Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

262 resultaten - Pagina 1 van 18

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18
[5] De uitdrukking 'In den beginne' is erg onjuist en versluiert de innerlijke betekenis in hoge mate. Zoals het er nu staat zou daarmee zelfs het eeuwige bestaan van het Opperwezen bestreden en in twijfel getrokken kunnen worden. Dit is dan ook door een aantal denkers van deze wereld gedaan, en men kan wel stellen dat de godloochenaars van deze tijd uit hun school zijn voortgekomen. Als we nu echter deze tekst herwaarderen, zal het omhulsel maar zeer dun blijken, en dan zal het niet moeilijk zijn de innerlijke betekenis, door dat nauwkeurig te onderkennen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dat wat u gedaan heeft, heeft ons zeer verrast en we begonnen ons, als oudsten van Jeruzalem, af te vragen op grond van welke macht u deze, op zichzelf zeer lofwaardige, daad gedaan hebt, of hier sprake is van een wereldse of van een profetische macht; en dát was hetgeen we van u weten wilden. En als u op een verstandige, voor ons begrijpelijke manier gezegd had, dat u een door God gezonden profeet bent en dit door de macht van God doet, dan zouden we u geloofd hebben. Maar nu gaf u ons, in plaats van een verstandige verklaring, tegen alle verwachting in, een nauwelijks te herhalen goddeloos opschepperig dom antwoord, waarin niet één oprecht woord te vinden is. Daarom denken wij dat u iemand bent, die ergens in een heidense school een beetje toveren geleerd heeft en die daarmee nu hier in de stad van David wat geld wil verdienen door voor de Romeinen, of in het geheim voor de Farizeeën, priesters en levieten te werken, want die zullen vandaag wel als gevolg van uw toverhandeling, hun beste tempeloogst hebben gehad! Het doet ons allen werkelijk verdriet, dat we ons zo op u hebben verkeken.'
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan komt de priester naar Mij toe en zegt: 'Meester! Uw daden laten zien, dat U meer kunt dan een gewoon mens. Maar als U werkelijk in staat bent om normaal te denken, en daar twijfel ik niet aan, want ik heb U in het huis van Irhaël heel wijs horen spreken, dan moet U beslist bepaalde erg onpraktische leerstellingen uit Uw prediking herroepen! Anders zijn wij genoodzaakt, ondanks al Uw daden, die zonder meer een Messias waardig zijn, U openlijk te betitelen als een fanatiek magiër, die opgeleid is in de een of andere oud-Egyptische school, en U Uit ons midden uit te wijzen als een pure Messiasschenner!
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De opperpriester, die bijzonder verwonderd is over het grote aantal schone jongemannen en vooral over hun grote minzaamheid, vriendelijkheid en menselijkheid, komt dadelijk naar Mij toe en vraagt nu vol deemoed: 'Heer vertel mij toch alstublieft, wie zijn deze heerlijke jongemannen? Er is er beslist niet één ouder dan zestien, en toch verraden ze met ieder woord en iedere beweging, dat ze buitengewoon beschaafd zijn! Zeg mij toch, waar ze dan wel vandaan zijn gekomen en tot welke school ze behoren! Wat hebben ze een mooi figuur en wat zien ze er goed doorvoed uit. Hun stem klinkt zo prettig en zo echt hartverkwikkend! Daarom Heer, zeg, toe zeg het mij, wie zijn deze jongemannen en waar komen ze vandaan!'
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Met dit advies gingen de drie weg. Diegene echter, die met Mij sprak was één van de hoofden van de school en de synagoge te Kapérnaum en heette Jaïrus.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Op zo'n boot bevond zich een Farizeeër, het hoofd van een school, die in de buurt van Kapérnaum in een mooi landhuis woonde en die op deze dag met nog twee anderen in Nazareth bij Mij in huis was. Toen hij Mijn schip had bereikt, viel hij meteen op zijn knieën en smeekte Mij: 'Heer! Mijn dochter ligt op sterven! Kom toch alstublieft en leg haar uw handen op, zodat ze weer gezond wordt!' Wij waren nog niet zo erg ver van de oever, en Ik beduidde Petrus het roer om te gooien.
