Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 1 van 202

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[14] En omdat Ik je nu op deze leerzame wijze op het goede spoor heb gezet, is nu weer aan jullie allen de beurt Mij nog iets te vragen wat jullie met betrekking tot het sterfverhaal van de oude Lazarus vreemd mocht voorkomen. -Een van jullie houdt nog een kleine vraag achter; Iaat hij die uitspreken!"
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Daarop werd Lazarus rustig; maar toen het onweer steeds dichter en dichter bij ons kwam, begonnen de joden wat angstig te worden en heimelijk aan de leerlingen te vragen of Ik dan helemaal niet bang was voor het zware, snel naderende onweer.
Hoofdstuk 12: De nachtelijke storm tijdens het onweer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] DE JONGE VROUW zei: 'O, maakt u zich daar maar geen zorgen over! De waard zwijgt als het graf en heeft zover ik weet nog nooit iemand verraden. U kunt hem dat best vragen, en die ongeveer dertig gasten schijnen vrienden te zijn van de eigenlijke eigenaar, Lazarus genaamd, en die is zelf helemaal tegen de tempel, en daarom zitten de priesters hem zo veel ze maar kunnen dwars. Maar hij is onbetwist een van de rijkste mensen in het hele land, dus kunnen ze hem niet zo gemakkelijk wat doen, en nog veel minder omdat hij met al zijn bezittingen helemaal onder Romeinse bescherming staat. O, zowel met de een als met de ander kunt u volkomen vrijuit spreken en niemand zal u verraden! Ik wel het allerminst; want hoeveel achting ik voor de tempel heb, dat heb ik u beneden al heel precies uitgelegd, en daar hoef ik wel niets aan toe te voegen!'
Hoofdstuk 182: Het gesprek van de gids met de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] LAZARUS zei: 'Dat zou erg lichtzinnig van u zijn! Want als ik en mijn waard hebzuchtig zouden zijn, zou het niet zo moeilijk zijn iemand over te halen om tegen goede betaling zich aan u voor te doen als de grote man; en als u hem zoudt vragen of hij. de grote wonderman was, zou hij u dan ook een heel goed en waar klinkend antwoord kunnen geven, -want ook daarvoor zouden wij al van tevoren kunnen zorgen. Kijk, dat zou van u dus niet slim zijn en van ons slecht! U zult hem wel uit u zelf herkennen, zonder dat wij om uw klinkende beloning te verdienen u zouden moeten zeggen: Kijk, die of die is het!'
Hoofdstuk 184: Lazarus vertelt de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarna gingen allen de Olijfberg op, waar Ik juist met de leerlingen en met Lazarus zat te eten en waar zich ook de dertig Romeinen bevonden en zaten te eten. Daar aangekomen, vroegen zij een knecht van de herberg of Ik er was. En de knecht beaamde dat. Toen de ongeveer zeventig man dit heugelijke bericht hoorden, juichten zij en vroegen de knecht om naar binnen te gaan en Mij te vragen of zij bij Mij in de kamer mochten komen.
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Daarom stonden er een paar op van hun tafels om Lazarus te vragen, wat voor wijn het was en of hij die ook in grotere hoeveelheden verkocht.
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Lazarus zei: 'Dat begrijp ik nu goed, omdat ik met betrekking tot de gehele bouw van de werelden al heel belangrijke voorkennis van de Heer bezit, maar veel blijft toch nog onbegrijpelijk voor me, zodat ik dus nog veel vragen heb.'
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Lazarus zei: 'O ja, dat geloof ik graag, maar wat mijn nog zeer beperkte menselijke verstand je kan vragen, kun je me toch beslist wel uitleggen!
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Hier om Mij heen zitten Mijn oudste leerlingen, en die schijnbare jongeman is Mijn dienaar, zoals Ik er nog heel veel heb; ook hem kun je vragen stellen, dan zal hij je net zoals Ikzelf en zoals Mijn leerlingen over alles de juiste opheldering geven. Ikzelf ga nu naar Mijn jongens die zich daar aan de andere kant van deze herberg in een vertrek bevinden, om hen naar buiten te brengen. Maar alleen Lazarus, Agricola, de Romein, en de slavenhandelaar Hibram mogen Mij begeleiden.
