Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 1 van 1007

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] (Dat was het waarachtige licht, dat alle mensen verlicht, die op deze wereld komen. Joh. 1:9) Niet de getuige, maar zijn getuigenis en Degene, van Wie hij getuigde, waren de echte bron Die vanaf het begin alle mensen die in deze wereld komen licht en leven heeft gegeven, en hen nog steeds meer leven en licht geeft. Daarom staat in het negende vers, dat Dat het ware en echte licht is en was, Dat alle mensen in het oerbeginsel vorm gaf voor het vrije bestaan, en Dat nu kwam om dat bestaan in alle volheid te verlichten en weer aan Zichzelf gelijk te maken.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Het werd Salomo toch ook toegestaan en zelfs bevolen, om zich met zo'n pracht te bekleden als vóór hem geen koning had gedragen en ná hem ook geen koning ooit meer zal dragen. Zolang hij daar geen domme, ijdele vreugde aan verbond, maar een juiste op wijsheid berustende, was de vreugde verheffend voor zijn ziel en zijn geest. Toen hij echter later vanwege de grote luister ijdel werd en de hoogmoed zich van hem meester maakte, verdween al zijn luister voor God en alle betere mensen en hij verviel in alle zonden van de wereld des overvloeds en zijn werken en daden werden door de betere mensen gezien als dwaasheden en voor het aangezicht van God waren het ware gruwelen.
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een deel van de uit Caesarea aangekomenen gaat de berg op, omdat ze daar reeds van verre mensen hebben gezien. Als zij echter Romeinen ontwaren, trekken ze zich meteen weer terug. Ze veronderstellen namelijk dat die hier op wacht staan om de vluchtelingen op te vangen en ze weer naar de nog brandende stad terug te sturen om mee te helpen blussen, wat de orthodoxe joden op deze sabbat heel erg ongelegen zou komen. Er woonden namelijk in Caesarea nogal wat orthodoxe joden die, hoewel zij geen Farizeeër waren, heel streng de hand hielden aan de instellingen van Mozes. Het was nu de sabbat van de nieuwe maan en die werd altijd nog strenger gehouden dan de gewone! Daarom waren zij door de noodlottige gebeurtenissen van de vooravond als het ware in hun geloof versterkt en met as op het geschoren hoofd en verscheurde kleren nog veel fanatieker dan op enige andere sabbat van de nieuwe maan. Het zou voor deze zeer strenge nalevers van de sabbat beslist fataal zijn geweest, als zij door de niet sabbathoudende Romeinen teruggestuurd waren om te blussen. Derhalve bleven zij bij de aanblik van de Romeinen, hoewel die nog sluimerden, maar heel kort op de berg en verdwenen zoals gezegd met de noorderzon.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Dan zegt de OVERSTE tenslotte: "Heer, de belastering is te groot! In zo'n geval kan men niet zo snel zijn kalmte herwinnen en weerwoord geven, maar daarbij moet men zich helemaal beheersen en bedenken hoe zo'n laster mogelijk is, en zinnen op de krachtigste middelen om deze neer te slaan en tot niets te reduceren. Wie kan bewijzen dat wij het volk dwongen te offeren?! Wij droegen slechts uit wat wij zelf ondervonden en vreesden! Wie kan bewijzen dat wij anders handelden dan wij volgens de profetie moesten aannemen?! Waren de tekenen er niet naar?! Of toont de geschiedenis ons niet voorbeelden in overvloed, waar Gods geduld ophield en plotseling een verschrikkelijk gericht over de mensen kwam?! Maar wij hebben ook genoeg voorbeelden, dat God, ondanks een zeker en onherroepelijk aangekondigd strafgericht, weer zijn grote genade en erbarming schonk aan de berouwvollen, als het volk terugkeerde tot ware boete en berouw.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar dat voorschrift is ook een echte kameel waarop de Farizeeën al heel veel valse en slechte waren als echte de tempel hebben binnengesmokkeld, die het volk tegen de hoge prijs van zijn morele vrijheid voor volkomen echt moet kopen. Dat is een kwalijke zaak. Mij lijkt zo'n voorschrift, dat slechts aan bepaalde mensen een exclusief voorrecht geeft, een duivels gat waardoor de satan altijd binnen kan komen in het heiligdom. Deze bevoorrechte heiligen overschatten zichzelf, worden eerst in zekere zin op een vrome wijze trots en met een heilig geurend profetenaureool omgeven, maar later worden zij dan in volle ernst heerszuchtig en tiranniek, hoogmoedig en mateloos trots, - maar zitten nog steeds op de zetels van Mozes en Aäron! Ik vind echter broeder, - weet je, zo onder vier ogen! -dat dan de satan maar beter zelf meteen deze heilige zetels in beslag zou kunnen nemen! En door zulke ware plaatsvervangers van de satan op de zetels van Mozes en Aäron zijn heel kwade, menselijke voorschriften in de plaats gekomen van de goddelijke en wij moesten ze slikken, omdat het kameelachtige 'hellegat' voorschrift beveelt te luisteren naar hen, die op de heilige zetels zitten en te doen, wat zij bevelen.
Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik heb mensen gezien en gekend die men ware gouden mensen zou kunnen noemen voor wat betreft goedheid, liefdadigheid, geduld, zachtmoedigheid en barmhartigheid, maar op het noodlottige punt van kuisheid waren en bleven zij zwak. Zij deden weliswaar veel om ook op dat punt sterk te worden, maar hun natuur liet zich niet dwingen, zelfs niet toen de natuurlijke, algehele impotentie hun deel werd. Een maagd met weelderige vormen maakte nog altijd dezelfde wellustige indruk op hen.
Hoofdstuk 214: Wat is onkuisheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Die mensen bezaten eens óók de ware wijsheid, zoals vader Noach die bezeten heeft. Maar in de loop der tijd, toen de families tot een volk waren uitgegroeid dat duidelijk meer behoeften moest hebben dan een kleine familie, werden de fysieke krachten van de mensen te veel in beslag genomen, zodat niet iedereen zich alleen maar bezig kon houden met de innerlijke wijsheid.
Hoofdstuk 220: Het verval van de Egyptische en de Indische wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Daarop zegt MUREL: "Dat is niet de ware reden, maar het is omdat jullie dan kunnen zien hoe ik dit alles nu heb begrepen! Ik stel mij een mens voor die alle wijsheid bezit en zich helemaal alleen op deze aarde bevindt. Hij zou graag de andere mensen, als die er waren, zijn volle vertrouwen schenken. Hij zoekt de aarde tot in al haar hoeken secuur af en vindt geen levend en denkend wezen. Zijn grote wijsheid wordt hem tot last, want wat hij ook maakt en doet, het wordt door niemand gezien en bewonderd. Hoe zou het zo'n mens bij het verglijden der tijden te moede worden! Zou hij niet vertwijfelen? Zou de verschrikkelijkste verveling hem niet geheel verteren?
Hoofdstuk 239: De gedachte dat God Zich verveelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Toen legde Raphaël bij ieder de handen tegelijkertijd op voorhoofd en borst en op hetzelfde ogenblik waren de drie met de ogen van hun ziel aanwezig op de planeet Venus en kregen een goede indruk van bodem, schepsels en inrichting en hoorden zelfs de daar aanwezige mensen spreken juist tijdens een bijeenkomst ter verering van de grote Geest der geesten. En daar werd het volgende gezegd: "Mensen van deze mooie aarde, die de grote Geest schiep zoals Zijn oog dat wenste, wij zijn hier bijeen om deze grote Geest onze lof en onze verering op te dragen! De grote Geest is zeer machtig en wijs, daarom kunnen wij Hem ook alleen maar eren door ons tegenover Hem in al ons handelen zelf als wijzen te gedragen. De ware wijsheid bestaat uit de grootst mogelijke orde. De hoogste graad van deze orde is de symmetrie. Laten wij ons zelf beschouwen als het hoogtepunt van de gehele schepping! Hoe symmetrisch is de bouw van onze ledematen! Welk een gelijkenis hebben onze beide ogen, onze beide oren, onze beide handen en onze beide voeten! Kijk naar onze gestalte! Wie kan er zeggen dat er tussen ons niet de grootst mogelijke, fysiologische gelijkenis bestaat? Als er in onze karakters en temperamenten geen verschil zou zijn, zou er geen persoonlijke herkenning mogelijk zijn!
Hoofdstuk 245: Op Venus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Ook CYRENIUS zegt: "Ja, die man moet geholpen worden, want zoveel buitengewoon wonderbaarlijke zaken uit Uw goddelijke orde zijn hier nog niet eerder onthuld! De onthullingen van Mathaël waren groot en brachten mij tot diep nadenken, maar wat deze Zorel nu allemaal heeft onthuld, is ongehoord! Het is nauwelijks te geloven en haast niet denkbaar dat zulke diepe innerlijke wijsheden zich nog in menselijke woorden laten vatten en zich vervolgens in klare taal begrijpelijk laten beschrijven! Kortom, ik ben helemaal buiten mijzelf door deze Zorel! Als hij dat hierna, wanneer hij lichamelijk weer ontwaakt is, ook zou kunnen vertellen, 0, dan zou ik hem op een troon zetten om van daaraf de mensen de grote waarheid te prediken, opdat zij allen met meer zekerheid de ware en volmaakte bestemming van hun bestaan en leven zouden bereiken!"
