Het hemelrijk moet bevochten worden.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 159 / 244 »»
[1] De BAAS van de schippersknechten zegt: "Heerlijk meisje! Wie gaf jou die wijsheid? Waarlijk, je bent wijzer dan Abraham, Isaäk en Jacob!"
[2] JARAH zegt: "Ik heb jullie zoëven toch verklaard, wie Degene is die nu in ons midden is. Hoe kun je dan, met die zekerheid, nog vragen waar ik deze wijsheid ontving, of wie mij deze heeft gegeven? Daar vóór ons staat de grote heilige Gever van alle goede gaven! Hij alleen is wijs, en Hij alleen is volkomen goed! Wie Hém liefheeft en in zijn hart gelooft dat Hij Zélf de eeuwige Heer Jehova Zebaoth is, in diens hart zal Hij Zijn ongeschapen eeuwige licht geven, en in die hele mens wordt het dan licht, en zo'n mens zal dan geheel en al vervuld zijn met de ware goddelijke wijsheid. -Als jullie een klein beetje begrip hebben, moet het jullie duidelijk zijn, hoe wij allen er nu voor staan!"
[3] De BAAS van de schippersknechten zegt: "Ja, ja, lief engeltje! Nu begrijpen wij het wel, en zoals jij het ons nu uitgelegd hebt, zal het wel zijn; maar zij die gisteravond van ons eisten om naar Zebulon en Chorazin gebracht te worden, zullen dat niet geloven en nog minder begrijpen. Wij zijn heel eenvoudige mensen en hebben nauwelijks een wonder nodig om te geloven, maar bij hen zal een wonder nog slechter resultaat opleveren dan geen wonder."
[4] JARAH zegt: "Daarom zal Hij voor hen verschrikkelijk worden, want de winden zullen Zijn woord over de gehele aarde uitdragen! Wee hem, die het horen, begrijpen en tenslotte toch verwerpen zal!"
[5] IK zeg tegen de knechten: "Wel, wat vinden jullie van het verstand van deze dochter van Mij?"
[6] De KNECHTEN zeggen: "Heer en Meester! Als U werkelijk diegene bent, die U volgens de wijze toespraak van deze lieve engel van een meisje moet zijn, dan is het ook geen wonder meer dat dit meisje zo wijs is, want Hij die in Bileams tijd de ezel liet spreken zodat hij voor Bileam kon profeteren, Die moet het nog gemakkelijker zijn om de aan het spreken gewende tong van een veertienjarig meisje, voor het profeteren geschikt te maken!
[7] Wij geloven nu allemaal dat U datgene bent, wat dit meisje ons duidelijk voor onze ogen en oren beschreven heeft, en daar is verder geen wonder voor nodig! Maar omdat U, o Heer, dat bent, zie dan onze grote zwakheid aan en verander die in een geschikte kracht, zodat wij ons daarmee kunnen beschermen tegen de altijd aanwezige vijanden van het licht en de waarheid! Want het is werkelijk treurig dat wij Joden nu bij de heidenen licht en waarheid moeten zoeken. Jeruzalem is, in plaats van voor alle mensen het grootste licht te zijn, een poel van de ergste nacht en duisternis en een moordkuil voor de oude zuivere geest van de Joden geworden. Als wij nu licht en waarheid willen, moeten wij het in Sidon en Tyrus gaan zoeken bij de Grieken en de Romeinen! Daarom, Heer en Meester, omdat U alle dingen mogelijk zijn, geef ons licht en kracht opdat wij de waarheid zien en haar dan kunnen beschermen tegen de vijanden!"
[8] IK zeg: "Vrede zij met en temidden van jullie! Niemand moet zich meer achten dan de ander! Jullie Zijn allen broeders, maar hij, die zich het geringste acht en de knecht en dienaar van de anderen wil zijn, die is toch de meeste en de hoogste! Als Ik jullie echter als knechten wil hebben, dan zijn jullie in werkelijkheid ook Mijn macht. En op die manier is iedere knecht de kracht van zijn heer, -maar de heer is dan weer de voorspraak van de knecht! Heb elkander lief, doe wel aan je vijanden, zegen hen die je vervloeken en bid voor hen die je. verwensen! Vergeld kwaad met goed en leen je geld niet uit aan hen die veel rente kunnen betalen dan zullen jullie de zegen en de genade van God in overvloed in je hebben! In korte tijd zal daaruit dan het licht, de waarheid en alle macht en kracht je deel worden; want de maat waarmee je geeft, zal ook de maat zijn waarmee je terugontvangt!"