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen vroeg Lazarus: 'Heer, het wordt al donker omdat de zon is ondergegaan. Hoe moet het met de verlichting? In huis hebben we voldoende verlichting, maar in de tenten hebben we tot nog toe geen lampen en daarom zou ik U, o Heer, willen vragen om me daarbij te hel.pen. Want als de tenten donker zijn, gaan de vreemdelingen naar het huls, als zij daar licht zien.'
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Omdat Lazarus zulke opmerkingen wel had gehoord en niet zo goed wist wat hij daarop moest zeggen, vroeg hij aan de engel wat hij moest antwoorden als men hem eventueel naar dergelijke zaken zou vragen.
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Hij verwees hen nu echter heel welgemoed naar Rafaël en zei (Lazarus) : 'Weten jullie wat? Uit jullie vragen blijkt duidelijk dat jullie ergens anders met zo goed verzorgd worden als hier bij mij, maar iedere eerlijke waard heeft zijn eigen geheimen, die hij voor geen prijs bekend wil maken, zodat ook anderen daarvan kennis kunnen nemen. Maar deze voortreffelijke jongeman kan jullie uitstekend vertellen wat voor jullie nodig.kan zijn om te weten; richt je dus maar tot hem, dan zal hij jullie het juiste antwoord geven!'
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen onze Nikodemus bij het ongewone daglicht in de nacht Lazarus al op enige afstand zag, groette hij hem al van verre en zei: 'Broeder, vergeef me dat ik je zo laat in de nacht opzoek! Maar je hoeft alleen maar naar die twaalf vuurzuilen daar in het oosten te kijken om te kunnen raden wat mij eigenlijk naar je toe heeft gebracht. Ik zegje: in de hele grote stad, alsook in de tempel, is iedereen verbijsterd! Dit is iets, dat voorzover wij weten nog nooit is voorgekomen! In de stad lopenjoden en heidenen verdwaasd door elkaar. De zorgeloze jeugd maakt grapjes en schuift de Essenen het hele verschijnsel in de schoenen; maar dan roept weer een oude op geld beluste rabbi in alle stegen en straten: 'De Messias komt!', wat de mensen ook niet geruststelt. De heidenen geloven dat het een oorlog van de goden is, en bekrompen joden zien daarin de komst van de beloofde Messias, terwijl anderen het jongste gericht van Daniël voor ogen hebben. De priesters zijn radeloos en weten het volk op zijn vragen geen steekhoudende of ook maar enigszins ware antwoorden te geven. Het volk wordt in de tempel weerspannig en bespot het priesterdom op een ongehoorde manier. En zo heerst er nu in de grote stad een chaos, zoals ik nog nooit heb meegemaakt!
Hoofdstuk 46: Het veranderde verschijnsel aan de hemel en de verlegenheid van de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wel, Lazarus liet zich ook dat nog gedeeltelijk welgevallen; maar in overleg met zijn beide zusters nam hij een besluit en zei: 'Wij bezitten nog veel onontgonnen land. Ik zal terwille van de tempel ophouden met het zomaar geven van aalmoezen; in plaats daarvan zal ik, uitgezonderd bij gebrekkige mensen, alle armen die naar ons toekomen, vragen of ze niet naar krachten voor een goed loon bij ons willen komen werken'. Dat deed Lazarus, hij nam veel arbeiders aan en liet door hen zijn uitgestrekte en verafgelegen grondbezit bewerken. Aan de tempel schonk hij nog steeds grote offers, wat wij maar al te goed weten. Jullie kwamen dat weldra te weten; weliswaar konden jullie de goede man niets wezenlijks verwijten omdat hij hoofdzakelijk had gedaan wat jullie wilden, maar heimelijk waren al die arbeiders van hem alweer een doorn in jullie boze ogen, en jullie deden al gauw alle moeite om met alle middelen die jullie ter beschikking stonden, zijn arbeiders van hem af te troggelen.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Ik zei: 'Maar beste vriend, heb je daarnet niet gehoord wat Ik tegen Lazarus gezegd heb? Hoe kun je daar dan nog een keer naar vragen?! De jongeren zijn al goed verzorgd en bevinden zich reeds in de herberg, en wel onder de getrouwe hoede van Rafaël; dat zij daar mets te kort zullen komen daarvan kun je volledig verzekerd zijn! Maar nu breken we op en gaan we naar beneden naar het dorp! Op de heuvel mag niemand Mij nu meer iets vragen! Zo zij het!
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...