar Ik zeg tegen haar: 'Vrouw! Dit is nog niet het moment om dat aan de mensen bekend te maken, houd het dus voorlopig voor jezelf! Zorg er echter nu voor, dat al die mensen, die uit Judéa met Mij meekwamen, over de slaapvertrekken verdeeld worden; jij en de dokter en Mijn leerlingen, waarvan er nu tien zijn, blijven hier! De vrouw, die naast Mij zat en de moeder van Mijn lichaam is, geef je het schoonste bed, zodat ze prettig kan rusten; want zie je, ze is niet zo jong meer en heeft vandaag een lange weg afgelegd en heeft een goede rust nodig om weer aan te sterken!'
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wij allen zijn uitermate blij, zoals een bruid is wanneer haar bruidegom komt en haar begroet en voor het eerst zijn hart en zijn hand aanbiedt! Want waarlijk Heer, Jeruzalem, de uitverkoren stad van de grote koning, is het verkeerde pad opgegaan en deugt nergens meer voor en is U niet waard! Wij vinden ons zelf ook wel niet zoveel waard want wat heeft men nodig om waarde voor God te verkrijgen?! -maar het is wel zeker, dat als de Heer nu alleen tussen twee slechten te kiezen heeft, Hij ons, als duidelijk de minst slechte, kiezen zal! En dat zien wij nu wonderbaarlijk in vervulling gaan! U bent het waarop wij al zo lang wachtten, daarom hosianna aan U, Die in de naam des Heren tot ons komt!'
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nathánaël zegt: 'U vergist zich! De Heer sprak ook van de rechtervoet; alleen gaf Hij de schrijvers een aanwijzing, dat over de voet er uit te laten, want als u begonnen bent om uw innerlijke blik naar de hemel te richten, en uw wil tot liefde, die overeenkomt met de linkerhand, zijnde de hand van het hart, volgens de wil van God te activeren, nadat u de rechterarm of de rechterhand, waaronder de puur wereldlijke bezigheden verstaan worden, verwijderd hebt, dan is het niet meer nodig ook de rechtervoet nog af te schaffen. Want als het eenmaal zo ver is, dat het oog het juiste licht ziet en de hand, of liever gezegd de wil, zich bezig houdt met het juiste doen, dan is de voortgang in het gebied van het eeuwige leven er al vanzelf, of wel, dan is de rechtervoet, die de voortgang in de wereld aangeeft, al vanzelf verwijderd en men behoeft dan daarvoor geen extra moeite te doen.
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De opperpriester zegt vol wroeging over deze waarheid: O wat een heilige pure waarheid komt er uit Uw mond! Ja, nu is mij alles duidelijk! Nu pas hebt U, o Heer, de drievoudige doek van Mozes geheel van mijn ogen weggenomen! Nu, o Heer, zijn er geen tekenen meer nodig, want hier is Uw heilige ware woord alleen voldoende! En ik verklaar nu uit volle overtuiging, dat van nu af aan, al degenen, die U geloven vanwege de tekenen en niet vanwege het ware woord, geen echt levend geloof hebben en slechts trage en machinale uitvoerders van Uw leer en Uw heilige wil zullen zijn. Bij ons zal het echter anders zijn! Niet de tekenen, die wij tijdens Uw aanwezigheid ontvingen, maar alleen Uw heilige ware woord zal in onze harten de bron zijn voor het echte levende geloof en de totale liefde voor U en uit U, en, terwille van U, zal het ook de bron zijn voor de juiste hoeveelheid liefde voor alle mensen. En verder geschiede alleen Uw heilige wil, die U, o Heer, ons nu zo overduidelijk en voor eeuwig waar hebt meegedeeld!'
Hoofdstuk 50: Voor de naastenliefde kent geen rustdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De koopman zegt: 'U bent bijzonder wijs en kunt best in alles gelijk hebben, maar over dat geldlenen ben ik het niet helemaal eens. Want als men veel geld verkregen heeft en het graag gebruikt, dan kan men het toch beter tegen een matige rente uitlenen, dan dat men het begraaft opdat de dieven het niet kunnen stelen als ze 's nachts kwamen en alle kasten en kisten openbraken. Daarnaast kan men van zijn overvloed toch altijd aan de armen geven wat ze nodig hebben; want als ik in één keer alles weggeef en het vermogen niet goed beheer, dan zal ik weldra niets meer hebben en ik zal niet in staat zijn om de vele armen nog iets te geven. ,
Hoofdstuk 58: Het vlees heeft een aards einde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kijk, dat is het werk dat de Messias moet volbrengen en niets anders! En je hoeft jouw strijders uit Achter-Azië niet te roepen, want Ik zal ze nooit nodig hebben. Maar veel geestelijke arbeiders zal Ik nodig hebben voor Mijn rijk, en Ik zal ze Zelf daarvoor klaarmaken. Hier aan deze tafel zitten er al een paar, maar er worden er nog meer in alle liefde en waarheid klaargemaakt.
