Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 1 van 149

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Daaruit volgt dan ook als vanzelf dat geen ding dat ooit door God in wat voor bestaan dan ook is geplaatst, ooit kan vergaan en vernietigd kan worden. Het kan wel van vorm veranderen en van minder edel steeds edeler worden, of ook omgekeerd, zoals wij dat in het geval van de eerstgeschapen geesten hebben gezien; maar vernietigd kan er niets worden wat God eenmaal tot aanzijn heeft geroepen. - Zeg Mij nu, Cyrenius, is het geheel je nu wat duidelijker?"
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] (De Heer:) "IK zeg: "Niets gemakkelijker dan dat! Ik heb jullie al laten zien hoe ieder mens de weg van de wet moet volgen om tot vrijheid en zelfstandigheid van zijn bestaan en leven te komen. Als er echter een wet bestaat die de mens als van buiten af wordt gegeven, dan moet er toch ook een aandrang in de mens zijn om die wet liever met gemak en plezier te overtreden, ook al is het maar voor even, dan zich er heel streng aan te houden. Zo werden door Mij, voordat al het stoffelijke geschapen werd, geesten in het leven geroepen. Hoe dat plaats vond heb ik jullie al zo beschreven dat je het wel moest begrijpen; want zelf houden jullie tegenwoordig, als je iets tot stand brengt, nog geheel dezelfde volgorde aan.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (ROCLUS:) "De ruwe en tevens toch geweldige krachten van de natuur kunnen alleen maar erg grof te werk gaan en die wijze van werken is Iets noodzakelijks, want hun woeden roept de microkrachten in het leven, en die vormen zich dan pas tot iets, als zij door de geweldige uitwerking van de grote oerkrachten in zekere zin tot leven worden geroepen. Door wederzijds aantrekken en afstoten krijgen de kleine krachten pas vorm en beginnen de aangenomen vormen te ontwikkelen, treden dus in een voelbaar bestaan, dat zij zolang behouden als zij in hun afgescheiden staat een andere, krachtiger op hen inwerkende kracht kunnen weerstaan. Als deze de kleine kracht overweldigd heeft, is het met de afzonderlijke, kleine kracht volledig gedaan. Haar vorm lost zich samen met haar op en alles wordt door de grote kracht weer verslonden, zoals dat ook treffend getoond wordt met het beslist door een wijze uit de oertijd bedachte beeld van Chronos die als stamvader van de goden zijn kinderen weer verslindt. Dit genoemde beeld van de mythische oergod Chronos stelt de tijd voor en de daarin werkende krachten. De tijd schept alles, onophoudelijk schept zij lachende akkers en tevens dorre stoppelvelden. Ontstaan en vergaan, leven en dood, zijn en niet-zijn gaan steeds gelijktijdig samen. Geen stilstand, geen oponthoud; de ene golf roept de volgende op, - maar daar tussendoor loopt ook tevens de vore, het graf! Wat het stempel van het leven draagt, draagt op de keerzijde ook het stempel van de dood.
Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wordt toch weer datgene waartoe jullie geroepen zijn, wat de aartsvaders waren, aan wie alle schepselen gehoorzaamden; jullie moeten door het in acht nemen van Mijn leer heer worden over wat jullie Vader geschapen heeft binnen Zijn orde; hiervan hebben de negers jullie een klein bewijs geleverd, en onder zulke omstandigheden zal er geen vijandschap meer bestaan, noch bij jullie onderling, noch tussen jullie en de aan jullie ondergeschikte schepselen! Maar als jullie buiten deze orde treden, dan zul je weer genoegen moeten nemen met de oude vloek en de onvrede.
Hoofdstuk 90: De belangrijkste taak van de mens: een volkomen evenbeeld van God te worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En de derde vraag luidt: Hoe zit het met die zielen, die op aarde in hun lichaam weliswaar heel wat wereldse beschaving en intelligentie hebben verworven, maar dan eigenwillig en geheel eigenmachtig tot ware monsters van de betere menselijke samenleving worden? Waarom hebben hun geesten, die hen in dit bestaan hebben gebracht en die toch van God evenveel wijsheid hebben gekregen als jij, dat toegelaten; en waarom bekommerden zij zich niet meer om die door hen tevoorschijn geroepen zielen die één moeten worden met hen? Of maakt het voor een pure geest niets uit welke trap van ontwikkeling een ziel in deze wereld en in haar lichaam krijgt?
