Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1 van 1490

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Als de zaken er nu zó bij staan, dan vraag ik toch heel ernstig of men nog moet aarzelen om deze Jezus tenminste als een zoon van God aan te nemen. Wat hij doet en zoals hij de engelen beveelt en zij hem op zijn wenken dienen, dat alles geeft toch alle grond voor de gevolgtrekking, dat achter deze Jezus de volheid van de oergoddelijke geest moet steken!
Hoofdstuk 53: De oudsten kunnen geen besluit nemen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Mijn gevolgtrekking is nu deze: ik was, o Heer, eeuwig een leven in U, maar gebonden m de eindeloze volheid van Uw leven; in een bepaalde tijd heeft het U behaagd mijn levensdeeltje vrij buiten U te plaatsen, en zo ben ik nu voor eeuwig een vrijgemaakt levensdeeltje vanuit U, zoals ik daarvoor sinds eeuwigheid in U als een op zichzelf onvrij, maar met Uw eindeloze leven volledig verenigd vrij leven was!
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] De verstandsvertegenwoordiger zegt: luister geachte vrienden, dit is een buitengewoon kritiek geval want hier heeft iedere partij het gelijk aan zijn kant. Omdat er volgens het inzicht van het heldere verstand maar één gelijk en geen twee gelijken bestaan, wordt het hier tamelijk moeilijk om tussen deze twee het juiste gelijk te bepalen. Dit zal alleen mogelijk zijn als we ons eigen individuele wezen binnen de perken houden; dus luister goed! We zullen hier grondregels opstellen en dan uit deze grondregels de juiste gevolgtrekking maken. Maar om dit te kunnen, moeten we eerst een niet-bestaan, een consumerend bestaan en een vrijdenkend bestaan vooropstellen. Een niet-bestaan heeft ook niets nodig; dus geen consumptie. Bij een slechts natuurlijk consumerend bestaan wordt ervan uitgegaan dat het alleen kan bestaan als de daarvoor benodigde consumptie aanwezig is. Een dergelijk bestaan heeft de gehele materie, die zowel in de nacht als in het licht kan bestaan. Omdat de mens echter een denkend wezen is dat voor zichzelf vrij kan beslissen, veronderstelt een dergelijk hoger bestaan ook een consumptie die met dit bestaan overeenkomt, waarbij de te consumeren stof niets anders kan zijn dan - het licht! Daarom heeft het niet-bestaan helemaal niets nodig; een enkel consumerend bestaan als een product van de nacht, heeft ook niets anders nodig dan de met zijn bestaan volkomen overeenstemmende kost; en een helder vrijdenkend bestaan heeft dan ook noodzakelijk die kost nodig, die het principe van zijn bestaan is. Zo is elk principe voldoende voor zijn product en moet daarvoor noodzakelijk aanwezig zijn. Dientengevolge ontstaat uit het niet-bestaan een niet-bestaan, uit het bestaan van de nacht een nachtelijk bestaan en uit het bestaan van het licht een bestaan dat met het licht verwant is. Naargelang de mens dan door middel van zijn zuivere verstand inziet dat hij noodzakelijkerwijs uit het licht afkomstig is, moet hij dan ook inzien dat het licht in dit opzicht een voor hem noodzakelijk substraat is. Voor zover hij zich echter slechts als een dierlijke consument beschouwt en voor zichzelf een hoger vrijdenkend leven kan ontkennen, en zich dan bovendien weer kan omvormen tot een embryo in het moederlichaam, heeft hij het licht niet nodig. Een niet-bestaan heeft noch het een noch het ander nodig. Kijk nu, beste vrienden, hiermee is de onomstotelijke noodzaak voor de aanwezigheid van het licht zo duidelijk mogelijk voor jullie ogen en oren uiteengezet.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Vanuit de uiterlijke mens bekeken, heeft deze gevolgtrekking wel een schijn van juistheid, maar in diepste wezen is ze toch verkeerd; want wat voor uitwerking zou het hebben als men bijvoorbeeld voor het wegrijden van een wagen zowel voor als achter evenveel en even sterke trekpaarden zou spannen en daarbij ook voerlui voor het leiden van de paarden zou aanstellen?
