Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 214 / 248 »»
[1] (DE ROMEIN ZEI:) 'Zeg me eens: Wat vind je van het boek Job? Hoe bevalt je het tweegesprek tussen God en job en dat tussen God en satan? Wat denk je ervan, en hoe verklaar je mij deze vreemde geschiedenis?'
[2] DE FARIZEEËR zei: ' Alweer zo'n vraag die door geen enkel verstandig mens kan worden beantwoord! Wat vind je dan van jouw Icarius, Bacchus en Orpheus? Onze Job heeft nooit bestaan, en alles is een vrome sage, bedacht door de een of andere oude ziener, die indertijd zijn verzinsel met een zweem van een duistere moraal zo opschreef als hij het zelf begreep. Wij zien daarin een uiterst rechtschapen man waar God grote waarde aan hecht. God laat Zich dan ten eerste door satan wijsmaken dat ook deze Job zou vallen, als hij - satan - hem aan de tand mocht voelen. God geeft daarop ten tweede aan satan het recht, het geduld van job op de schandelijkste wijze te beproeven, en wel net zo lang tot de arme Job tenslotte zijn geduld verliest en behoorlijk tegen God in opstand komt. Dan zendt God hem een zegsman die de arme Job heel scherp terechtwijst; en als Job zich dan weer volledig schikt naar de harde wil van God, wordt God hem weer genadig.
[3] Wel, wie daarin iets wijs ontdekt van de kant van een God die zeer wijs moet zijn, moet wel uit de tijd van deze zeer geplaagde man stammen! Wij lezen deze geschiedenis met tegenzin en hebben die allang voor apocrief verklaard, want in deze geschiedenis zit net zo weinig waars en wijs als in die van jouw Atlas, die de hele hemel voortdurend op zijn schouders moet dragen, en daarover is ook geen wijs en verstandig antwoord te geven.'
[4] DE ROMEIN zei: 'Nou, nou, dat gaat wel goed zo bij jullie! Omdat jullie te traag zijn om te zoeken, te denken en te leren, daarom verwerpen jullie liever alles wat jullie niet in je luie kraam te pas komt! Al op het eerste gezicht zag ik in job de innerlijke, geestelijke vorming van de mens, en jullie noemen dat apocrief! Wordt daar niet heel duidelijk in getoond hoe de ziel zich langzaam maar zeker moet scheiden van alles wat werelds en lichamelijk is?
[5] Een mens die in alle opzichten in welstand leeft, kan God gemakkelijk loven en prijzen, want het gaat hem daarbij heel goed; maar voor zijn ziel heeft dat nog maar weinig waarde. Maar dan wordt de mens op de proef gesteld hoe hij zich in de ellende en in de nood tegenover God opstelt, en door middel van Job is daar een heerlijk beeld gegeven hoe men niet alleen in welstand, maar ook in de grootste ellende God moet erkennen, loven en prijzen. En zoiets noem jij onecht en dat betitel je als zinloze en onbegrijpelijke kletspraat?! O, je staat nog helemaal onderin de poel van het gericht en de dood! En je hebt dus nu al zes vragen verprutst! Maar daar praten we niet over, en ik zal je nu als zevende vraag iets heel natuurlijks en gemakkelijks zeggen! Luister dus!
[6] Kijk, in Opper-Egypte bestaat, nog heel goed bewaard, een in een granietberg uitgehouwen tempel van God! Zijn naam is ja-bu-sim-bil. Deze tempel -heel iets anders dan de tempel in Jeruzalem! - is door de oerbewoners van het gedenkwaardigste land van de hele wereld, dus door de toenmalige kenners van God, met de onbeschrijflijkste moeite van de wereld tot stand gebracht. Voor de toegangsdeur zijn in zittende, dus in eeuwig rustende houding, de vier elementen van deze aarde gepersonifieerd weergegeven. Hun kolossale weergave moet de geweldige kracht van God in de wetten van de totale natuur voorstellen, en hun rust de onveranderlijke orde van de goddelijke geest. Het binnenste van deze tempel, een zeer ruime hal, bestaat uit drie afdelingen. In de eerste staan gigantische mensengestalten, in de tweede mensen van ons slag, en in de derde zijn met verschillende tekens helemaal op de achtergrond, weliswaar sterk verweerd, de woordsymbolen ja-bu-sim-bil te lezen. -Hoe zou jij, als schriftgeleerde, mij het inwendige van deze gedenkwaardige aardse tempel kunnen uitleggen? Want ik hoop datje dat niet onbekend zal zijn.'
