Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5822 resultaten - Pagina 1 van 389

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Nicodémus zegt: 'Het komt me wel voor, alsof ik het begrijp, maar goed bezien begrijp ik het toch niet. Als ik nu maar eens wist wat ik onder Mensenzoon verstaan moest, dan zou ik al een eind op dreef zijn! U sprak nu ook over een eniggeboren zoon van God, Die door de liefde van God in de wereld kwam. Is de 'Mensenzoon' en de 'eniggeboren Zoon van God' één en dezelfde persoon?'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Vanaf nu gerekend tot aan die tijd zullen er duizend en niet. Nog eens duizend jaar voorbijgaan! Dan zal Ik dezelfde engelen, die Je nu hier ziet, met grote bazuinen tussen de arme mensen sturen! Deze zullen de geestelijk dode mensen als het ware uit de graven van hun nacht opwekken; en als een vuurzuil, die van het ene einde der wereld naar het andere rolt, zo zullen deze vele millioenen ontwaakte mensen zich over alle wereldmachten heen storten, en niemand zal hen kunnen weerstaan!
Hoofdstuk 72: Het einde der wereld en het oordeel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Laten we daarom ook maar ophouden over de drie tempeliers, ze hebben weliswaar heel slechte plannen, maar toch zijn het mensen. Alleen door de invloed van de satan en hun eigen onvervalste liefde voor de wereld en zichzelf zijn het mislukte kinderen geworden van dezelfde Vader, Die ook jullie Vader is. Je moet alleen het boze in hen verachten, maar zijzelf, als mensen en broeders, zijn alleen om over te huilen!
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Wat heeft het voor de mensheid dan ook voor nut om door zulke schitterende leringen in verschillende sekten gescheiden te worden, die elkaar dan alleen maar vanwege het verschillende geloof haten -meer dan de verscheurende dieren in de wouden?! Die van het oude geloof haten die van het nieuwe geloof, en omgekeerd, en zo schenkt zo'n geloof altijd juist het tegendeel van wat het predikt; in plaats van vriendschap, liefde en vrede veroorzaakt het vaak de onverzoenlijkste vijandschap, haat en de ergste oorlog! En alle geloofsvernieuwingen op aarde hebben steeds deze zelfde vruchten opgeleverd! Als nu, zoals langdurige ervaring leert, de vruchten van zulke ondernemingen steeds dezelfde zijn, dan hebben wij als verlichte mensen en leiders van de volken de onvermijdelijke plicht om zulke vernieuwers vroegtijdig de weg te versperren waarop voor duizenden ondergang en verderf dreigt. Is het dan niet beter, dat één zo'n heerszuchtige magiër uit de wereld wordt geholpen, dan dat in korte tijd vele duizenden, door zo'n zonderling verleid, door het scherp van het zwaard te gronde moeten gaan?!'
Hoofdstuk 171: De verzinsels van Rhiba. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Veroordeel daarom niemand en verdoem ook niemand, ook al zondigt hij nog zo erg tegen jou, dan zul jij ook eenmaal niet veroordeeld en verdoemd worden; want de maat waarmee iemand meet, is dezelfde als waarmee het hem eenmaal in de andere wereld weer vergolden wordt. De strenge, volgens wat voor een wet dan ook rechtvaardige, maar tevens koude, liefdeloze rechter zal eens net zo'n streng rechtvaardig en onverbiddelijk oordeel over zich horen uitspreken; de gerechtsdienaars en scherprechters zullen echter nooit Gods aangezicht zien!
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] IK zeg: "Ik heb vooruit wel geweten dat jij een van de Mijnen zou worden; maar je weet nog niet dat nu ook al je broeders en ambtgenoten tot de Mijnen behoren, zonder daarom op te houden voor de wereld datgene te zijn, wat ze eerder waren. Op dezelfde wijze zul ook jij voorlopig blijven wat je was, en wel net zo lang tot de nieuwe schooloverste, die overmorgen het ambt van Jaïrus zal overnemen, wat ingewerkt is.
Hoofdstuk 56: Verslag van Roban en Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Maar jij hebt mij eerder gevraagd of alle sterren zulke werelden zijn, en Ik heb je met ja geantwoord. Nu, als jij, Mijn allerliefste Jarah, het wilt, overtuig je dan op dezelfde manier! Kijk, als een wereldse jongeman naar de hand van een jong meisje dingt en haar tot zijn uitverkorene maakt, toont hij haar ook al zijn schatten, om daarmee de vrouw van zijn hart voor zich te winnen. Want al zou zij hem vanwege zijn persoon niet willen, dan zal zij hem toch aanvaarden vanwege zijn grote schatten. En kijk, Ik doe voor jou hetzelfde, opdat je eens tijdens de verzoeking der wereld Mijn hart niet zult verloochenen. Daarom laat ik je nu Mijn schatten zien, opdat je beseft dat Ik niet zo arm ben als Mijn uiterlijk de mensen schijnt te vertellen. Kijk, Ik ben nu eenmaal jouw geliefde en toon je daarom ook wat van Mijn grote bezittingen!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De HOOFDMAN begint zich heel behoedzaam van de grond op te richten en zegt: "Heer en Meester! Vóór alles wil ik U danken dat ik op deze hoogte nog leef! Hoe gemakkelijk zou ik door mij driemaal om te draaien, naar beneden in de diepte hebben kunnen storten en dan zou mijn armzalige leven in deze wereld voor goed beëindigd zijn! Maar ik leef nog, en wel op dezelfde plaats waar ik gisteren ging rusten, en dat heb ik alleen maar aan U te danken, en daarom dank ik U daarvoor ook uit de diepste grond van mijn hart! Ik vraag U echter tevens vurig, of U mij en alle anderen van deze ijzingwekkende hoogte behouden zou willen laten afdalen naar Genezareth, en wel zo snel mogelijk, want zolang ik mij in mijn hart nog bezig moet houden met de afdaling, kan er bij mij van opgewektheid geen sprake zijn!"
Hoofdstuk 145: De werkelijkheid van de gezamenlijke droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Bedenk vooral het volgende: Mijn woorden en lessen en daden zijn kostbaarder dan de weergaloos grote parels van Jarah, en zulke parels zijn er niet om voor de zwijnen te werpen! Wees daarom altijd op je hoede, want alles wat van boven komt is ook alleen maar voor diegenen, die ook van boven zijn gekomen! Voor honden en varkens is alleen het afval van de wereld goed, want een hond keert terug naar wat hij uitgebraakt heeft en het varken gaat weer in dezelfde poel liggen rollen waarin hij zich daarvoor al heeft gerold, besmeurd en helemaal vies gemaakt. Neem Mijn raad daarom van harte aan!"
Hoofdstuk 153: De afdaling van de berg. In Genezareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Op dat moment stapt MARCUS ook met gepast Romeinse eerbied op Cyrenius toe en zegt: "Hoge heer en gebieder, niets ter wereld zou me hebben kunnen weerhouden om onmiddellijk gevolg te geven aan uw goedgunstige oproep! Maar ik herberg een gast met een aantal van Zijn leerlingen en begeleiders, die vast en zeker een god moet zijn, omdat Hij enkel door te willen dingen doet, die een sterfelijk mens nog nooit op deze aarde gedaan heeft. Deze hemelse gast kon ik onmogelijk alleen laten, omdat Hij mij met weldaden overladen heeft, en mijn hut nu niet meer armelijk, maar heel rijk is. Want Ik ben nu in het bezit van vijftig zakken gevuld met de beste wijn en mijn vijf grote vishouders zitten vol met de voortreffelijkste en beste vissen! Ook puilt mijn voorraadkamer uit van allerlei uitgelezen spijzen, en zout en hout heb ik ook meer dan voldoende voor de rest van mijn leven! Wat zou ik, oude man, nu nog meer willen zoeken en verlangen? Maar niet alleen ik, maar ook mijn acht kinderen zijn heel goed verzorgd, want ik heb vandaag ruim vierhonderd groschen ontvangen, wat voor mij zeer veel geld is. Bovendien zal ik zeker nog enige honderden goede groschen ontvangen, uit dezelfde bron waaruit ik vandaag de vierhonderd helemaal eerlijk en rechtschapen ontvangen heb."
Hoofdstuk 184: Weerzien met Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Als dat zo is, hoe kun je dan, terwijl je in ieder geval slechts tijdelijk een boosaardige dwaas was, ons bij deze uiterst moeilijke zaak een verstandig advies geven?! Want jullie vijven zijn als boosaardige en gevaarlijke gekken, respectievelijk als bezetenen, zwaar geketend hierheen gebracht! Wie heeft jullie genezen? Want je spreekt nu heel heldere taal en moet daarom genezen zijn! Op het schip heb je alleen maar gebruld, nu eens als een stier, dan weer als een leeuwen dan weer gehuild als een wolf, en als je met de meest krijsende stem ter wereld woorden uitsprak waren dat slechts scheldwoorden, vloeken en verwensingen! Kortom, jij bent helemaal dezelfde, ook al draag je nu een Romeinse mantel en ik heb er geen woorden voor dat je nu zo helder van geest bent geworden. Iemand uit dit grote gezelschap moet jou en je metgezellen hebben genezen! Maar wie? Waar bevind zich zo'n wonderheiland?
Hoofdstuk 40: Verdere uitleg van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De kinderen Gods hebben op deze wereld ook veel zwakheden, die hen erg belemmeren om zich tot God, hun Vader op te heffen. Maar deze zwakheden heeft de heilige Vader hen gedurende het leven in deze wereld alleen maar om dezelfde reden gegeven, als waarom jij jouw duif kortwiekte.
Hoofdstuk 92: De schoonheid van de kinderen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...