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Pas toen de aarde steeds humusrijker werd en vaak voorkomende enorme inwendige vuuruitbarstingen de hard geworden zeebodem op talloze plaatsen met geweld naar boven stuwden, waardoor lange uitgestrekte bergketens ontstonden en er ook door andere machtige stormen in de lucht en op het water grotere droge gebieden met een rijkere plantengroei ontstonden, konden er tenslotte volmaaktere en met meer intelligentie begaafde wezens een bestaan vinden. Toen pas werden zij, de creatuurlijke mensen**, (** Duits: die geschoptlichen Menschen -bedoeld worden hier de pre-adamitische mensen.) in het individuele leven geroepen door de hoogst wijze, eeuwige en almachtige geest van God.
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar daar zal natuurlijk nog een buitengewoon lange tijd van meer dan aeonen maal aeonen aardse jaren voor nodig zijn. Men moet het echter niet zo opvatten alsof deze huidige schepping ooit plotseling zal ophouden en in plaats daarvan een geheel nieuwe in het leven geroepen zal worden, maar dat gebeurt slechts in fasen, zoals in een oerwoud weliswaar de oude bomen uitsterven, vergaan en tenslotte geheel tot water, lucht en ether worden, dus tot een ander, geestelijker bestaan overgaan, en in hun plaats steeds weer een aantal andere bomen uit de grond opgroeien. En zoals Gods geest op kleine schaal werkt, zo werkt hij ook in het groot, als men trouwens iets 'groot' zou kunnen noemen tegenover God. ..
Hoofdstuk 233: Het vergaan en ontstaan van materiële scheppingen Jezus in de buurt van Kapérnaum (Ev. Matth. hfdst 17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Van God vervulde Meester, als de ziel van de mens aan gene zijde voortleeft -op grond waarvan toch het best al het zedelijke streven van de mensen op deze aarde te ordenen zou zijn -, waarom gebeurt er dan van de kant van een eventuele geestenwereld eigenlijk helemaal niets dat invloed heeft op ons nog sterfelijke mensen?! Geen mens kan er toch iets aan doen dat hij in deze wereld geboren is; maar als hij er al als verstandig wezen is en moet zijn, zou toch die hoogste, wijze macht, die hem tegen zijn wil in het leven heeft geroepen, er voldoende zorg voor moeten dragen dat hij vanuit een werkelijk ergens bestaande geestenwereld informatie zou krijgen over de reden van zijn bestaan en wat hij te verwachten heeft.
Hoofdstuk 104: De twijfel van de geleerde vrouwen aan het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] De Farizeeër zei: 'Aan de ene kant heb je daarin weliswaar niet helemaal ongelijk, maar Hijzelf leert ons dat en dreigt ieder die dat niet in zijn hart gelooft, met de uitsluiting van het zalige, eeuwige leven, en toont ons dat Hij alleen de Schepper en waarachtige Vader is van alle mensen, en daarom moeten wij dat ook geloven, maar ook moeten wij volgens Zijn heilige wil, die Hij aan ons heeft bekend gemaakt, zo op deze wereld leven, dat wij daardoor waardig worden om Zijn kinderen te zijn. Als Hijzelf ons dat leert, dan moeten wij dat ook wel met alle liefde en dankbaarheid aannemen en doen wat Hij ons leert. Want Hij alleen weet hoe het met ons mensen gesteld is en waarvoor Hij ons in het bestaan heeft geroepen.'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] En dus moeten hier onder 'engelen' worden verstaan de gedachten, ideeën en begrippen van het verlichte verstand, dat de wijsheidshemel van de mens is -weliswaar in het kleinste formaat. Deze stijgen op en dalen neer en dienen de nog verborgen geest van God in het hart van de mens, en deze geest heet liefde tot God en liefde tot de naaste. Zoals echter deze levende geest uit God in het hart van de mens door maar al te veel mensen niet herkend wordt en er geen acht op wordt geslagen - terwijl toch al het heil van de mens met betrekking tot zijn tijdelijke en eeuwige leven juist van deze geest afhangt -zo word ook Ik Zelf als de Heer en diepste grond van al het zijn en bestaan door de mensenwereld niet herkend, hoewel zij zien welke grote gedachten, ideeën en begrippen uit de hemelen van God door Mij op deze aarde neerdalen en weer opstijgen en het hart helder verlichten en tot het dragen van levende vruchten verwarmen en opwekken. Daarom zijn er velen die geroepen zijn, maar er zijn weinig uitverkorenen die Mijn woorden begrijpen, behartigen en tot de rijke oogst van daden vol leven brengen.