Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

319 resultaten - Pagina 1 van 22

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22
[7] De kennis geeft iemand wel enige hulp in dit tijdelijke leven, maar brengt hem voor het opwekken van zijn geest zeer veel schade toe. Zodra de kennis echter in de loop van de tijd zonder meer uit het licht van de geest ontstaat, bevat zij ook alle levenswarmte en is dan net zo levend als het licht van de zon, dat niet alleen licht geeft als geen ander licht, maar ook leven geeft, omdat haar licht de levenswarmte bevat en die, waar het licht terechtkomt, ook meedeelt en de reeds aanwezige levenswarmte nog meer leven geeft en tot leven wekt.
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De overste zet grote ogen op, net als veel van de andere aanwezige gasten en zegt: ' Ja, als dat zo is, dan is het aardse leven een bijzonder gevaarvolle onderneming; wie zal dat overleven?'
Hoofdstuk 80: Vermijdt de eigendunk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Toen de drie op deze manier de synagoge verlaten hadden, kwam er iemand anders naar voren en bracht de spreker de algemene dank over van alle aanwezige afgevaardigden en de afzonderlijke klagers, en voegde daar nog aan toe: ' Als we niet net als de Samaritanen doen, zullen die beesten ons niet met rust laten! Hun namen moeten voor ons verachtelijker worden dan die van Gog en Magog, en Jeruzalem moet voor ons alleen maar goed genoeg zijn om tegen te plassen, anders worden we nooit bevrijd van deze plaag, die erger is dan de pest!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Deze daad sterkte de aanwezige Farizeeën en schriftgeleerden zodanig, dat ze hun slechte gedachten lieten varen en zeiden: 'Dat is werkelijk; alles overtreffend! Hoe u dat doet. dat kan werkelijk alleen God maar, weten en anders niemand op de hele aarde!.
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Hij lijkt op een pure waterwereld, die aan alle kanten omringd is door lucht waar licht doorheen schijnt, en die uiteindelijk niet in staat is om te bepalen, of zijn waterwereld uit de met licht doorschoten lucht of uit de waterwereld ontstaan is. Hij realiseert zich nog niet duidelijk genoeg, of hij zijn geestelijke kennis uit zijn natuurlijke verstand heeft verkregen, of dat zijn natuurlijke verstand zich uit de in de mens verscholen, misschien al aanwezige, maar ook in het begin zeer geheim werkende geestelijke kennis, heeft ontwikkeld. Om het nog duidelijker te zeggen, hij weet niet of het geloof uit de kennis voortkomt of de kennis uit het geloof, en wat nu wel het verschil is tussen die twee.
Hoofdstuk 158: De tweede scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] De jonge Farizeeër antwoordt: 'Daar ben ik niet bang voor, en als ik honderd levens had, dan stond ik met al die levens in voor de waarheld dat ik het totaal eerlijk meen! Luister dus: Je weet nu dus, dat het de Farizeeën eigenlijk nergens anders om gaat dan om hun gepachte inkomen. Ga dus morgen naar ze toe en spreek met hen een bepaald bedrag af voor het feit, dat morgenochtend de hier aanwezige wonderdokter de zieken van deze plaats zonder enige moeilijkheid genezen mag, en de oude geldhandelaars zullen jullie zonder enig bezwaar toestemming geven; en willen of kunnen jullie hen het geld niet di rekt geven, beloof hun dat toch en dan lukt het ook!
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Deze eerlijke toespraak van Borus maakt dat een aantal van de hier aanwezige Farizeeën boos wordt en tegen hem zegt: 'Beheers je brutale Griekse tong eens! Daarvoor hebben we je niet uit Nazareth hierheen geroepen! Pas maar op; want we hebben macht genoeg om je in het ongeluk te storten!'
