Salome nodigt Jozefs gezin uit aan het ontbijt. Het voorkeurs­gerecht van het Kindje. Liefdesgeluk van Salome en het Kindje

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 264 / 302 »»
[1] De volgende morgen was in bei­de huizen iedereen al vroeg op de been. Salome was in haar keuken bezig met de bereiding van een goed ontbijt, bestaande uit ho­ningkoek, een fijne visbouillon en een aantal fijne vissoorten,
[2] waarvan de forellen, die men daar in de bergbeken in gro­ten getale kon vangen, wel de be­langrijkste waren.
[3] Toen ze het ontbijt klaar had, repte Salome zich naar het huis van Jozef, waar ze Jozef en al de zijnen vroeg bij haar te komen ontbijten.
[4] Jozef sprak: 'Maar lieve vriendin toch, waarom haal je je om mijnentwille nu toch zoveel onkosten op je hals?
[5] Mijn zoons zijn namelijk in de keuken ook al bezig met het klaarmaken van een ontbijt.
[6] Je had dus in je betoon van gastvrijheid tegenover ons niet zo bezorgd behoeven te zijn!'
[7] Maar Salome antwoordde : 'Beste vriend, versmaadt U toch alstublieft niet wat Uw dienst­maagd voor U wil doen; komt dus maar mee!'
[8] Dit ontroerde Jozefheel erg; hij riep dus zijn gezin bijeen en vervolgens gingen ze allemaal met Salome mee om in haar huis te ontbijten.
[9] Op de drempel van de voor­deur wachtte Cornelius hen op en heette hen zeer hartelijk welkom.
[10] Nu Jozef zijn vriend Corne­lius bij daglicht weer helemaal kon herkennen, deed hem dit bui­tengewoon veel plezier.
[11] Ze gingen nu allemaal de mooie eetkamer binnen, waar het ontbijt al op de gasten stond te wachten.
[12] Toen het Kindje de vissen op tafel zag staan, lachte Het, liep naar Salome, en zei tegen haar:
[13] 'Wie heeft je verteld, dat Ik zo graag vis eet?
[14] Je hebt Mij daarmee wel een groot plezier gedaan, want dat is Mijn lievelingsgerecht bij uit­stek!
[15] Ik houd ook wel van ho­ningkoeken en van visbouillon met wittebrood,
[16] maar toch houd Ik meer van vis, dan van alle andere ge­rechten.
[17] Ik vind het prachtig dat je zo goed voor Mij gezorgd hebt, en Ik ben dan ook al echt veel van je gaan houden!'
[18] Door deze kinderlijke lof­rede was Salome zo aangenaam getroffen dat ze ervan huilen moest.
[19] Maar nu zei het Kindje: 'Sa­lome, als je zo heel erg gelukkig bent, begin je steeds te huilen;
[20] maar je mag best weten, dat Ik dat huilen helemaal niet zo leuk vind! Je moet dus niet steeds huilen als je je gelukkig voelt, dan zal Ik nog meer van je gaan hou­den!
[21] Weet je, om die vis te eten zou Ik het liefst op jouw schoot willen zitten,
[22] maar eigenlijk durf Ik niet, omdat je dan waarschijnlijk van puur geluk te veel zou moeten hui­len!'
[23] Nu vermande Salome zich zoveel ze kon, en zei tegen het Kindje:
[24] 'O Heer, wie is er dan in staat U zo te zien, zonder daarbij tranen in zijn ogen te krijgen?'
[25] Het Kindje zei nu: 'Kijk maar naar Mijn broers, die zien Mij ook dagelijks, en toch huilen die niet, als ze Mij zien.'
[26] Nu kwam Salome weer tot rust, zodat ze allen aan tafel kon­den gaan, waarbij het Kindje Zich op Salome's schoot zette!
«« 264 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.