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Goed, als u dan overal verstand van hebt, waarom hebt u dan tekenen nodig? Wanneer u zo wijs bent dat u denkt net als God overal verstand van te hebben, dan moet u zonder meer toch vast kunnen stellen, of Ik de waarheid verkondig of niet! Waar hebt u dan die tekenen voor nodig?! In bijna drie en een halve dag zijn hier een groot aantal zeer bijzondere tekenen gedaan, waar honderden betrouwbare getuigen voor instaan dat ze echt waren; als dat voor u niet voldoende is, dan zullen uw boosaardige harten de nieuwe tekenen ook beneden de maat vinden! Wees daarom zo verstandig om zelf hier vandaan te gaan, anders zult u met geweld verwijderd worden!'
Hoofdstuk 77: De Heer weet de juiste maat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Ik geloof dat dat niet nodig is! Wie bij Mij is en blijft, die IS zonder meer in zijn echte woonplaats, en wie zich deze enige en echte woonplaats niet verwerft, die zal voortdurend in het woeste en vreemde ronddwalen als opgeschrikt wild, dat in de woestijn voedsel en een woonplaats zoekt, maar zowel het ene als het andere niet vindt en tenslotte van honger, dorst en kou versmacht en uiteindelijk een prooi wordt van de verscheurende dieren, die in de lege woestijn wonen!
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Matthéus kwam op de dag, volgende op die waarop Ik de zoon van de vorstelijke persoon uit Kapérnaum in Kana genezen had, gereed met het schrijven van zijn verzen. Toen hij het Mij liet lezen, prees Ik hem, want het was beknopt en beschreef alles heel goed. Nadat hij echter zijn schrijfmateriaal ingepakt had, kwam hij weer bij Mij terug om te vragen hoeveel schrijfmateriaal hij in Kapérnaum nodig zou hebben; want voorlopig had hij maar vier vellen niet mee ingepakt ten behoeve van het gebruik in Kapérnaum. Maar als Ik dacht dat hij misschien meer vellen nodig zou hebben, dan kon hij die hier beter uit het pak halen, dan in Kapérnaum!
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: 'Ik zeg je: Ja, als men het goed gebruikte, dan zou het net zo goed zijn als al het andere op aarde, dat men ook goed en slecht gebruiken kan! Maar het grote verschil ligt hierin: Als je een stad ingaat, dan moet je allerlei zaken op je schouders meedragen, hetzij gereedschappen of etenswaren, en daarvoor krijg je iets anders terug wat je nodig hebt, of ook wel een toebereide maaltijd. Het is wel wat omslachtig en beslist niet erg gemakkelijk -maar het is ook ongeschikt om daarmee tot zondigen verleid te worden! Want als je met koopwaar en pakken komt of je trekt een kar vol gereedschappen, en je gaat daarmee naar een hoer en je wilt met haar voor een paar potten of schotels zondigen, dan zal ze je bespotten en uitlachen, en je bent gevrijwaard van de zonde. Kom je echter bij haar met goud en zilverstukken, dan zal ze je niet bespotten en uitlachen, maar je meenemen in haar slaapkamer en ze zal je met allerlei dingen prikkelen om te zondigen, om je daardoor des te meer goud en zilver te ontfutselen! Daarom is het geld wel gemakkelijk maar ook buitengewoon verlokkend en gemakkelijk om te zondigen!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg: 'Waarom noemt u Mij goed?! Weet u dan niet, dat er buiten God niemand goed is?!' De Farizeeër zegt: 'Ik smeek u, wees toch niet zo streng tegen mij; want ik heb uw beproefde hulp nodig!' Ik zeg: 'Ga weg en houd Mij niet op; want Ik wil vanmiddag naar beneden aan het meer en daar op de visvangst gaan. Daar kunt u Mij vinden!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Judas zegt: ' Ja,ja, je kunt misschien ook wel gelijk hebben, en ik zal er alles aan doen, om tot de kern van jullie leer door te dringen; maar als jullie leer op de basis van humaniteit is gebouwd, en je daarom iedereen zachtmoedig en met geduld benadert, dan meen ik toch, dat jullie mij niet maar steeds met allerlei stekelige opmerkingen behoeven af te wijzen! Want wat is een leer zonder leerlingen? Een geluid zonder betekenis, waar niemand op let! Iedere leer heeft daarom net zo goed leerlingen nodig, als dat de leerlingen een goede leer nodig hebben; en daarmee wil ik maar zeggen, dat iedere leerling voor een leer net zo belangrijk is als de reinste en beste leer op zichzelf! En op die manier ben ik van mening dat het voor jullie helemaal geen kwaad zou kunnen, als je met mij als jullie medeleerling een beetje meer geduld zoudt hebben!
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...