Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

182 resultaten - Pagina 1 van 13

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13
[16] De kop stelt die van de toen reeds zevende herderskoning voor, die zichzelf de naam Shivinz (onjuist ' Sfinx '), de levendige, de ondernemende, gaf. Hij was tegen de driehonderd jaar oud en men had zijn hoofd kolossaal groot uit een granietrots gehouwen, die nog heden ten dage in tamelijk goede staat te zien is.
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar als de Heer, Wiens werk iedere dag gelijk is, al maar door voor de mensen bezig is, en wil dat de mensen als Zijn kinderen in alles aan Hem gelijk zullen zijn, hoe kan Hij dan ooit hebben gewild, dat de mensen na zes dagen van zelfzucht, Hem op de zevende dag heel welgevallig door starre leegloperij zouden dienen, en Hem, die altijd bezig is, eren door de traagheid?!
Hoofdstuk 50: Voor de naastenliefde kent geen rustdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Hierna kies Ik meteen twee jongemannen uit, stel ze aan Jaïruth voor en zeg: 'Vind je deze beiden geschikt?' Jaïruth, die alleen al vanwege hun aanblik in de zevende hemel is, zegt: 'Heer, als U vindt dat ik de genade waard ben, dan ben ik daar tot in het diepst van mijn hart mee tevreden; ik ben mij echter erg bewust van mijn onwaardigheid voor het bezit van zo'n hemelse genade. Maar ik zal van nu aan mijn uiterste best doen, om die genade meer en meer waard te worden; en op die manier onderga ik dan Uw voor mij steeds heiliger wordende wil!'
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] (Toen vroeg hij aan hen het uur, waarop het beter met hem was gegaan. En zij zeiden tegen hem: 'Gisteren omstreeks het zevende uur verliet hem de koorts. Joh. 4:52) De man viel bijna flauw van blijdschap en vroeg gelijk wanneer hij beter geworden was. En de knechten antwoordden eenstemmig: 'Gisteren op het zevende uur van de dag verliet de kwade koorts hem!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Matthéus paste zijn aantekeningen meteen op deze manier aan, en nu staat de bergrede, hoewel deze het eerst door Matthéus opgeschreven werd, niet in het eerste maar pas in het vijfde, zesde en zevende hoofdstuk.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Judas zegt met een insinuerende glimlach heel laconiek: 'Heb je dat allemaal met je eigen ogen gezien? Of heb je misschien ook nog een paar ossen en ezelsogen geleend, om zo veel en zulke buitengewone dingen in één keer te kunnen overzien? - Overigens verheugt het mij, dat deze wijze Nazareeër ook de mooie Irhaël heeft leren kennen, die intussen, zoals ik pas kort geleden gehoord heb, al met haar zesde man schijnt samen te wonen, omdat al de vijf anderen bij haar zo gezegd op het lijf gestorven zijn! Nou, bij zo'n mooi liefje zal dan voor jullie allemaal de hemel wel heel wijd open gestaan hebben! Jaja, Irhaël heeft al menigeen in de zevende hemel gebracht; waarom zou ze dan bij jullie een uitzondering gemaakt hebben?! Maar ik zal voor haar plezier echt niet naar Sichar wandelen; want ik houd mij aan de wet van Mozes en ik wil mij daarom niet bezig houden met zulke zondige zaken!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar nu beste leerlingen, zal Ik van jullie een aantal aanwijzen dat Ik ten dele nu reeds naar de steden van Israël zal sturen om de mensen de boodschap over het Rijk van God te brengen. (Matth. 10:1) Simon Petrus, jij bent de eerste; Andréas, broer van Simon, jij bent de tweede; Jacobus, zoon van Zebedéus, bent de derde en Johannes, z'n broeder, (Matth. 10:2) de vierde; Philippus, jij bent de vijfde; Bartholoméus, de zesde; Thomas, de zevende en Matthéus de tollenaar, de achtste; Jacobus zoon van Alféus, is de negende en Lebbéus, ook wel Thaddéus genoemd (Matth. 10:3), jij bent de tiende; Simon van Kana, jij bent de elfde, en Judas Iskariot, is de twaalfde.(Matth. 10:4)
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Philopold zegt: 'Wat is dat nu voor hersenschimmige wartaal?! Moet ik al ergens op een andere, mooiere en naar het schijnt betere wereld als vleselijk mens gewoond en geleefd hebben?! Nee, dat is toch wel een beetje al te sterk! Luister eens, zevende van rechts, die door de Nazareeër 'engel' genoemd wordt, hoe heet je dan, en hoe heet ik!'
