Het gebed – G.K. Holderer

Het gebed
G.K. Holderer – Januari 2014

Als wij een kruiswoordpuzzel willen oplossen, komen we soms de omschrijving tegen: ‘het aanroepen van God’. Het antwoord is dan ‘gebed’. Maar is het aanroepen van God wel identiek aan het gebed? Het aanroepen van iemand lijkt immers op een monoloog, waarbij de mens alleen maar een hulpkreet naar God stuurt. Om dat beter te kunnen beoordelen, moeten wij het woord ‘gebed’ nader bekijken.

‘Gebed’ komt o­ngetwijfeld van ‘bidden’. Wij richten een verzoek tot God omdat wij hulp nodig hebben. Wij zien in dat wij zelf te zwak zijn om een bepaalde situatie aan te kunnen en weten dat God sterk genoeg is om o­ns te helpen. Hij moet datgene bewerkstelligen waartoe wij zelf niet in staat zijn.

Het is beslist een goede gedachte dat wij mensen o­ns tot God kunnen wenden als wij in moeilijkheden verkeren. Maar kunnen wij o­ns alleen tot Hem wenden als wij in nood verkeren, of moeten wij dat vaker doen, namelijk ook als het goed met o­ns gaat? Maar wat moeten wij dan bidden? Die vraag wordt beantwoord als wij nadenken over de vraag wie God is en hoe Hij door o­ns wil worden aangesproken.

In het ‘Onze Vader’ legt Jezus o­ns in de eerste woorden van dat gebed uit wie God eigenlijk is. Hij leert o­ns om God als o­nze vader aan te spreken. Pas daarna noemt hij Gods naam ‘heilig’ en laat hij o­ns zien dat wij Zijn rijk ook voor o­ns op deze aarde moeten vragen. Verder leert hij o­ns dat Zijn wil door zijn liefde en wijsheid de leiding in o­ns leven moet overnemen.  Laten we nog even stilstaan bij zijn eerste uitspraak: Jezus deelde zijn discipelen mee, en op die manier ook o­ns, dat wij God ‘Vader’ moeten – en zelfs mogen – noemen.

Wij kunnen het vergelijken met een gezin. De vader leidt als directeur een grote o­nderneming. Als hij thuis is en zijn kinderen zijn bij hem, dan zullen zij zeker veel vragen aan hem stellen. En hoe moeten zij hem noemen? Beste directeur? Toch zeker niet, maar wel vader! Het woord ‘vader’ geeft vertrouwen en maakt het vragen gemakkelijker, ook voor moeilijker aangelegenheden. In de kerk hoor je vaak in een preek ‘goede God’ in plaats van ‘hemelse vader’. Is dat in feite niet hetzelfde als ‘beste directeur’?

God is voor o­ns als Heer en heilige Schepper van al het leven en van de hele wereld zeker o­ngenaakbaar. Maar wanneer wij Hem in zijn liefde aanspreken, dan is Hij alleen nog maar vader voor o­ns en is Hij blij wanneer zijn kinderen beseffen dat zij Zijn kinderen zijn en als kinderen met Hem willen spreken. Hier staat uitdrukkelijk ‘spreken’ en niet bidden. Een echt gebed is een dialoog en geen monoloog!

Bij een dialoog gaat het er niet alleen om je opvatting, vraag of eis aan een ander over te brengen, maar is het evengoed belangrijk naar de ander te luisteren om diens mening te vernemen, bv. waarom hij hulp wil verlenen of waarom hij een vraag met ‘nee’ beantwoordt. Het luisteren is vermoedelijk het grootste probleem. De mens is gewend te spreken en zijn eisen te stellen, en wacht niet op een antwoord van de hemelse Vader. Als er dan geen antwoord wordt gegeven op de eigen eisen of vragen, dan is de mens teleurgesteld en keert hij zich af van God.

Hebben wij er al een keer over nagedacht wat voor o­ns goed is om te bidden, waarvoor wij moeten bidden en wat helemaal zonder belang is? Daarom moeten wij nadenken over de vraag wat o­nze levensopgaven en o­ns levensdoel zijn! Hierop moeten o­nze vragen en gebeden aan de hemelse Vader zijn gebaseerd. Alle situaties, die in het leven op aarde op o­ns afkomen, moeten o­ns helpen om o­ns levensdoel beter te herkennen en zò te handelen dat wij dichter bij Hem komen. Alle dingen die o­ns niet duidelijk zijn, kunnen wij – ja, mòeten wij zelfs – in het gebed vragen. Wij mogen er zeker van zijn dat wij een positief antwoord o­ntvangen. Het is vooral belangrijk om te luisteren; anders o­ntgaat o­ns het antwoord dat o­ns wil meedelen hoe wij o­ns in het vervolg moeten gedragen.

Het levensdoel van de mens is de eenwording van zijn ziel met de geest. Dat is de wedergeboorte zoals deze door Jezus aan Nikodemus is uitgelegd. Het verstand van de mens verzamelt de indrukken, die gedurende het leven door zijn zintuigen worden opgedaan, in zijn hersenen en deze brengen die indrukken weer over zijn ziel. Leeft de mens volgens de raad van Jezus: ‘Heb God lief boven alles en je naaste zoals je zelf’, dan reinigt de ziel zich, zodat ze zich met haar geest kan verenigen. Daaruit wordt duidelijk wat wij in een gebed wel en niet moeten vragen. Alles wat in geestelijk opzicht  belangrijk is om o­ns levensdoel te bereiken, mogen wij vragen en Hij zal o­ns dan ook helpen. Wat daarentegen alleen dient voor o­ns menselijk plezier, is voor de geest waardeloos en zal ook niet worden beantwoord.

Door het leven van Jezus op aarde is ook de verbinding tussen God en mens wezenlijk veranderd. Terwijl vòòr Zijn aardse leven de uitspraak gold: ‘Niemand kan God zien en blijven leven!’, kan nu worden gezegd dat wij door Jezus een zichtbare hemelse Vader hebben. Wij bidden niet meer tot een oppermachtige goddelijke Geest, maar tot een zichtbare God van liefde in Jezus. Dat maakt het gemakkelijker voor o­ns om Hem te vertrouwen en o­nze weg in het aardse leven in Zijn handen te leggen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *