Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 1 van 90

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[10] Ten tijde dat Ik optrok naar Jeruzalem was Kaiphas hogepriester. Deze had kans gezien om al meer dan een jaar beslag te leggen op deze waardigheid, die veel geld in 't laatje bracht. Het naleven van de wet van Mozes was in die tijd gedegenereerd tot een totaal inhoudsloze ceremonie en de priesters hielden er net zoveel rekening mee als met sneeuw, die honderd jaar geleden gevallen is. En deze totaal inhoudsloze ceremonie had men ten top gevoerd om het volk met open ogen er in te laten lopen.
Hoofdstuk 12: Naar Kapérnaum. Begin van het prediken. In Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Op grond daarvan vroegen toen die ongelukkige kinderen, ten tijde dat de tempel nog goed was, wat ze moesten doen en zij zeiden: 'Het is waar dat Mozes op Gods bevel het gebod gaf de ouders te gehoorzamen en hen op die wijze een leven lang te respecteren en te eren, opdat men lang zal leven en men het goed zal hebben op aarde. Maar Mozes heeft ook geboden niet te doden, niet te stelen, niet te liegen, geen onkuisheid te bedrijven met maagden en nog minder de vrouw van de naaste te begeren. En juist dat moesten zij voor hun verdorven ouders doen! Op welke manier konden zij nu niet tegen de geboden van Mozes zondigen?'
Hoofdstuk 213: De Heer legt het voorschrift van de Farizeeën uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Aan de Egyptische kant, waar de laatste uitlopers van het Komrahaigebergte heel steil beginnen, bezitten zij één enkele uitweg. Het is een verschrikkelijk nauwe pas, die vier uur gaans lang is, met veel bochten waardoor men kan verdwalen, en die merendeels onderaards uitmondt in het bovenste deel van Egypte, en door een zeer smalle grot voert. Die uitweg is echter pas ten tijde van Mozes door de inboorlingen gevonden, en wel door vluchtelingen die als grote misdadigers tegen de staat voor de gevreesde straf op de vlucht waren. Toen men hen achtervolgde, vluchtten zij in een rotshol om zich daar te verbergen. Toen zij, bewapend met pijl en boog, ongeveer vijfhonderd pas in het hol doordrongen, ontdekten zij in de tegenovergestelde richting daglicht en gingen daar haastig op af; zij bereikten het al gauw en waren erg blij dat zij hun achtervolgers zo gelukkig ontkomen waren. Toen zij aan deze kant in een open vlakte aankwamen die zij eerder nog nooit gezien hadden, sloten zij meteen de uitgang met stenen af om te voorkomen dat hun achtervolgers ook maar ooit in dit wijde, mooie, vrije landschap zouden kunnen komen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, zo gingen ongeveer duizend jaar geleden deze zwarten op de vlucht en de oorzaak daarvan was een hervorming van de wetten, die zeker ten tijde van Mozes niet meer helemaal overeenstemden met die van voor de zondvloed! De oude leider die op de vlucht ging, wilde de oude zeden en gewoonten weer nieuw leven inblazen. Hij stootte daarbij echter alleen maar op vijanden, die hem samen met zijn aanhang verschrikkelijk, begonnen te vervolgen, zodat hem tenslotte niets anders overbleef dan te vluchten voor de blinde, fanatieke overmacht van zoveel vijanden.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Die vlucht was dus een profetisch voorteken voor het ontvangen van een hoger licht en was dan ook ten tijde van Mozes voor de betere nakomelingen van Kaïn een teken, dat in deze tijd ook voor hen een licht der verlossing zou opgaan. De zwarten zullen weliswaar niet net als de kinderen van Abraham de oude bron van Jacob helemaal bereiken, maar als zij daarnaar verlangen, zullen zij het heerlijke water daarvan toch te drinken krijgen.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] IK zeg: 'De scholen van Egypte hebben opgehouden te bestaan en bestaan op die manier al heel lang niet meer; want ten tijde van Mozes begon het de verkeerde kant op te gaan. Toen is men al begonnen om alleen uiterlijk onderwijs te geven, en mensen als Plato en Socrates waren zo ongeveer de laatsten die nog 'n vaag begrip hadden van de innerlijke levensschool.
Hoofdstuk 72: Verklaring van het woord 'SHEOULA' (hel). Over helder zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat jouw mening ten aanzien van een schifting van de mensen en al hun wereldse cultuurwerken betreft, wel, ten tijde van Noach heeft die voor de toentertijd bewoonde aarde op enige uitzonderingen na plaats gevonden. Deze werd door Mozes beschreven, ofschoon figuurlijk, maar een ware wijze die ook deskundig is in symboliek en analogieën kan er toch de zuiver historische gebeurtenis in terugvinden.
Hoofdstuk 204: Messias en verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen de kinderen van Abraham ten tijde van Mozes, Aäron, Jozua en ook nog tijdens de eerste richteren een zichtbare goddelijke leiding, onbeperkte wijsheid, en bovendien de grootste aardse welvaart genoten, werden ze lui en traag zoals de poliepen en oesters op de zeebodem. Ze werden van Mij uit door de mond van de profeten vaak tot werkzaamheid en waakzaamheid aangespoord en zelfs aangemaand; maar hun antwoord was: 'Als wij iets doen, dan kunnen wij ook een zonde begaan die dan alles wat we goed gedaan hebben teniet doet; maar als we niets doen, kunnen we ook niet zondigen en staan dan vrij van zonde rechtvaardig voor U, o Heer! ' - Door op deze manier te filosoferen, vervielen ze steeds meer in allerlei traagheid. Dit had een groeiende nood tot gevolg en op den duur fysieke en tenslotte ook morele zwakheid.
Hoofdstuk 158: Nood als middel tot opvoeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Ten tijde van Mozes is in het ontaarde Egypte jarenlang door de bekende zeven plagen meer dan tweederde van de mensen en het vee uitgeschift, en alle Israëlieten die als nakomelingen van de broers van Jozef een paar eeuwen eerder uit nood naar Egypte waren getrokken en zich onder de wrede farao alle onderdrukking en vervolging moesten laten welgevallen, werden, terwijl het de beste arbeiders van dit land waren, weggeleid, zodat het hele rijk daardoor in de grootste armoede en tegelijkertijd in anarchie verviel. Maar langzamerhand herstelde het zich weer, werd rijk en machtig en oppermachtig en daarom ook weer met oorlog, hongersnood en pest getuchtigd. Als je het nu bekijkt, zul je zien dat het net zo is als de rest van de wereld!
Hoofdstuk 204: Messias en verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[17] MOZES zei: 'Mijn aanklacht bevindt zich te allen tijde in mijn hand; de toorn en de wraak ligt echter in de hand van de almachtige Heer! Jullie jongste dag is echter al een behoorlijk stuk dichterbij gekomen; maar nu hangt alles helemaal alleen van de Heer ar Zeg eens, wat jullie mening daarover is!'
Hoofdstuk 8: Mozes en Elia verschijnen op bevel van de Heer. Mozes' aanklacht tegen de tempeljoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Ten tijde van Mozes was er een nieuwe, buitengewoon grote openbaring van God, en op stenen tafelen moesten Gods donderende woorden tot de mensen ingegrift worden. Maar wat een vreselijk gericht was deze openbaring van God, met name voor de te blind, te hoogmoedig en te onmenselijk geworden Egyptenaren, wier voornaamste luister volledig gebroken werd; maar ook van de Israëlieten werd niets door de vingers gezien.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] EEN VAN DE DERTIG JOODSE GRIEKEN zei: 'O, ze zouden het best kunnen begrijpen; maar ze willen het niet omdat zij denken dat zij daardoor hun aanzien, hun grote rijkdommen en hun goede leventje kwijtraken. En al dalen de engelen dan zichtbaar uit de hemelen tot hen af om hun te vertellen dat onze Heer en Meester Christus is, dan zullen zij dat toch niet aannemen vanwege datgene wat ik zoëven naar voren heb gebracht, - en ik weet dat wel het best, omdat ik weet hoe zij zich ten tijde van de vrome hogepriester Zacharias gedragen hebben. Ik en vele anderen zagen de engel van God met de vrome man spreken en waren er bij onszelf volkomen van overtuigd dat het een echte verschijning was; maar de onbegrensde hoogmoed van de andere Farizeeën en hun zelfzucht voelde zich ver verheven boven al dit waarachtige, en zij wurgden hem meteen daarna tussen het offeraltaar en het allerheiligste. Zoals zij echter toen waren, zo zijn zij tot op dit uur nog, en zij zouden zelfs ten tijde van Mozes met Jehova de strijd aangebonden hebben, als zij toen geleefd zouden hebben. En dat zijn nog steeds door U, o Heer, toegelaten priesters en zogenaamde dienaren van God, terwijl zij toch allang voor de satan te slecht zouden zijn!'
Hoofdstuk 205: De wilsvrijheid en de geestelijke opdracht van de mens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ja, reeds ten tijde van de profeten hebben jullie van dit alles nooit iets tegen het volk gezegd, en daarom heeft ook de profeet Jesaja, door de profetie van Mozes op te nemen, in het tiende hoofdstuk datgene opnieuw vermeld waarover ik jullie in mijn eerste vraag uitleg vroeg. En zo hebben alle -vooral de vier grote profeten, datgene aan het volk terug moeten geven wat Mozes in zijn aanhangsel schreef, wat jullie het volk echter om de jullie maar al te bekende redenen altijd onthouden hebben, en jullie waren in de laatste tijd te lui om daarin te studeren en moet je nu laten welgevallen dat de Essenen jullie zelfs het aardse voordeel dat je daarvan had, hebben afgenomen; want die zijn tenminste op de hoogte van wat aan het firmament te zien is, zij berekenen de verschijnselen en gebruiken die voor hun aardse voordeel. Kijk, ook dat is een rechtvaardige straf van boven! En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat ik je eerste vraag geheel naar waarheid en streng wetenschappelijk heb beantwoord.'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Agricola zei: 'Waarom heeft Mozes later dan zelf voor dergelijke gevallen eigen rechters aangesteld en gaf hij die jurisdictie niet in handen van de priesters? Hoe zijn jullie dan nu ook rechters over leven en dood van een mens geworden? Mozes heeft jullie alleen maar priesters gemaakt en Rome heeft nu, omdat men zich ten tijde van jullie koning Saul zelf dat recht heeft genomen, jullie allen ook een wereldlijke rechterfunctie gegeven onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat alle misdadigers, en vooral degenen die de dood hebben verdiend, altijd moeten worden overgedragen aan de plaatselijke, wereldlijke rechter en dat geen enkele priester zich er dan verder over heeft te bekommeren wat de rechtbank over de misdadiger beslist. Het komt jullie dus nooit toe ooit iemand te berechten en te veroordelen en uiteindelijk zelfs de hand aan hem te slaan!
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Door de grote watervloed die in het westelijke deel van Azië ten tijde van Noach plaatsvond, zijn er wel zeer veel mensen en dieren te gronde gegaan, omdat het water werkelijk zelfs de hoge Ararat overspoelde, maar daarom kwam het natuurlijke water toch niet over de hele aarde, waarvan toen nog lang niet alle bewoonbare delen bevolkt waren. Maar de vloed van de zonde, dat wil zeggen de godvergetenheid, hoererij, hoogmoed, gierigheid, nijd, heerszucht en liefdeloosheid, overstroomde het hele menselijk geslacht, waaronder verstaan moet worden de geestelijke aarde, en dat is wat Mozes met de algemene zondvloed bedoelde.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...