Hoofdstuk 228: De dokter uit Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] 'Broeder, zend vóór alles met de meeste spoed een door het keizerlijke gerecht alhier beëdigde boodschapper naar overste Cornelius in Kapérnaum, opdat hij een commissaris hierheen zendt om de twaalf zondaren te ondervragen en een oordeel over hen uit te spreken, en om alle belanghebbenden, die de twaalf zullen moeten noemen, hun geroofde vee, maar vooral hun kinderen in zo kort mogelijke tijd terug te geven! Want het hier aanwezige speciale gerechtshof is te klein voor dit zeer grote spitsboevenproces en ook niet competent voor dit soort gevallen. Maar Mijn naam moet er beslist buiten gelaten worden!
Hoofdstuk 232: Voorbereiding voor de rechtszaak. (12.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] IK zeg: "Vriend! - Ik zeg je: Juich niet te vroeg! De ene kraai pikt de andere de ogen niet uit! Het zal de elf binnen de muren zeker niet naar wens gaan! Zij worden weliswaar niet gedood, maar in plaats daarvan levenslang in de eeuwige altijd aanwezige boetedoeningcel opgesloten! Maar in de openbare verontschuldiging aan Rome zullen ze als wol zo wit gewassen worden, en dan zal men eerst van jou verdere uitleg eisen, en je zult erg veel moeite hebben om alle vragen uit Rome naar tevredenheid te beantwoorden. Er zal je weliswaar geen haar gekrenkt worden, maar je zult een zekere overlast nauwelijks kunnen voorkomen als je niet met de vereiste getuigen en andere aanwijzingen op de proppen komt. Daarom laat Ik Pilah bij jou; hij zal je bij alles goed van dienst zijn. Laat hem echter zo snel mogelijk Romeinse kleren aantrekken, zodat hij door de in Kapérnaum gestationeerde collega's niet wordt herkend! Want Ik kan je wel zeggen: satan heeft zijn regiment lang zo listig niet georganiseerd als dit slangenbroed. Wees jij dan ook behalve zoals altijd zachtmoedig als een duif, sluw als een slang, anders speel je het niet klaar met dit geslacht!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] PHILOPOLD zegt: "Ik denk geheel en al het laatste, en geloof dat Zijn getuigenis over de in Hem aanwezige volheid van God, volkomen waar is! Hij is het -en geen ander dan Hij!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Roban vroeg dat meteen aan een aantal van de aanwezige LEERLINGEN. Maar die zeiden: "Onze heilige meester heeft nog nooit ook maar een stater van ons gevraagd, hoewel wij allen steeds geheel door Hem verzorgd worden. Hij zal van u zeker niet meer verlangen, dan Hij van ons verlangt! Geloof en liefde is alles wat Hij vraagt."
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Nu blijf jij dan ook maar, en Ik zal in jouw plaats een van Mijn twee hier aanwezige boden naar Jeruzalem sturen; die zal met zo'n boodschap eerder klaar zijn dan wanneer jij zo'n bode naar Jeruzalem zou zenden. Maar vandaag niet meer, maar morgen op de sabbat!"
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Ongeveer op de manier waarop het vuur de zaken verteert die het pakt! Laat daar maar eens een druppel wijn of een stukje brood in vallen en je zult beide snel zien verdwijnen! Wel, op ongeveer deze manier eten de geesten of berggezellen de natuurlijke kost. Zij lossen het materiële vlug op en veranderen het in de materie aanwezige geestelijk substantiële in hun zielewezen, door het in zichzelf op te nemen, - en dat gebeurt in een oogwenk! - Nu weet je dat ook en behoef je je daar verder niet meer om te bekommeren."
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De volgende morgen straalde de zon weer aan de hemel en velen van de aanwezige gasten, die ook eerder dan wij waren gaan slapen, dartelden reeds buiten rond toen Ik, de leerlingen, de Romeinen en Kisjonah uit het huis naar buiten gingen.
Hoofdstuk 81: De nieuwe overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Vervolgens richtte Ik Mij tot de beide nog aanwezige jongemannen en zei: "Ga naar de synagoge en breng Roban, de oudste hier, Ik moet hem spreken! Loop echter op je gemak, opdat je je door je plotselinge komst niet verraad!" -De beide engelen doen meteen wat Ik hen opgedragen heb; wij gaan echter opgewekt aan het ochtendmaal.
Hoofdstuk 81: De nieuwe overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22