Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1 van 1088

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] (En Johannes getuigde en zei vervolgens: 'Ik zag dat de geest van God neerdaalde uit de hemel, zo zacht als een duif die naar beneden zweeft, en deze Geest bleef boven hem' Joh. 1:32) Johannes getuigt hier, dat ook hij Mij voor het eerst in levende lijve voor zich ziet, en dat Mijn geest in hem dat aan hem heeft geopenbaard. De onderzoekers bekeken deze Man natuurlijk goed en sloegen Hem gade tijdens de kort durende handeling van de doop met het water, die Johannes Mij eerst niet wilde geven, omdat Hij ervan overtuigd was dat Ik meer bevoegd was om hem te dopen, dan hij Mij; -maar aan Mijn uitdrukkelijk verzoek, om het zo te laten gebeuren, gaf hij gehoor en doopte Mij toch, maar zag daarbij wat Ik door Mijn geest in zijn geest had geopenbaard, toen Ik hem naar Bethabara zond, namelijk: hoe Gods geest, dat wil zeggen Mijn eigen bron van alle geest, in de vorm van een licht wolkje, als een duif zwevend, uit de met licht gevulde hemel naar Mij neerdaalde en boven Mijn hoofd bleef hangen. Daarbij hoorde hij de bekende woorden:
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dus zagen zij hier alleen maar de doop met het water, en ze ergerden zich niet weinig, toen Johannes hen vertelde wat hij had gezien en gehoord terwijl zij daarvan niets hadden bemerkt, en daarom betichtten zij Johannes ervan dat hij loog. Maar toen kwamen verscheidene leerlingen van Johannes naar voren en getuigden dat Johannes de volle waarheid had gezegd.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Heb je dan nooit gehoord, dat er al van ouds her wordt gezegd: 'ledere heer heeft zijn dienaren en knechten!' Jij noemt Mij nu Heer, en dan is het dus passend, als ook Ik Mijn dienaren en knechten heb! Dat ze zeer beschaafd zijn getuigt ervan, dat hun Heer een wijze en liefdevolle heer moet zijn. De wereldse heren zijn harde en liefdeloze mensen en dus zijn hun dienaren net eender. Maar de Heer, Die een hemelse Heer is, en nu naar de aarde in de harde mensenwereld kwam, Die heeft Zijn dienaren ook vanwaar Hij gekomen is, en de dienaren lijken op Hem, omdat ze niet alleen Zijn dienaren, maar ook kinderen van Zijn wijsheid en liefde zijn. Heb je Mij goed begrepen?'
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De overste zegt: 'Ik ben het echt niet van plan, hoewel ik in deze hachelijke tijd er best een reden voor zou hebben. Het lijkt er namelijk op alsof de tijd steeds dichterbij komt, waarin de Joden volgens hun overlevering een geweldige door hun God gezonden redder verwachten, die hen moet verlossen van de heerschappij van Rome. En men hoort nu hier, dan daar van Joodse zijde mompelen, dat die redder zich al op aarde zou bevinden! Ik zou me daarom heel goed in kunnen denken, dat u wel eens die redder zou kunnen zijn, -ja heimelijk heb ik dat ook al gedacht. Hoe het ook zij, -ik vind, dat u één van de zeer wijzen bent en ik waardeer u als een echte mensenvriend. Daarom zullen mijn gedachten in die richting mij volstrekt nooit hinderen u ter wille van de waarheid te volgen, lichamelijk nu naar Sichar en geestelijk mijn hele leven lang, hoewel ik me wel ervan bewust ben, dat ik daarmee, als Romein, voor mijzelf geen triomfboog oprichten zal! Ik heb u nu alles uitgelegd en ik vraag u dan nog één keer, of ik u mag begeleiden. Zegt u ja, dan zal ik u begeleiden; zegt u echter nee, dan blijf ik hier!'