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Mathaël:) "Toen ik een jongen van twaalfjaar was en reeds in staat was met mannelijke ernst te denken en te spreken, werden er in Jeruzalem een aantal roofmoordenaars van de ergste soort veroordeeld om gekruisigd te worden. In totaal waren het er zeven. Dat baarde in die tijd niet alleen in Jeruzalem veel opzien, maar ook in de verre omtrek. In die tijd was een zekere Cornelius hoofd van het Romeinse leger en daarbij ook tijdelijk landvoogd. Hij was bijzonder vertoornd over deze aartsbooswichten, omdat zij met ware tijgeraard de gevangen mensen zo maar voor hun plezier onder allerlei verschrikkelijke martelingen doodden en er des te meer plezier in hadden naarmate zij iemand langer konden kwellen. Kortom, het begrip' duivel' zou voor hen nog veel te goed en fatsoenlijk zijn!"
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De overste haalde zijn schouders op en zei: 'Op directe wijze zeker nog nooit; maar indirect vindt men in de geschriften en mondelinge overleveringen echte voorbeelden van heel rechtvaardige en vrome mensen, die in een zekere geestesvervoering gebracht zijn waarin zij de geest van God zagen als een licht dat alle ruimten der oneindigheid vervulde en waarbij zij waarnamen dat zij zelf een deel van dat licht waren. Allen die zo'n genade ten deel viel, getuigen dat zij in dit licht door en door gegrepen werden door een onuitsprekelijk geluksgevoel en begonnen te profeteren; en wat zij dan profeteerden, is ook steeds uitgekomen. Maar nog nooit heeft een sterveling de ware oergod in een andere vorm gezien!
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik ben eigenlijk en voornamelijk in deze wereld gekomen om de geheel ontaarde mensheid, die Mijn oorspronkelijke orde geheel verlaten heeft, weer door lessen, voorbeelden en daden in die oertoestand terug te brengen waarin de eerste mensen zich bevonden, die ware heersers over alle andere schepsels waren.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] In de grote natuur is alles vrij; alleen de mens is als het ware een vloek voor zichzelf en voor de gezamenlijke andere vrije werken van de grote meesteres, de natuur! Luie mensen begonnen eens luchtkastelen te bouwen en bedachten de onbeduidende goden, die zij zich voorstelden en ook vormden zoals zij zelf waren, met alle menselijke, slechte eigenschappen. Met deze goden creëerde de mens dus nieuwe plaaggeesten, die op zichzelf de mens beslist nooit kwaad zouden doen; maar de mens bouwde voor deze door hem bedachte goden, die in werkelijkheid nooit ergens waren en ook nooit ergens zullen zijn, tempels, en wijdde zichzelf in .als hun plaatsvervanger, voorzien van allerlei dwang -, schrik en plaagmiddelen, en voerde daardoor naast zijn heerschappij over de zwakke mensheid ook de onverbiddelijkste tirannie van de door hem bedachte, onzichtbare wezens in. Zij, die in werkelijkheid nooit ergens hebben bestaan, bestaan nu steeds maar door tot kwelling van de arme mensheld, daarentegen des te meer tot nut en voordeel van de machtigen, omdat die door de machtige invloed die zij voorwenden uit te oefenen, veel gemakkelijker de mensheid blinde gehoorzaamheid opleggen, dan door het zwaard alleen. En dus kunnen uit de aard der zaak met het zuivere verstand denken wat men wij, toch staat overal de sterke, machtige mens klaar voor alles, alles wat maar ooit mogelijk is, en heerst weldra als een koning voorzien van zwaard en lans en gelijktijdig ook als een almachtige plaatsvervanger van de goden. Wee degene die zich als oningewijd mens verstouten zou achter de door de mensen geweven sluier van Isis te kijken! O wee, o wee, o wee, -die zouden door de goden wel toegetakeld worden!
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Van louter verbazing over Roclus' ervaringen en diens juiste beoordeling van de verschijnselen - zowel op het gebied van de moreel politieke levensomstandigheden van de volkeren, als wel over hun verschillende zeden en levenswijzen en hun religieuze cultus, alsook op het meer omvangrijke gebied van allerlei natuurverschijnselen -wist Cyrenius niet hoe hij daar nu met enigszins steekhoudende argumenten op kon antwoorden; want alle uiteenzettingen van Roclus waren gebaseerd op de vaste grond van ervaringen, en strikt genomen was daar niets tegenin te brengen. Het priesterdom kende Cyrenius maar al te goed, en hij wist wat de motieven voor zijn oude, duistere praktijken waren. Bovendien zag hij Roclus als een goed en hoogst onbaatzuchtig mens, die alleen maar Esseen was geworden om met ieder middel, dat niet in tegenspraak was met humaniteit en ware naastenliefde voor alle mensen die blind zijn zonder daar schuld aan te hebben, de altijd en overallijdende mensheid te helpen. Kortom, Cyrenius begon steeds meer sympathie voor Roclus op te vatten.
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...