Wonderlijke ontvangst van Maria bij Elizabeth. Deemoed en wijsheid van Maria. Een evangelie voor vrouwen.. Maria 's terugkeer naar Jozef

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 6 / 302 »»
[1] Toen zij was aangekomen bij het huis van Elizabeth, klopte Maria vlug maar ook schuchter op de deur, zoals bij de joden gebrui­kelijk was.
[2] Maar toen Elizabeth dat zachte geklop hoorde, dacht ze: wie kan daar nu zo ongewoon zachtjes kloppen?
[3] 't Zal wel weer een kind van de buren zijn. Want mijn man kan het niet zijn; die zit in de Tempel nog de verlossing af te wachten van de stomheid, die hem als straf is opgelegd.
[4] Dit werk hier is te belangrijk dan dat ik dat terwille van een on­deugend kind zou moeten onder­breken!
[5] Nee hoor, dát doe ik niet! Het is tenslotte werk voor de Tempel, dat vóór alles gaat! Dat kind wil mij vast alleen maar een beetje plagen, zoals gewoonlijk!
[6] Laat ik maar liever flink blij­ven doorwerken, en dat kind maar mooi laten kloppen. ..
[7] Maar nu klopte Maria nóg een keer, en nu begon het kindje in Elizabeth 's schoot te trappelen van vreugde, en zijn moeder hoor­de een fijn stemmetje, vanuit de streek wáár het kindje trappelde, en dat stemmetje zei.: (zie noot 15).
[8] 'Ga moeder, ga vlug, want de moeder van mijn en uw Héér, van mijn en uw God, staat aan de deur te kloppen! Zij komt op fa­miliebezoek!'
[9] Toen Elizabeth dat hoorde gooide ze haar werk neer en rende naar de deur om Maria open te doen.
[10] Zij zegende haar eerst -zo­als gebruikelijk was -en sloot haar dan in haar armen met de woorden:
[11] 'O Maria, jij bevoorrechte onder alle vrouwen, jij bent de Gezegende onder alle vrouwen en gezegend is de Vrucht van je schoot. .~.
[12] O Maria, jij reine maagd van God, waaraan verdien ik deze grote genade, dat de moeder van mijn Heer en mijn God mij be­zoekt?!'
[13] Maria begreep echter niets van al die ongewone taal; ze zei tegen Elizabeth:
[14] 'Lieve nicht, ik kom je maar gewoon een bezoek bren­gen..; heb je het over mij? Daar begrijp ik helemaal niets van! Ben ik dan werkelijk al zwanger, nu jij mij moeder noemt?'
[15] Elizabeth antwoordde Ma­ria met: 'Weet je, toen jij voor de tweede maal klopte, trappelde terstond het kindje dat ik onder mijn hart draag, van vreugde; het groette jou al bij voorbaat in mijn binnenste!'
[16] Nu bezon Maria zich en be­dacht wat de Engel Gabriël haar had gezegd, overigens zonder het ook nu nog te begrijpen. Ze zei:
[17] 'O grote God van Abra­ham, Izaak en Jacob, wat hebt U toch aan mij gedaan? Wat kan ik dan wel zijn, dat alle geslachten der Aarde mij zalig moeten prij­zen?' (zie noot 16).
[18] Maar nu zei Elizabeth: 'O Maria, uitverkorene van God, kom nu toch eindelijk eens bin­nen, en kom eerst wat op je ver­haal, dan kunnen we daarna ver­der praten en samen God loven en prijzen, zo goed we maar kun­nen!'
[19] Nu volgde Maria Elizabeth naar binnen, at en dronk wat om zich te sterken en kwam tenslotte in een opgewekte stemming.
[20] Nu vroeg Elizabeth Maria honderduit over alles wat ze in de Tempel had meegemaakt als pleegkind des Heren, en hoe dat alles bij haar was overgeko­men...
[21] Maar M aria sprak: 'Lieve nicht, jij bent toch immers ook een door de Heer bijzonder geze­gende! Je zult me vast wel begrij­pen als ik je zeg van mening te zijn dat wij vrouwen er niet verstandig aan zouden doen als we zaken zouden willen doorpraten, die door God zijn vóórbehouden aan de zonen van Aäron; naar mijn overtuiging zijn wij daartoe niet eens in stáát!
[22] Het lijkt mij, dat wij de goddelijke dingen moeten overla­ten aan God Zelf, en aan dege­nen, die Hij daartoe heeft aange­steld; wij moeten daar niet over inzitten! ,
[23] Als wij God maar boven al­les beminnen en ons aan Zijn ge­boden houden, dan leven wij ge­heelovereenkomstig onze staat; wat daarbuiten valt behoort tot de verantwoordelijkheid van die mannen, die de Heer daartoe roept en uitverkiest!
[24] Ik wil maar zeggen, lieve nicht, zo hoort het! Laat mij dus nu maar niet uit de Tempel klap­pen, daar wordt het immers niets beter of slechter door! (zie noot 17). Zodra de Heer Zelf de tijd rijp acht, zal Hij de Tempel zeker straffen en zuiveren!'
[25] In deze woorden erkende Elizabeth de diepe deemoed en nederigheid van Maria, en ze zei nu spontaan tegen haar:
[26] ' Ja, jij bent inderdaad ver­vuld van Gods genade! Met zo 'n buitengewone schroomvalligheid moet je bij God wel Diens hoogste genade ten deel vallen !
