Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

290 resultaten - Pagina 1 van 20

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20
[1] Vroeg in de morgen, terwijl de zon nog nauwelijks een halve handbreedte boven de horizon stond, kwamen al veel priesters, die in Sichar woonachtig waren vanwege de nabijheid van de heilige berg Gerazim, voor het huis van Irhaël en maakten meteen veel kabaal en schreeuwden: 'Hosianna boven hosianna en gezegend is Hij, die daar kwam in de naam van de heerlijkheid Gods! Wacht, zon, en sta stil, o maan, tot de Heer aller heerlijkheid met Zijn geweldige rechterarm al Zijn vijanden, die ook onze vijanden zijn, verslaat en vernietigt! Maar bescherm de Romeinen, o Heer, want die zijn onze vrienden, omdat ze ons beschermen tegen de Joden, die nu niet meer kinderen van God, maar kinderen van Beëlzebub zijn, aan welke vader ze offeren in de tempel, die Salomo voor U, o Heer, heeft gebouwd. U heeft er goed aan gedaan, o Heer, dat U naar Uw echte kinderen gekomen bent, die Uw beloften geloofden en U tot op dit uur verlangend verwachtten. U komt weliswaar van de Joden er staat dan ook geschreven dat het heil van de Joden komt -maar we hebben gehoord, dat U in Jeruzalem en in de tempel was, en dat U daar de Joden met gesels sloeg en hun stoelen omgooide! O Heer, daarmee heeft U zeer veel goeds gedaan en alle hemelen zullen U daarvoor loven met psalmen, harpen en bazuinen! We hebben altijd al gezegd, dat als U komt, U niet voorbij zult gaan aan de heilige plaats, waarop Daniël, Uw profeet, de verschrikking en de verwoesting van Jeruzalem verkondigde! En op deze plaats zult U, o Heer, het heil aan Uw volkeren verkondigen! Geprezen zij Uw naam, hosianna aan U in de hoge en heil aan alle kinderen, die van goeden wille zijn!'
Hoofdstuk 37: Bij Irhaël. Over de betekenis van de droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik heb eigenlijk al veel te veel waarheden gezegd! Daarom houdt ik het beslist op de keizer en zeg nog eens: Op aarde is de keizer het hoogste; Caesarem cum love unam esse personam. Wat een keizer wil, dat doet God stil!
Hoofdstuk 56: Het gevolg van leugen en waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Pas als je in dit kasteel van jou geen oostvleugel zult vinden, mag je wat zeggen; als je er echter een vindt, denk en begrijp dan, dat bij God alle dingen mogelijk zijn! Maar wees dan stil en zeg niets tegen Mijn gezelschap; want voor zulke dingen is Mijn omgeving nog niet rijp!'
Hoofdstuk 60: Bij de Heer is de echte wil gelijk aan de daad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Toen Ik dat zei, gaven de Galileeërs Mij gelijk en vertelden, hoe overal de Farizeese spionnen loeren en de wandelaars op straat aanhouden, hen over van alles uithoren, waarbij ze ook vragen of de zekere Jezus uit Nazareth zich ergens bevindt en hen lessen geeft. En Ik zei: 'Juist daarom zullen we tot bij Kana heel stil gaan; aan ons talrijke gezelschap zullen ze wel wijselijk geen vragen stellen!'
Hoofdstuk 85: Het nieuwe en eeuwigdurende rijk. In Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Cornelius zegt:' Ik ben het helemaal met je eens; maar het blijft zoals ik gezegd heb, want hij is een gezworen vijand van openbaar en uiterlijk eerbetoon. Uit Zijn vroegste jeugd weet ik me nog te herinneren, dat Hij alleen waarde hecht aan stil en innerlijk eerbetoon, dat zich uit door de liefde van het hart. Maar alle uiterlijke verering vindt Hij zelfs bijzonder irriterend, en als Hij, zoals Hij beloofd heeft, hierheen komt, dan zou je Hem met een openbare vergoddelijking alleen maar uit deze plaats verjagen! Doe alles wat je wilt dus maar in je hart; en vermijd vooral alle openbare plichtplegingen! Want ik ken Hem al sinds Zijn geboorte daar in Bethlehem, en heb sinds die tijd veel van Hem gehoord en veel ook zelf gezien!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Wees stil en verraad Mij niet! Want je kent die ene onder ons! Die is en blijft een verrader.'
