De twijfelaars geloven nu, maar sommigen zijn bang om naar de Heer te gaan. Tweespraak tussen een kerksgezinde en een vrijdenker. Humor in het geestenrijk

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 117 / 150 »»
[1] De vorige spreker, die vóór de zogenaamde lomperd had gesproken, zegt daarop: 'Ik en de spreker die na mij het woord voerde zijn helemaal doordrongen van de duidelijkheid van jouw rede. De waarheid daarvan is overtuigend! Het zal ook onvermijdelijk gaan zoals jij het nu met profetische geest hebt voorspeld. Zo is ook de jood Jezus, de Christus, zeker datgene, wat de goede overlevering van Hem getuigt en wat jij over Hem hebt verklaard. Daarom is het nu voor ons des te moeilijker om ons tot Hem te wenden. Want wij zijn allemaal grote zondaars geweest en hebben geen acht geslagen op Zijn goddelijke leer! Zal Hij ons niet meteen toeroepen: 'Ga weg van Mij, gij boosdoeners, Ik ken jullie niet!'
[2] De tweede spreker zegt: 'Hoe kom je daar nu weer bij? Geloof jij dan werkelijk nog in hel of vagevuur? Nee, daar zou ik zelfs in mijn droom niet aan denken. Christus zal toch een heel stuk wijzer en ook beter zijn dan wij beiden. Zeg mij eens, zou jij met jouw kille hart, in staat zijn om iemand naar de jezuïetenhel te verdoemen en dat voor eeuwig, áls er al een zou zijn? Ik zeg je, dan zou men ronduit een duivel moeten zijn. Hoe stel jij je Christus dan eigenlijk voor, als je Hem tot zoiets in staat acht?'
[3] De eerst genoemde zegt: 'Je hebt weliswaar gelijk, maar weet je, volgens Zijn eigen woorden zullen hoeren, echtbrekers, dieven, moordenaars, bedriegers, meinedigen, vrekken en hardvochtigen het rijk Gods niet binnengaan. Er staat geschreven: 'Wie gelooft en gedoopt wordt, zal zalig worden!' Wij zijn wel gedoopt, maar geloofd hebben we nergens in, behalve dan in datgene wat binnen handbereik lag. We kunnen dus bij Christus met niets aankomen, wat voor ons ook maar de schijn van iets goeds zou hebben. Hij is wel oneindig goed, maar Hij is ook evenzeer oneindig heilig en dus evenzeer rechtvaardig! Hoe wij het echter met Zijn rechtvaardigheid moeten klaarspelen, is een andere vraag!'
[4] De tweede zegt: 'Heb jij dan onze vriend en leider Bruno niet horen zeggen, hoe het in elkaar zit? Hij is door Christus naar ons toegezonden om ons te winnen en naar de Heer te leiden! Hij heeft ons nu gewonnen, waarom zouden we dan nog onnodige drukte maken? Wij weten allemaal, dat we voor God geen knip voor de neus waard zijn, maar wanneer Hij tegenover ons genadig en barmhartig wil zijn, waarom zouden we ons dan aanstellen als een maagd op een boerenbruiloft? Dan komt het er op aan dat we met beide handen aannemen wat de grote Heer der hemelen ons wil geven, en moeten we niet aankomen met allerlei jezuïeten bezwaren!'
[5] De eerste zegt: 'Was jij maar wat fijngevoeliger! Op aarde was je altijd zo openhartig; zul je voor het aangezicht van de Heer ook zo praten? Dan zul je zeker beven als het loof van een esp bij een flinke storm!'
[6] De tweede zegt: 'O jee, o jee, ik merk wel dat er nog een heel jezuïetencollege in je aanwezig is! Heb je dan geen acht geslagen op de duidelijke taal van Bruno? Die heeft de roomse bedriegerijen toch duidelijk aan de kaak gesteld en jij dweept nog als een stervende pater. Kom, laat je niet uitlachen! Kijk, vriend Bruno wordt er gewoon niet goed van als hij je aankijkt, omdat je zo'n oerdom gezicht trekt en er maar op los praat als een Weense koetsier op Goede Vrijdag, wanneer de redemptoristen zijn paarden besprenkelen met wijwater. Schaam je om hier in het geestenrijk met dergelijke dwaasheden aan te komen! Kijk, Christus de Heer Zelf zou je nog moeten uitlachen, als Hij jou met zo' n gezicht zou zien!'
[7] De eerste zegt: 'Vriend, ik vraag je, hou je grove tong wat in bedwang, anders kom je zelf nog in de hel! Want er bestaat een hel, evengoed als er een hemel bestaat. Let toch een beetje op je woorden, anders word je zondermeer verdoemd!' De tweede zegt: 'Vriend Bruno, wees zo goed om deze held toch een beetje te troosten, anders beleven we hier in de geestenwereld nog, dat hij het van angst in zijn broek doet! Daar is niet veel meer voor nodig!'
[8] Het hele gezelschap schiet daarop in de lach en de eerste spreker zegt: 'Vriend Bruno, ik vraag je ook deze spreker zijn mond wat te snoeren, want hij bekladt mijn goede naam. Wat gaat het hem eigenlijk aan, dat ik een vriend was van Gods dienaren? Laat hem toch niet zulke toespelingen maken, waardoor iedereen mij begint uit te lachen!'
[9] Bruno zegt: 'Wees verstandiger, dan zal niemand je uitlachen! Maar wanneer je hier met louter jezuïeten bezwaren aankomt en daardoor mijn werk aan jullie vertraagt, heeft vriend Niklas gelijk, als hij je een beetje op stang jaagt. Wie is er dan goed en rechtvaardig voor God en wie heeft verdiensten voor Hem, de Almachtige? Heeft Hij dan niet Zelf gezegd: 'Als jullie alles gedaan hebben, dan moeten jullie nog zeggen, dat jullie luie en nutteloze knechten waren!' Wanneer Hij echter zo heeft gesproken, waarom oordelen wij dan nog over de vraag of wij wel of geen verdiensten voor Hem hebben? Wanneer Hij echter genadig en barmhartig tegenover ons wil zijn, waarom zouden we ons dan daartegen verzetten? Kijk, dat is ijdel! Wij allen zijn slecht en God alleen is goed! Wanneer Hij ons nu echter vanuit Zijn eeuwige goedheid iets wil geven, dan is het aan ons om te doen zoals eens de zondaar Zacheüs, toen de Heer hem uit de boom liet komen, in zijn huis intrek nam en daarna met hem de maaltijd gebruikte. Laten wij nu ook doen wat eens Zacheüs heeft gedaan!'
«« 117 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.