[27] Want zoals jij spreekt, kan alleen de zuivere onschuld zelf spreken! En wie zo leeft als jij, die leeft heel zeker in gerechtigheid voor God en voor de wereld!'
[28] Maar Maria antwoordde: 'Rechtvaardig leven we niet uit onszelf; het komt van de Heer, en het is genade !
[29] Wie meent rechtvaardig te leven uit zichzelf, die leeft zeker allerminst gerecht voor God; maar wie zijn te kort schieten steeds tegenover God bekent, hij is het, die voor God gerechtvaar­digd leeft !
[30] Maar hoe ikzelf leef. .., ik weet het niet! ...: mijn leven is een en al genade! Daardoor kan ik ook niet anders dan de Heer voortdurend liefhebben, loven en prijzen met al mijn krachten! En, als jouw leven dus net is als het mijne, dan doe je net zo; de Heer zal daarin dan meer behagen scheppen, dan wanneer wij als­maar met elkaar over het tempel­gebeuren zouden babbelen!'
[31] Elizabeth bemerkte zeer goed, dat er een goddelijke Geest van Maria uitstraalde, haar nieuwsgierigheid naar het tempel­gebeuren gaf ze op, en zij gaf zich verder helemaal over aan Gods Wil, terwijl zij Hem loofde en verheerlijkte 32. In deze onderlinge ver­standhouding bleef Maria nog drie volle maanden bij Elizabeth, en zij hielp haar gedienstig bij alle huishoudelijke werkzaamheden.
[33] Inmiddels had Jozef ook zijn bouw voltooid en was hij met zijn zoons naar huis teruggekeerd, waar hij nu het door hem gehuur­de stukje grond bewerkte.
[34] Maar op een avond zei hij tegen zijn oudste zoon: ' Joël, ik zou graag willen, dat je voor mor­genochtend mijn lastdier rijklaar maakt, want ik moet Maria gaan halen.
[35] Dat kind is nu al drie maan­den van huis, en ik weet niet hoe het daar met haar gaat!
[36] Want al is zij dan bij de vrouw van die met stomheid ge­slagen priester, toch weet je maar nooit of zelfs dat huis is gevrij­waard tegen alle bekoringen van hem, die zelfs Eva wist te verlei­den!
[37] Ik wil daar dus morgen heengaan en het meisje terugha­len, opdat Israëls zonen niet te eniger tijd kwaad van mij zullen spreken, en opdat de Heer mij niet zal behoeven te straffen om­dat ik voor haar niet zorgvuldig ben geweest.
[38] Joël ging dus doen wat Jozef hem had opgedragen, maar hij was daar nauwelijks mee klaar, of Maria stond al op het erf, groet­te Jozef, en vroeg hem om weer in zijn gezin te mogen worden opge­nomen.
[39] Jozef, door dit zo plotselin­ge verschijnen van Maria volledig verrast, vroeg meteen: 'Ben jij het wel, ontrouwe huisgenote?!'
[40] Maria sprak: ' Ja, ik ben het; maar ontrouw ben ik niet, want ik was allang, en graag, weer teruggeweest, als ik maar alleen over dat beboste gebergte zou hebben gedurfd, maar dat durfde ik niet! En U. ..zond ook nie­mand om mij te halen! Ik moest dus wel zo lang wegblijven!
[41] Gelukkig kwamen er van­daag drie Levieten bij de vrouw van Zacharias op bezoek; die heb­ben mij toen zij naar Jeruzalem teruggingen meegenomen. Zij brachten me tot aan de grens van Uw grond, zegenden mij en Uw gezin, en trokken verder, waarna ik naar U ben teruggerend, lieve vader Jozef. ' (zie noot 18).
[42] En, hoewel Jozef Maria nog graag wat zou hebben willen uitfoeteren vanwege dat lange uit­blijven, kon hij dat toch niet over zijn hart verkrijgen. Ten eerste had Maria's stem zijn gevoelige hart daartoe te zeer ontroerd, en op de tweede plaats moest hij ei­genlijk zelf schuld bekennen, om­dat hij Maria niet eerder door een bode had laten halen!
[43] Hij liet haar dus bij hem komen om haar te zegenen, en nu vloog het meisje op hem af om hem te liefkozen, zoals alle on­schuldige kinderen dat bij hun ouders en bij andere weldoeners plegen te doen.
[44] Dit nu ontroerde Jozef he­vig, en, van edele vreugde ver­vuld, zei hij: 'Weet je, ik ben arm en al bejaard, maar jouw kinder­lijke liefde doet mij mijn armoede en leeftijd vergeten! De Heer heeft mij jou gegeven om mij daarmee een groot plezier te doen! En ik ben blij dat ik nog kan werken om jou, mijn kind, een goed stuk brood te kunnen ge­ven!'
[45] Terwijl hij dit zei, liepen de oude man de tranen over de wan­gen. Maar Maria droogde die handig af, en zij dankte God, dat Hij haar zo'n goede pleegvader had gegeven...
[46] Het was Jozef op dat mo­ment als hoorde hij psalmen zin­gen voor zijn huis.
«« 6 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.