[7] DE FARIZEEËR zei: 'ja, ja, daar heb ik veel over gehoord, en het zal wel precies zo zijn als jij mij nu hebt beschreven; maar die tempel is verschrikkelijk oud, en wie kan zeggen wie de volkeren waren die die tempel gemaakt hebben? Hun tekens zijn voor ons onleesbaar, en wie kan precies raden wat zij betekenen?! Ze lijken niet in het minst op ons schrift, en zodoende zijn zij dood voor ons. jullie schrijven van links naar rechts, en wij omgekeerd, en daarom kunnen jullie het oerschrift van Egypte ook gemakkelijker lezen dan wij, omdat men zegt dat ook de oude Egyptenaren van links naar rechts geschreven moeten hebben. Wij schrijven omgekeerd en kunnen daarom dat oude schrift echt niet meer ontcijferen. Wat kunnen die drie hallen en die vreemde grote en kleine beeldhouwwerken in de eerste twee hallen betekenen, en wat tenslotte de derde hal met die bepaalde inscripties, die wij Joden niet kunnen lezen?'
[8] DE ROMEIN zei: 'O, jullie, die pretenderen kinderen van God te zijn, en die door alle wijsheid van de wereld opgeblazen als grote moeraskikkers rondlopen -alsof jullie de hele aarde geschapen hebben! Dat wat voor de hand ligt, begrijpen jullie niet, en toch willen jullie opvoeders en leiders zijn van een volgens jullie Schrift door God uitverkoren volk! Niemand kan iets weggeven wat hij niet heeft, maar alleen dat wat hij heeft! jullie bezitten alleen maar domheid en onwetendheid in alle dingen! Wat kan het arme volk dus van jullie leren? Niets dan jullie onbegrijpelijke domheid! Want heus, ik heb in Rome vaak een al heel oud spreekwoord gehoord: 'Kijk, die man is nog dommer dan een Jood!', en nu merk ik zelf dat het waar is!
[9] Wij Romeinen hebben het nog nooit beneden onze waardigheid geacht om ons van de geestelijke godenleer van ieder veroverd volk precies op de hoogte te stellen en ons uitgebreid daarover te laten informeren, en toch noemt men ons heidenen, -en jullie als het volk van God geloven niet in jullie grote God, maar verachten ook nog iedere andere Godskennis zonder die ooit in het minst nader te hebben onderzocht! Wat zijn jullie dan voor mensen? Waarlijk, jullie zijn, erger nog dan de meest gewone Epicuristen, mensen geworden die uitsluitend en alleen maar denken aan hun maag en hun buik!
[10] Kijk, ik, een heiden vanaf mijn geboorte, zal je nu zeggen wat de gedenkwaardige tempel bij ja-bu-sim-bil voor een betekenis heeft, die mij ook merendeels heel andere begrippen van de ware godheid heeft bijgebracht dan welke ik vroeger had.
[11] Toen ik op een keer ongeveer tien jaar geleden voor staatszaken naar Opper-Egypte moest reizen, kwam ik ook bij de genoemde tempel, die op mij een onbeschrijflijke indruk maakte. Ik bekeek alles met de grootste opmerkzaamheid en liet mij door een daar aanwezige, helemaal verarmde priester en bewaker van dit oude bouwwerk uitleggen wat al die dingen betekenden. De oude man, die heel liefdevol en deemoedig was, was uitermate behulpzaam en legde alles zo goed aan mij uit dat ik tegen mijzelf moest zeggen: Kijk, die man is wijs en spreekt de volle waarheid!
[12] Hij zei tegen mij: 'Kijk, vriend, de reuzenfiguren aan de rechterkant stellen de zeven geesten Gods voor, waardoor de mens op deze aarde tot allerlei kennis komt en zich daarop dan vele en grootse dingen inbeeldt! De figuren aan de linkerkant zijn voorstellingen van de wilde en onbeheerste hartstochten van de mens, en daarom zie je ook aan hun voeten allerlei tekenen van dood en gericht. En kijk eens naar de tweede hal! Die is wat lager dan de eerste, en je komt er door een tamelijk nauwe deur in. Dat geeft de deemoed van de mens weer, zonder welke je onmogelijk tot het echte kennen van God komt. Daarom zie je hier ook heel bescheiden mensenfiguren in diepgebogen houding. En nu hier in de derde en laatste hal zie je alleen maar geestelijke zaken, voorgesteld door overeenkomstige tekens. En daar, helemaal bovenin zie je in een kring de tekens: ja-bu-sim-bil, -dat is: Gods woord in het hart van ieder mens die God liefheeft en zoekt. En de tekens betekenen: Ik was -ben -en zal zijn. Ik ben de Al-Ene, en buiten Mij is er geen God!'
[13] Mijn vriend, wie zoekt die vindt, en ik heb van mijn jeugd af aan gezocht en veel gevonden! Maar het allerhoogste wat in deze wereld ooit ergens te vinden was, vond ik hier, maar niet in de blindheid van jullie tempel, maar daar! Daar zit Hij in mensengestalte heel vriendelijk bij ons, waarvan in de oude tempel in de derde hal geschreven staat: Ja-bu-sim-bil! Het maakt echter helemaal niets uit of jij en nog veel meer van je soortgenoten het geloven of niet; want ondanks dat is het toch zoals ik en vele duizenden het nu geloven en altijd zullen geloven.
[14] De zevende vraag is hiermee echter ook onbeantwoord gebleven en ik zal je nu de achtste vraag stellen en zien of je in jezelf daar een antwoord op zult vinden!'
«« 214 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.