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Jonaël zegt: 'Wat wil je dan doen? Als je de hele kliek ombrengt, dan maak je je ergens anders weer vijanden; die zullen je verraden aan Rome, en daar kun je dan een slechte naam krijgen die maken kan dat je vervolgens naar een plaats ergens in het land van de Scythen verplaatst wordt! Laat daarom de wraak maar aan de Heer alleen over en wees ervan verzekerd, dat Hij dit volk precies dat zal geven, wat ze nodig hebben!
Hoofdstuk 77: De Heer weet de juiste maat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Zoekt en vraagt de mens echter alleen maar bij wijze van proef en om zich ervan te overtuigen of er wel iets waar is van God en Zijn beloftes, dan zal God dat negeren! Want God is Zelf de zuiverste liefde en wendt Zijn aangezicht alleen maar naar diegenen, die eveneens uit de ware liefde van hun hart tot Hem komen en God ter wille van Hem Zelf zoeken, Hem als hun Schepper dankbaar willen leren kennen en de vurige wens hebben om door Hem beschermd en begeleid te worden.
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Deze hoofdman legde Mij zijn verzoek betreffende zijn knecht zo vol vertrouwen voor, omdat hij door de direkte genezing van de zoon van de koninklijke beambte en door de verhalen van de overste ervan overtuigd was, dat ik op wonderlijke wijze op afstand kon genezen door slechts één enkel woord te spreken. Dat was dan ook de reden, dat hij, net als de koninklijke beambte, naar Mij toe kwam toen hij hoorde dat Ik de stad naderde.
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Maar de iets betere Farizeeër ging, nadat alle anderen inclusief de man die de wacht moest houden, al vast sliepen, naar buiten en overlegde bij zichzelf hoe hij de slechte plannen van de ouderen kon verijdelen. Hij dacht: 'Kon ik deze wonderdoener maar bereiken, dan zou ik hem wel goed kunnen adviseren op welke manier hij, ongehinderd door mijn collega's, zijn genezingen kan uitvoeren! Maar hoe kom ik bij hem? Het opgewonden volk omringt het huis, en zoals ik zie worden er al zieken heengeleid en gedragen; dat zal morgen een groot gedrang zijn waar niet doorheen te komen is. Maar ik weet wat ik doe! Ik ga nu naar het volk en zeg hen zonder omwegen wat ik ervan denk, en laat hen zien dat ik zelf een vijand ben van die oude geldijveraars en de wonderdoener iets duidelijk moet maken, omdat hij anders zijn genezingen nauwelijks -uit kan voeren. Als het volk het mij toe wil staan, dan is het goed, en als het mij dat niet toe wil staan, nu, -dan heb ik voor mijn gevoel toch gedaan wat ik doen kon.'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar omdat zijn blindheid hem niet toestaat de totale waarheid te begrijpen, en hij naar zijn opvatting bij het volgen van de waarheidsleer in te grote levensmoeilijkheden zou kunnen komen, waaraan hij niet gewend is, denkt hij bij zichzelf: "Er zal wel iets waars in zitten, want anders was dat teken niet mogelijk geweest, maar het juiste ervan ontgaat mij. En handel ik volgens die leer, dan kost mij dat een ontzettende zelfverloochening. Daarom doe ik het liever niet en blijf bij mijn oude levenswijze, waar weliswaar geen buitengewone tekenen bij te pas komen, maar die desondanks toch erg prettig is!"
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Faustus zegt: "Beste, zeer wijze Heer, Meester en Vriend! Werkelijk, Uw woorden klonken wel heel wijs, maar de juiste betekenis ervan is mij ditmaal ontgaan! Hoe nu op een bepaalde manier hemel en hel op één plaats bij elkaar kunnen liggen, zodat blijkbaar het ene het andere zou moeten doordringen, dat is voor mij als nog erg materialistisch denkend mens een onmogelijke zaak! Maar hoe tenslotte uit mijn hart een oneindig gelukkige of ongelukkige oneindigheid moet voortkomen, is me nog onbegrijpelijker dan al het andere! Daarom moet ik U wel vragen, of U mij daarover nog een begrijpelijker uitleg wilt geven, want anders ga ik, ondanks al het licht op de helderste geestesmiddag, blind hiervandaan naar huis!"