Hoofdstuk 85: Achtste zaal - achtste gebod. Het materiële omhulsel - het middel om te liegen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Goed, zeg ik, zo is het op aarde met dit gebod gesteld. Maar hier zien we het in het rijk der hemelen, waar geen wezen het andere nog kan doden en waar zeker niemand er ook maar het minst aan zal denken, om iemand te doden. Waarom staat het dan hier op dit bord geschreven? Misschien uit zuiver historische overwegingen, opdat de leerlingen hier zullen leren welke geboden er op aarde zijn en waren? Of moeten deze allerzachtmoedigste kindergeesten vanwege dit gebod misschien voor een bepaalde tijd in een moordlustige stemming gebracht worden, om deze dan met de wet voor ogen in zichzelf te bestrijden? Dat zou men weliswaar kunnen aannemen, maar tot welke gevolgtrekking of welk eindresultaat zal men dan komen? Ik zeg jullie niets anders dan: wanneer de kinderen tenslotte deze moordlust toch weer moet worden afgenomen omdat zij zich als moordlustigen ten opzichte van de wet voldoende betrouwbaar getoond hebben, dan moet men toch ook aannemen dat ze daarbij noch iets gewonnen noch iets verloren zouden hebben; alsof ze nooit van deze moordlust vervuld zouden zijn geweest.
Hoofdstuk 78: Het vijfde gebod in de vijfde zaal, geestelijk belicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Kijk, deze toch zeker wijze gevolgtrekking heb ik ook aan deze hoge gast voorgelegd en hij heeft mij deze eveneens in gunstige zin bevestigd. Maar luister nu, mijn kinderen: het gaat bij het verkrijgen van het kindschap Gods doorgaans niet om het meer of het gelukkiger worden, maar om het volmaakter en levendiger worden in de liefde tot God. Jullie weten echter allemaal uit eigen ervaring dat hier ons grootste geluk evenals onze grootste gelukzaligheid door niets zozeer bepaald wordt dan bijna enkel en alleen door onze wederzijdse liefde. Hoe meer we elkaar liefhebben, hoe inniger wij ons in de liefde zowel lichamelijk als geestelijk verenigen, des te gelukkiger en zaliger zijn we ook!
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Zie, uit deze gelijkenis kun je al enigszins de gevolgtrekking maken hoe weinig nut een grote belezenheid voor iemand heeft, als hij daarmee niet in de juiste volgorde werkt.
Hoofdstuk 1: Een goede regel om het Oude en Nieuwe Woord met vrucht te lezen - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[5] Dit is een heel materieel beeld maar stelt toch het geestelijke in een vergelijking heel treffend voor. Daaruit kun je de gevolgtrekking maken, hoe zich een geestelijke mens, wiens ziel een geestelijke ballonachtige buitenvorm is, in zijn binnenste verdicht, daardoor zwaar wordt en van zijn hoogte af de richting inslaat naar de werkelijke materie. Hier wordt deze materiële verdichting van zijn zinnelijke wensen door het vuur van zijn in deemoed ontwaakte liefde al gauw weer opgelost en hij stijgt dan, meer verdeemoedigd, langzamerhand op naar de plaats waar zijn wezen thuishoort.
