Op de parade krijgen Jozef en Maria het te kwaad, zodat ze willen vluchten. Ontmoeting met Cyrenius en Maronius Pilla. Einde van de troepeninspectie. Samen met Cyrenius keert de H. Fami­lie terug

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 53 / 302 »»
[1] Begeleid door de oudste zoon van Jozef, die hun de weg wees naar de burcht, waar Cyrenius re­sideerde, gingen Jozef en Maria nu dus direct op weg.
[2] Toen zij aankwamen op het grote voorplein, bleek het vol te staan met soldaten, zodat het niet gemakkelijk was om bij de ingang van de burcht te komen.
[3] Dus zei Jozef tegen Maria: 'Lieve vrouwe, wat voor mensen onmogelijk is, dat blijft ook voor ons onmogelijk.
[4] En zo is het voor ons nu ook onmogelijk om tussen al die rijen soldaten door bij de burcht te ko­men. Zouden we daarom maar niet direct omkeren en een gunsti­gere gelegenheid afwachten?
[5] Ook het Kindje kijkt al zo angstig naar al die rijen ruige krijgslieden! Het zou er best eens van streek door kunnen geraken en ziek worden. En dat zou dan onze schuld zijn! Laten we liever teruggaan!
[6] Maar Maria antwoordde: 'Lieve Jozef, kijk, als mijn ogen mij niet bedriegen, dan is die man daar, die daar, met die schitteren­de helm op, die juist die laatste rij langsgaat, niemand minder dan Cyrenius!
[7] Laten we dus nog even wachten tot hij hierheen komt, misschien ziet hij ons wel staan! Hij zal ons dan zeker wel een wenk geven wat te doen, of we naar hem toe moeten komen of niet!'
[8] Jozef sprak: ' Ja lieve, je hebt gelijk, het is inderdaad Cyrenius zelf!
[9] Maar, kijk nu ook maar eens goed naar die andere held, die daar naast hem loopt; mijn naam zal niet langer Jozef zijn, als dat niet de beruchte stadhouder is van Jeruzalem!
[10] Wat moet die man nu toch hier? Zou zijn aanwezigheid soms iets te maken kunnen hebben met ons? Zou Cyrenius ons misschien toch nog op schandelijke wijze aan Herodes hebben uitgeleverd?
[11] Het is maar een geluk, dat hij mij en jou vast en zeker niet persoonlijk kent; door dieper Egypte in te trekken kunnen wij ons wellicht opnieuw redden!
[12] Kende hij mij of jou per­soonlijk, dan waren we op dit mo­ment al verloren, want hij is nog maar een pas of twintig van ons vandaan; hij kan ons zo laten grij­pen!
[13] Laten we zo vlug mogelijk weg gaan, als Cyrenius ons in de gaten krijgt is het met ons gedaan, want hij zal ons zeker nog wel kennen!'
[14] Hiervan schrok Maria zo geweldig, dat ze onmiddellijk te­rug wilde gaan, maar de dicht op­eengepakte nieuwsgierige volks­menigte maakte vluchten onmo­gelijk; men kon daar niet dwars doorheendringen.
[15] Jozef zei: 'Wat niet kan, dat kan niet; laten we ons schikken in Gods Wil. De Heer zal ons ook dit maal zeker niet in de steek la­ten!
[16] Laten we voorzichtigheids­halve onze hoofden wat afwen­den, zodat Cyrenius ons tenmin­ste niet direct herkent. ,
[17] Op datzelfde moment ging Cyrenius echter vlak langs Jozef voorbij, zo dicht zelfs, dat hij hem min of meer opzij drong. Van­wege het gedrang van de mensen kon Jozef echter niet achteruit­ Toen nu Cyrenius die 'lastpost' achter hem eens even afkeurend aankeek, herkende hij Jozef ter­stond!
[18] Op dit moment van ont­dekking van Jozef en Maria en het hem toelachende Kindje, schoten zijn ogen vol tranen, en kon hij van vreugde bijna niet praten.
[19] Zich snel herstellend, greep hij vlug Jozefs hand, drukte die aan zijn borst, en zei:
[20] 'Beste, hoogverheven Vriend, je ziet waar ik mee bezig ben!
[21] Het spijt me dat ik je nog niet kon komen bezoeken, maar deze inspectie is zo afgelopen. Ik zal de troepen nu bevelen zich in hun kazernes terug te trekken.
[22] Daarna zal ik hun com­mandant mijn instructies geven voor morgen, en dadelijk daarna zal ik -verkleed -hier terug zijn en je begeleiden naar je woning!'
[23] En vol vreugde wendde hij zich nu tot Maria en tot het Kind­je, en, terwijl hij het Kindje lief­koosde, vroeg hij:
[24] 'Hé, jij, mijn leven, mijn alles, kén je me nog? Houd je nog van me? Jij, heerlijk Kindje van me!
[25] Nu spreidde het Kindje Zijn handjes wijd open voor Cyrenius, glimlachte heel lief naar hem, en zei toen erg duidelijk:
[26] 'O Cyrenius, Ik ken je goed, en Ik houd van je. ..omdat je zoveel van Mij houdt. Kom bij Me, want Ik moet je zegenen!'
[27] Dit werd voor Cyrenius nu toch echt te veel! Hij nam het Kindje in zijn armen, drukte Het aan zijn borst en zei:
[28] 'Ja, mijn leven, met jou op mijn armen wil ik wel een decreet uitvaardigen van langdurige vrede tussen de volkeren!'
[29] Hij riep nu de commandant bij zich en drukte zijn volle tevre­denheid tegenover hem uit! Hij gaf hem bevel de troepen te laten inrukken en hen op zijn kosten drie dagen vrij te houden. vervol­gens nodigde hij de commandant met een aantal hoge officieren uit voor een etentje in Jozefs villa! ...
[30] Begeleid door de zich steeds meer verwonderende Ma­ronius Pilla, ging hij nu, zomaar in het tenue dat hij aanhad, zonder verder verwijl, het Kindje zelf op de arm dragend, met Jozef en Ma­ria de stad uit, richting villa! Daar aangekomen, liet hij door zijn ei­gen bedienden met bekwame spoed een feestelijke maaltijd klaarmaken. Dit optreden van Cyrenius baarde in de stad heel wat opzien. Het volk was wild enthousiast over Cyrenius, die zo'n groot kindervriend bleek te zijn.
«« 53 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.