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de engelen. Liefde en wijsheid, hart en verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Er waren en er zijn van die wijsgeren -en ze zullen er in de toekomst ook zijn -die zeggen: 'Er is geen God! God is niets anders dan een oude fabel, die bepaalde verstandiger mensen lang geleden eens verzonnen hebben, om de andere mensen dienstbaar en onderdanig aan hen te maken. De wereld, en alles wat daar in is, is weliswaar verstandig en wijs en goed ingericht; maar als een of andere God door mensen bedacht alsof hij in werkelijkheid zou bestaan, dat allemaal geschapen zou hebben en Hij de mens, die zonder meer Zijn edelste schepsel is, alleen in het leven zou hebben geroepen om hem vanaf zijn geboorte alleen maar te laten lijden en alles te laten verdragen, dan zou dat Gods wijsheid, Zijn daarmee zeer nauw verbonden goedheid en zodoende ook Hemzelf ontkrachten; want zonder wijsheid is er geen macht en zonder liefde en goedheid geen wil om ooit iets tot een gelukkig leven te brengen.'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als er een uiterst goede, wijze en rechtvaardige God zou bestaan, dan zou Hij dat toch ook moeten inzien en met Zijn almacht die mensen moeten tuchtigen die er de voornaamste oorzaak van zijn dat de mensen in steeds toenemende mate slechter worden, en die dat nog voortdurend zullen blijven veroorzaken tot aan het eventuele einde van de wereld en haar boze tijd. Maar de grote en machtige duivels in mensengedaante worden zelfs voor hun grootste gruweldaden vrijwel nooit zichtbaar door God gestraft, als een afschrikwekkend voorbeeld voor anderen die net zo zijn als zij, maar ze leiden helemaal vrij en ook altijd hooggeëerd een weelderig leven en kunnen bovendien nog ongestraft de ene gruweldaad na de andere begaan. Dan kan het ons in feite toch niet kwalijk worden genomen als wij beweren dat er, wanneer de situatie zo is, nooit een werkelijke God heeft bestaan of ooit kan bestaan, zoals de geschriften van Mozes en de andere profeten Hem ons beschrijven, maar dat de een of andere kracht van de aarde, die wij mensen niet kennen, onder invloed van de zon, de maan, de planeten, de andere sterren en de vier elementen ons zeer armzalige mensen en ook alle andere wezens en dingen heeft voortgebracht zonder dat zij dat wilden; en zo wordt men ongeveer op die manier in het leven geroepen door krachten van de ruwe natuur, die zich van zichzelf beslist even weinig bewust zijn als de mens zich ervan bewust is hoe zijn lichaam groeit, hoe er op zijn huid allerlei haren en het voor hem lastige ongedierte worden voortgebracht. Daarom is diegene een dwaas, die ook maar enigszins vreugde beleeft aan zijn zo ellendig geregelde en altijd vergankelijke leven en bovendien nog vol deemoed en diepste overgave aan een nergens bestaande God dankbaar is voor dat leven.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Toen Rafaël dat had gezegd, was de maan ook al - echter als een naar verhouding kleine bol -voor de verbaasde ogen van de Romeinen tot een goed zichtbaar en gemakkelijk te herkennen bestaan geroepen.
Hoofdstuk 14: Rafaël als leraar in de astronomie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Het noodlot en de krachten van de natuur hebben mij evenwel tot een zelfbewust bestaan geroepen, waarvan ik nooit de reden en het doel te weten ben gekomen.Waarschijnlijk hebben ze in mij, evenals in andere schepselen, een momentane bewonderaar van hun bestaan en werken willen scheppen. Maar wat heb ik en wat hebben zij daar uiteindelijk aan? Als de bewonderaar er niet meer is, dan is met hem ook al het andere er niet meer; want of er nu één wereld of talloze werelden met hun wonderen bestaan, voor hem, die er zelf nooit was of er nooit meer zal zijn, bestaan ze niet meer en hebben ze ook zo goed als nooit bestaan.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] God was van eeuwigheid een zuivere en volmaakte geest en kan daarom niets anders willen dan dat mettertijd al Zijn schepselen langs de door de Schepper voorziene wegen weer datgene worden wat Hijzelf is - alleen met het verschil dat zij, voordat ze in zekere zin tot materieel bestaan werden geroepen, niets anders waren dan enkel grote gedachten en ideeën van de Schepper. Die heeft Hij toen met de macht van Zijn wil in de loop van zeer lange tijden in zekere zin op zichzelf bestaand buiten Zichzelf geplaatst en hun een omhulsel gegeven, waarbinnen zij zichzelf geleidelijk aan steeds meer moesten beschouwen en leren kennen en door Mijn hen toch nog altijd doordringende kracht hun zin voor zelfstandigheid en vrijheid in zichzelf moesten laten ontkiemen.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...