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Het is voldoende dat je ziet dat de aarde er is om de mensen te dragen en te voeden! Zou je weten hoe ze gemaakt was, dan zou zij haar bekoring voor je verliezen en de wens zou in je opkomen om een willekeurige andere aarde te analyseren. En als je daarbij dezelfde ontstaans - en bestaansreden zou ontdekken en datzelfde ook bij een derde, vierde en vijfde, zou je helemaal geen zin meer hebben nog een zesde en een zevende te onderzoeken. Zo zou je dan traag, lusteloos, het leven verachtend en geërgerd, het leven gaan verwensen en het uur vervloeken waarop je jezelf die kennis bijbracht, - en zo'n toestand zou dan de zuivere dood zijn voor je ziel!
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Op de zevende dag begint dan de rust, en dat is de toestand van het nu gereed zijnde, geheel rijpe en voor de eeuwigheid duurzame uit de vroegere toestanden geconsolideerde leven, op dezelfde wijze als God toegerust."
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Pas enige tientallen jaren geleden noemden de Romeinen, ter ere van hun held Julius Caesar, deze periode naar hem, omdat hij zo sluw en moedig als een leeuw wist te strijden. -Dat is dan het zevende hemel of dierenriemteken, dat door latere nakomelingen eveneens op een bepaalde wijze werd vergoddelijkt. .
Hoofdstuk 104: Het zevende, achtste en negende teken van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] IK zeg: "Heb je dan in Mozes niet gelezen: 'En op de zevende dag rustte de scheppende geest van God en de zevende dag werd daarom de sabbat'?!, Als Ik dan ook nu wat rust houd, handel Ik toch juist, want daarvoor heb Ik eerst zes volle dagen lang veel werk verricht! Bovendien zijn er nu. toch ook voldoende dienaren om Mij heen, die nu in Mijn naam en in de totale kracht daarvan bezig zijn en kunnen zijn!"
Hoofdstuk 164: Koningen en dienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] De laatste zonnewereld waar je lichamelijk woonde, noemen de geleerden van deze aarde Procyon, maar de eigen bewoners van haar uitgestrekte oppervlakte noemen haar Akka - en zo noemen ze haar daar overal met een en dezelfde uitspraak, want de bewoners van Akka spreken maar één taal. Daar hoorde je van een engel, dat de grote, almachtige, eeuwige geest, de enige schepper en instandhouder van de oneindigheid en alles wat deze bevat, op een van de kleinste planeten, waarvan er in de eindeloze ruimte ontelbaren zijn, Zelf vlees en de mensengestalte zou aannemen. Jij uitte toen de vurige wens om, als dat zou kunnen, op die planeet geplaatst te worden om daar Degene die jou, geschapen heeft te zien en te horen. Toen kwam dezelfde engel die Je hier aan Mijn 'rechterhand als zevende mens ziet staan, maar die toch een geheel vrije geest is, en hij legde je haarfijn en precies de zware voorwaarden uit waaraan je moest voldoen als je een bewoner wilde worden van deze planeet waarop je nu staat, en als je daar het kindschap van God wilt bereiken!
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Naderhand zullen echter ook deze sappen of wateren voor het boven hen zwevende leven van de plant weer te grof worden, en die zouden het leven kunnen verstikken; daarom wordt een derde ring, voorzien van heel dunne buisjes, gevormd door de boven de wateren zwevende geest. Door zo'n derde ring kunnen dan slechts uiterst etherisch fijne en met de altijd nog boven hen zwevende levensgeest al zeer verwante sappen met moeite doordringen. Maar de levensgeest bemerkt wel of de sappen boven de derde ring voor hem voor de verdere ontwikkeling te gebruiken zijn of niet. Vindt hij ze vervolgens nog te grof en nog te veel sporen bevatten van het gericht en de dood, dan wordt er nog een vierde, vijfde, zesde, of zevende ring gevormd, tot eindelijk de sappen zo etherisch zuiver zijn dat in hen geen spoor van de dood meer te ontdekken valt.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13