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De bewoners van het stadje liepen te hoop, en één van hen, die, net als veel anderen in deze stad nog een heiden was en geloofde in Jupiter en de andere goden van het heidendom, hield een toespraak en zei: 'Heb ik het vanmorgen niet gezegd: Als twee door de furiën gekwelden stil worden, maar de zee bij heldere hemel door de storm wordt opgezweept, dan komt er een godheid naar de aarde, en zal er een gericht plaats vinden; want de goden komen nooit zonder roede en zwaard van de sterren naar de aarde! En nu is het gebeurd: De furiën, die de beide zondaars plaagden, woelden eerst de zee op, omdat ze zeker wisten, dat er een godheid zou afdalen en hen zou verdrijven uit de beide zondaars. Dat ze zich toen in de vorm van zwarte horzels op onze varkens stortten en deze dieren als een storm in zee dreven, dat is me zo duidelijk als de zon op een hellichte middag! Er blijft ons nu niets anders over dan in alle deemoed en boetvaardigheid van ons gemoed met een groot aantal mensen naar de godheid, waarschijnlijk Neptunus of Mercurius, af te dalen en hem zeer nadrukkelijk te vragen, of hij deze streek weer zo snel mogelijk wil verlaten; want zolang een god zich zichtbaar in een streek op aarde ophoudt, kun je slechts een opeenstapeling van ongelukken verwachten! Want, zoals reeds gezegd, een god komt nooit zonder roede, zwaard en gericht van de sterren naar de aarde omlaag!
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Judas zegt: ' Al goed, al goed! Ik ben al stil; want ik weet wel dat ik in jouw bijzijn niets zeggen kan en mag. Want jij bent de wijsheid van Elia zelf! Het is alleen maar jammer, dat je niet vóór Salomo hebt geleefd! In jouw school zou Salomo het nog veel verder in de wijsheid gebracht hebben! Maar nu opgehouden, ik ben al stil!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zei echter tegen hen: 'Het is een goede zaak dat je nu je broeders wilt dienen en je handen uit de mouwen wilt steken om in je onderhoud te voorzien, want wie kan zien en kan werken, moet niet stil zitten en ten laste komen van zijn broeders, maar die moet hen dienen en overal bij helpen opdat de liefde toe zal nemen onder de mensen.
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen wij allen in het schip waren, en de trap opgetrokken was, zei Ik tegen het volk dat het zich rustig moest gedragen en zich aan de oever een plaats moest zoeken. En het volk werd rustig, en stil zocht het zich een plaats aan de oever; alleen de oude Farizeeën zetten zich niet neer, maar stonden niet ver van de oever in de nabijheid van hun schip; want ze waren van plan om Mij steeds in het oog te houden en waren daarom ook helemaal klaar, om ons ook op zee te achtervolgen.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Na die woorden wordt het al gauw stil op de heuvel, en de meesten vallen in slaap; slechts Jonaël en Jaïruth verdiepen zich in allerlei beschouwingen en loven Mij in stilte.
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Na deze woorden wordt Philopold stil, gaat naar de engel en geeft hem de twee rollen weer terug met de opmerking: 'Breng ze daar weer terug, waar ze verwacht worden!'
Hoofdstuk 214: Over de samenhang van lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Leg je handen op je hart en besef, hoe het steeds maar door dag en nacht werkzaam is! Alleen van die werkzaamheid hangt het leven van het lichaam af; als het hart echter eens stil gaat staan, is het - denk Ik - met het natuurlijke leven wel gedaan!
Hoofdstuk 221: De nachtprediking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Toen bleef het een poos stil. Niemand zei iets; want ze dachten allen nu diep erover na, en het licht van de waarheid van het vertelde werd steeds helderder voor hen.
Hoofdstuk 221: De nachtprediking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar Ik zeg je: Als je niets begrijpt, leer dan eerst wat, en wees daarbij stil en heb een opmerkzame geest; en ga je daardoor iets begrijpen, dan kun je spreken en je broeders lastige vragen stellen!
Hoofdstuk 226: De weg tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20