[9] Een gewone KNECHT zegt: "Heer, wij zien en voelen dat Uw l.eer waar en echt is, maar wij voelen ook dat ze moeilijk te volgen zal Zijn! Het is echt heel lofwaardig en hemels mooi om hen goed te doen, die steeds bezig zijn om ons schade te berokkenen, maar wie kan de vaak maar al te erge kwaadaardigheid van de mensen steeds met hetzelfde geduld tegemoet komen? En het is maar zeer de vraag of men daardoor de kwade wil van de mensen niet nog meer aanwakkert, dan wanneer men hen voor hun slechte daad tuchtigt. Als men dieven en moordenaars voor hun misdaden ook nog zou belonen, dan zouden er weldra nog maar weinig mensen op de aardbode~ rondlopen! Daarom moet men de vijand altijd vastberaden het hoofd bieden en om het huls een bolwerk van dorens aanleggen, zodat de vijand voor altijd de lust vergaat om iemand kwaad te doen. De intentie van de vijand zal zo eerder vriendelijk worden, dan wanneer men hem voor het aan iemand gedane kwaad een weldaad zou bewijzen!" .
[10] IK zeg: "Ja, ja, dat is wel echt menselijk gedacht: maar er zit geen spoortje goddelijks in. Met de straf zul je de mens die je kwaad deed wel afschrikken, zodat hij het niet zo gemakkelijk meer proberen zal je kwaad te doen, -maar hij zal daardoor toch nooit je vriend worden. Heb je hem echter voor iets slechts dat hij tegen jou begaan heeft., te rechter tijd, toen hij in nood zat, een weldaad bewezen, dan zal hij de zonde die hij aan jou beging, inzien, deze diep berouwen en vanaf dat uur je beste vriend worden!
[11] En zo zal hij, door een hem voor zijn slechte daad bewezen weldaad, voor altijd verbeteren, maar een daarvoor ondergane straf zal hem tot jouw zestigvoudig ergere vijand maken!
[12] Als de eerste aan jou begane zonde misschien slechts Uit een soort moedwil en leedvermaak voortkwam, dan zal de tweede zonde uit toorn en wraak ontstaan, daarom zeg Ik het jullie nog een keer: Doe wat, wat Ik jullie eerder gezegd heb, dan zullen jullie Gods genade en Zijn zegen volkomen deelachtig worden! .
[13] Want wie echt door Mij gezegend wil zijn, moet Mijn woord, waarin alle genade, al het licht, alle waarheid en alle macht ligt, ook echt aannemen, omdat het anders onmogelijk is, hem wat voor genade dan ook te schenken.
[14] Neem echter allemaal een voorbeeld aan Mij, want Ik ben met Mijn gehele hart zachtmoedig en heb met iedereen alle geduld! Schijnt de zon niet net eender over goeden en kwaden, over rechtvaardigen en onrechtvaardigen en valt de vruchtbare regen niet net zo goed op het veld van de zondaar als op het veld van de rechtvaardige? Wees daarom in alles volmaakt, zoals de Vader in de hemel volmaakt is, en je zult in overvloed genade en zegen uit de hemel ontvangen! -Begrijpen jullie dat wel?"
[15] ALLEN zeggen nu: "Ja Heer, wij begrijpen het nu allemaal heel goed! Alles is dus helemaal in orde, en wij zullen ons ook alle mogelijke moeite geven om alles woordelijk na te volgen, maar het zal ons zeker in het begin veel moeite kosten!"
[16] IK zeg: "Ja, beste vrienden, in deze tijd kost het hemelrijk geweld! Die het niet met geweld tot zich trekken, zullen het niet veroveren! Maar ieder die ter wille van het hemelrijk met zichzelf vecht, is een wijze en verstandige bouwheer. Een wijze en verstandige bouwer bouwt zijn huis echter niet op los zand, maar op vaste rotsgrond, en als dan stormen en watervloeden komen, kunnen zij het huis niet deren, want het staat op een rots.
[17] Zo is het ook met de innerlijke strijd om het hemelrijk. Wie dit eenmaal door strijd in zich heeft verkregen, heeft het voor eeuwig onverwoestbaar tot zich getrokken. Dan mogen er nog zulke wereldse stormen over hem losbarsten, zij zullen niet in staat zijn hem te schaden. Maar wie het niet met alle inzet van zijn kracht en moed door strijd heeft verkregen, die zal in de stormen der wereld meegesleurd worden en ook nog verliezen wat hij al had! - Denk hier goed aan, want er zullen tijden komen waarin jullie dit alles heus erg nodig zullen hebben!"
[18] Nu zeggen de SCHIPPERSKNECHTEN: "Wij kunnen U, o Heer, voor dit alles slechts alleen maar eenvoudig dank zeggen en wij zien nu overduidelijk, dat de mens aan God de Heer niets kan geven, wat hij eerder niet van Hem zou hebben ontvangen. Maar neem U, o Heer, deze dank van ons toch zo aan, als zou het voor U iets zijn, en zeg ons wat wij voor Uw eer en liefde moeten doen!"
[19] IK zeg: "Ik heb het jullie al gezegd; doe dat, - meer is niet nodig! Vertel ons echter nu eens wat jullie vannacht allemaal gezien en in ieder geval ook gehoord hebben; want scheepslui zien 's nachts vaak heel merkwaardige dingen. Maar houdt het verhaal kort en voeg niets toe of laat niets bewust weg van wat je weet!"
«« 159 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.