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Vervolgens ging Ik met het hoofd van de school het huis binnen, waar een groot tumult heerste en naar Joods gebruik gehuild en geweend werd en klaagliederen werden gezongen.
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen we daar aankwamen waren er veel nieuwsgierige vragers, die zich erg druk maakten om te weten te komen hoe het met de gestorven dochter van de overste van de school afgelopen was.
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Goede moeder Maria, een nog steeds zeer lief, vlijtig en deugdzaam vrouwtje, waarvan beslist geen mens iets verkeerds kan vertellen, is weliswaar als jong meisje, als we tenminste goed ingelicht zijn, in de tempel opgevoed; maar deze opvoeding kennen wij en we weten maar al te goed hoeveel wijsheid daar speciaal voor meisjes bij te pas komt. En daarom kan hij van zijn moeder ook maar erg weinig wijsheid meegekregen hebben! En in de een of andere school was hij, zover wij weten, ook niet!'
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Jullie zeiden ook, dat de Essenen, die volgens de school van Pythagoras leven, vanwege hun zuivere filantropie door niemand erg serieus genomen worden, behalve door een klein aantal Romeinen. .
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Judas zegt: ' Al goed, al goed! Ik ben al stil; want ik weet wel dat ik in jouw bijzijn niets zeggen kan en mag. Want jij bent de wijsheid van Elia zelf! Het is alleen maar jammer, dat je niet vóór Salomo hebt geleefd! In jouw school zou Salomo het nog veel verder in de wijsheid gebracht hebben! Maar nu opgehouden, ik ben al stil!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kortom, hij is niets anders dan: ten eerste een geraffineerd magiër uit de school van Pythagoras, die z'n werk goed verstaat! Daarbij is hij een welbespraakt persoon, wat iedere magiër wel moet zijn om zijn kunst beter aan de man te kunnen brengen. Weliswaar neemt hij daarvoor geen geld aan; maar is dat nu wel zo prijzenswaardig? 0, dat doen alle magiërs het eerste jaar, om zo des te eerder beroemd te worden; maar als ze dat eenmaal zijn, dan hebben koningen vaak geen schatten genoeg om zulke kunstenaars tevreden te stellen!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Wij sloegen echter een beetje meer naar links een weg in naar de school, die op het hoogste punt van het dorp lag. Daar aangekomen betraden we direkt de zeer sporadisch bezochte school (Matth.12:9), en de Farizeeën volgden ons op de voet. Ze waren inwendig erg kwaad, omdat ze op de akker voor hun domheid door de leerlingen uitgelachen waren, toen Ik hun bezwaren tegen het aren plukken weerlegde.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Daar zul je echt goed aan doen. Maar Ik zal nu toch eerst met de leerlingen een school bezoeken ter wille van deze Farizeeën, opdat hun ergernis niet nog groter wordt. Ze zitten toch al in hun maag met Matthéus, omdat hij hun een poosje terug erop heeft gewezen dat wij terwille van de synagoge zo vlug lopen. Als we nu de school in het dorp voorbij lopen, dan loopt de maat bij hen over en beginnen ze herrie te schoppen; maar als we nu eerst toch in een school gaan, dan kunnen ze niets meer zeggen en dan kan jij ook zonder schaamte je rekening aan hen voorleggen, dat wil zeggen als de sabbat afgelopen is.' Na deze woorden ging Kisjonah rechtstreeks met de zijnen naar huls, waar hij alles geheel verzorgd aantrof.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Toen we in de school kwamen deden de Farizeeën meteen weer heel gewichtig en brachten een mens bij Mij, die al heel lang een verdorde hand had en daardoor bijna geen enkel werk kon doen. Ze vroegen Mij, omdat Ik eerder gezegd had dat Ik ook Heer over de sabbat ben of het toegestaan zou zijn om ook op de sabbat te genezen. Dat vroegen ze Mij echter alleen maar om bewijzen tegen Mij in handen te krijgen (Matth.12:10); want hun slechte harten brandden al van toorn en haat.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18