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] FAUSTUS zegt: "Vriend! Ik heb van gans er harte medelijden met je; maar ik zeg je ook, dat de almachtige Heer Jezus zich nu in Nazareth bevindt. Hem is volgens mijn herhaaldelijke ervaring niets onmogelijk! Wat denk je ervan als je zelf eens naar Hem toeging? Ik zeg je, Hij heeft macht genoeg om je dochter uit het graf in het leven te roepen en haar weer aan je terug te geven!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Oh, Ik weet heel goed hoe het in Jeruzalem toegaat! Daar kijkt men alleen naar het gewicht van het zilver en het goud en de parels en edelstenen, maar nooit naar de menselijke geest. Als jij als een grotere profeet dan Mozes en Elia in de tempel zou komen en als zodanig zou gaan prediken, dan zou men je maar al te gauw de vervloekte stenen laten zien waarmee de meesten van de profeten gestenigd zijn; maar als je met tienduizend pond goud zou komen, dan zou men je de grootste eer bewijzen! Laat maar eens twee vette ossen de tempel indrijven, en je kunt ervan verzekerd zijn dat zij die veel liever hebben dan Mozes en Elia. -Maar houden we daar over op! De tijd is niet meer veraf, dat de tempeldienaars en geheel Jeruzalem hun verdiende loon zullen krijgen; want erg lang zal men deze gruwelen niet meer aanzien. - Nu over iets anders!
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Na het avondeten, dat ruim een uur duurde, vroeg CORNELIUS aan Cyrenius: "Verheven broeder, wat vind u ervan?! Zullen wij vandaag nog hier blijven of zullen wij soms -in verband met eventueel belangrijke zaken die op ons liggen te wachten -weggaan? Ik ben geheel uw dienaar en voeg mij naar uw woord."
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Geloven jullie mij echter niet, laten we ons dan bijvoorbeeld als Romeinen verkleden, naar Jeruzalem gaan, de tempel ingaan en ons daar als vreemden gedragen; dan zal er zich meteen een dienstbare geest melden, die ons haarfijn zal uithoren over: waar wij vandaan komen, wat wij in Jeruzalem zoeken, hoe lang wij in de 'Godsstad' zullen blijven, waarheen wij daarna zullen gaan, of we veel geld bij ons hebben, of we geen goud of zilver te verkopen hebben, en of wij soms voor een heel gering bedrag het allerheiligste zouden willen zien. Dan vragen wij alleen maar de prijs, en men zal honderd pond zilver zeggen. Dan zeggen wij dat het teveel is, en dat wij er helemaal niet op uit zijn om zulke zaken te zien; als de prijs dan tot tien pond gezakt is, tonen wij belangstelling. En we komen allen voor tien goedkope ponden in het allerheiligste als wij de desbetreffende opperbewaker vooraf plechtig bij alles wat ons lief is, beloven noch in het Joodse land, noch in verre vreemde landen ooit iets ervan te verraden, en ook niemand te vertellen in het allerheiligste te zijn geweest. Dat beloven we moeiteloos en zo komen wij als namaak-Romeinen in het allerheiligste en dan kunnen jullie jezelf ervan overtuigen of van alles wat ik jullie over de ark des verbonds heb meegedeeld ook maar één lettergreep gelogen is!
Hoofdstuk 51: De nagemaakte ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] Toen riep Ik het twaalfjarige jongste dochtertje van Ebahl, en het meisje vatte moed en zette aanvankelijk de eerste voet heel behoedzaam op het water. Maar toen zij zich ervan overtuigd had dat het water niet opzij ging, maar haar voet net zoveel tegenstand bood als een rotsbodem, begon ze meteen heel opgewekt naar Mij toe te huppelen en had veel plezier omdat het water haar droeg!
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...