De loze taal van de overste.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 145 / 246 »»
[1] De OVERSTE piekert en kan niet besluiten of hij wél met.de waarheid te voorschijn zal komen of niet. Pas na geruime tijd zegt hij: Geëerde gebieder! Veel honden zijn der hazen dood! Ik raak er steeds meer van overtuigd, dat de getuigen tegen mij nu uit de grond schieten als paddestoelen na vochtig weer. Wat zal ik dan nog verdere, overtuigende bewijzen toevoegen aan datgene wat u weten wilt en volgens uw zeggen al weet?! Ik kan geen ja zeggen tegen iets, dat tegen mijn overtuiging ingaat en mijn nee helpt mij niet! Neemt u daarom maar rustig het getuigenis tegen mij aan, ik zal geen moeite meer doen, wat voor terechte of onterechte beschuldigingen van de zijde van de vele getuigen tegen te spreken! Als u mij schuldig vindt, goed dan, u heeft toch alle macht mij daarvoor te tuchtigen en te straffen zoals u wilt. Ik, ongelukkig mens, kan mij daartegen niet verweren!"
[2] CYRENIUS zegt: "In uw Boeken staat: 'Wee hem, die zich vergrijpt aan een gezalfde van God!' Daarom tracht ook ik, zolang het maar mogelijk is, deze wet van u in ere te houden.
[3] Saul, uw eerste gezalfde koning, was later iemand die veel kwaad deed en David, die door Samuël als tweede gezalfd werd over Israël, had de hem naar het leven staande Saul vaak geheel in zijn macht en had hem kunnen vernietigen. Maar Gods geest sprak in het hart van David: 'Wee, als je je zou vergrijpen aan het hoofd van Mijn gezalfde!'
[4] En, hoewel ik een Romein en tevens een heiden ben, hoor ik toch ook de stem van dezelfde geest, die zegt: "Onderzoek gerust ieder van Mijn gezalfden en leidt hen, als zij op voor jou duidelijk herkenbare dwaalwegen zijn geraakt, met raad en daad terug op de juiste weg, maar pas op als je ook maar één van hen oordeelt!'
[5] Als zelfs een aartsengel Michaël het niet aandurfde om de satan na de verloren driedaagse strijd zelf te oordelen, maar hem aan het oordeel van de Heer overliet hoe zou ik het dan aandurven voor het aangezicht van God u te oordelen. Maar ik wil u welonderzoeken, u wijzen op de grootte van uw gewetenloze en liefdeloze handeling tegenover uw broeders en u daarna pas op de levensweg plaatsen! Als u echter weet dat ik alleen maar dat wil, waarom bent u dan niet eerlijk tegenover mij?" .
[6] De OVERSTE zegt: " Als u alles toch al weet, zie ik echt niet in waarom u nog een openlijke bekentenis van mij verwacht! Daarnet zag ik dat u in vuur en vlam raakte omdat ik openlijk te kennen gaf dat ik niet hetzelfde gunstige getuigenis over de Nazareeër kon geven als u, die hem al hebt leren kennen. Daarom laat ik het wel uit mijn hoofd om nog meer dingen openlijk te zeggen! Ik heb u trouwens toch al alles gezegd en u zegt ook dat u alles weet, waarom zullen we er dan nog meer woorden aan vuil maken?!
[7] Wat overigens mijn gezegde over de Nazareeër betreft, die mening is niet van mij, ik kon u slechts datgene zeggen wat ik zelf van anderen over hem heb gehoord! Nu ik echter van u een andere mening hoorde, denk ik ook anders over hem! Of wordt er nog iets anders van mij verwacht?! Wie kan mij dan voorschrijven iets goeds over een mens te zeggen, als mij tevoren alleen maar kwade en geen goede berichten over hem ter ore zijn gekomen? Maar omdat u de enige bent die mij nu pas heel goed nieuws over de Nazareeër hebt verteld, kan ik hem nu zelf ook een even goed getuigenis geven als u en ofschoon ik met hem nog niet dezelfde ervaring als u heb opgedaan, is uw getuigenis mij toch voldoende en ik denk nu over de Nazareeër zoals u. -Is dat nu ook nog niet goed?"
[8] CYRENIUS zegt: " Ja, dat zou zeker wel goed zijn, als uw hart hetzelfde zei als uw mond, maar uw hart kon wel eens, als men dat kon horen, een heel andere taal spreken! Want ik ken de Farizeeën maar al te goed! Ik weet maar al te goed dat u net als de Essenen eigenlijk helemaal niets gelooft, maar het blinde volk terwille van uw materiële welvaart alles wilt laten geloven wat u maar kunt bedenken om daarmee voordeel te behalen.
[9] Als er dan een man komt die een innerlijk, waarachtig licht uit God heeft en de mensen, die in een stikdonkere nacht en grote duisternis ronddwalen, de ware en lichte weg des levens wijst, waarbij het natuurlijk onvermijdelijk is dat uw oude bedriegerijen daarbij openbaar worden, wordt u woedend op zo'n lichtprofeet van God en tracht u hem op iedere mogelijke wijze geheel te vernietigen. U bent er namelijk voor berucht dat u behalve Elia en Samuël zo goed als bijna alle door God aan u gezonden profeten hebt gestenigd en daarbij aan het volk hebt verkondigd, dat u God daarmee een goede dienst hebt bewezen.
[10] Pas na honderd jaar hebt u de profeten -nooit terwille van uzelf, maar alleen omdat u hun uitgekomen voorspellingen heel goed kon gebruiken om het volk schrik aan te jagen -opgenomen en bent u begonnen om hun graf, echt of niet dat maakte niets uit, wit te kalken en te versieren!
[11] Ziet u, dat was altijd uw manier van doen, die ik maar al te goed ken! Maar als het bij u tot nog toe altijd zó ging met de waarheid, hoe zou ik dan aan uw woorden ook maar enig geloof kunnen hechten?! Zeg me maar of u zich soms naar waarheid anders hebt gedragen! Gelooft u werkelijk ook maar een jota van datgene wat u het volk voorgepredikt hebt om te geloven?"
[12] NB.: Dat Cyrenius hier zo kon spreken, kwam omdat Ik hem de woorden in het hart en de mond legde. Wat hij sprak, waren vrijwel Mijn eigen woorden, aangepast aan Cyrenius' manier van spreken.
«« 145 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.