Hoofdstuk 32: Geesten nemen bezit van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Zoals de kracht zich door haar inwerkingtreden laat zien, zo toont zich ook de intelligentie van die kracht door de steeds gelijk geordende planmatigheid. Gaat de groei van het gras en de planten niet volgens een bepaald plan, dan kan iedereen die een plant heeft zien groeien dit gemakkelijk waarnemen. Dat is ook het geval met het vergaan en met al de verschijnselen waaraan bepaalde krachten ten grondslag moeten liggen. Daaruit kan men gemakkelijk deze gevolgtrekking maken:
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Waar men niets anders dan uitwerkingen ziet, daar moeten ook evenveel krachten als uitwerkingen zijn; en omdat al die werkingen geordend en planmatig zijn, moeten er ook evenveel intelligenties als kracht aanwezig zijn. En uit deze gevolgtrekking wordt dan ook begrijpelijk, dat de materie alleen maar uit zielen, dus intelligenties bestaat, die door hogere krachten en intelligenties volgens ordening en behoefte tijdelijk kunnen worden vastgehouden.. Als de tijd van het vasthouden verstreken is, ontwaken de afzonderlijke intelligenties en verenigen zich als oersubstantie weer tot dat wezen, waarin ze oorspronkelijk uit Mij, de Schepper, gevormd werden; en deze hereniging is dan gedeeltelijk het werk van de intelligenties zelf en gedeeltelijk dat van de bekende hogere geesten.
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] In elke bes vind je één of meer hartvormige pitten. Uit deze hartvormige pitten kan men altijd de gevolgtrekking maken dat een plant min of meer volkomen is. Want evenals het hart van de dieren steeds meer overeenkomt met het hart van een mens naarmate deze dieren meer volkomen worden, is dat ook het geval met de pitten uit het plantenrijk. En de verenigde geesten van zulke meer edele gewassen kunnen bij hun ontwikkelingsproces ook een groot aantal dierlijke trappen overslaan, ja zelfs vaak dadelijk in de klasse van de mensen worden opgenomen.
Hoofdstuk 7: Het evangelie van de wijnstok - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Joh. 1:1) Dit vers heeft al heel wat veelsoortige onjuiste verklaringen en interpretaties ten gevolge gehad. Uitgesproken godloochenaars maakten zelfs juist van deze tekst gebruik om daarmee met nog meer succes Mijn goddelijkheid te bestrijden, omdat ze het bestaan van het opperwezen over het algemeen verwierpen. Wij willen het nu niet over deze kunstgrepen hebben, waardoor de verwarring slechts groter in plaats van kleiner zou worden, maar meteen met de kortst mogelijke uitleg voor den dag komen. Deze uitleg, die zelf licht is, in het licht van Het Licht, zal vanzelf de dwalingen bestrijden en te niet doen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het is nu echter tijd, om de ware innerlijke betekenis van zulke teksten aan allen te openbaren, die het waard zijn daaraan deel te hebben. Degenen, die dat niet waard zijn, zal het duur te staan komen als ze zich ermee bemoeien, want Ik laat in dat geval beslist niet met Mij spotten, en van deze regel zal Ik nooit afwijken.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Na deze onmisbare waarschuwing vooraf, volgt dan nu de uitleg; alleen teken Ik daarbij nog aan, dat het hier slechts om de innerlijke betekenis voor geest en ziel gaat, en niet om de innerlijke pure hemelse betekenis. Deze laatste is te heilig en kan, zonder voor de wereld schadelijk te zijn, slechts aan die mensen meegedeeld worden, die daarnaar zoeken door hun levenswandel geheel te richten naar het woord van het evangelie. De innerlijke betekenis voor geest en ziel is echter eenvoudig te vinden, soms al door de juiste moderne vertaling, hetgeen nu dadelijk zal blijken uit het commentaar bij het eerste vers.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De uitdrukking 'In den beginne' is erg onjuist en versluiert de innerlijke betekenis in hoge mate. Zoals het er nu staat zou daarmee zelfs het eeuwige bestaan van het Opperwezen bestreden en in twijfel getrokken kunnen worden. Dit is dan ook door een aantal denkers van deze wereld gedaan, en men kan wel stellen dat de godloochenaars van deze tijd uit hun school zijn voortgekomen. Als we nu echter deze tekst herwaarderen, zal het omhulsel maar zeer dun blijken, en dan zal het niet moeilijk zijn de innerlijke betekenis, door dat nauwkeurig te onderkennen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...